| |
Leerredenen, over het Leeven van David. Door Paulus Bonnet, Predikant te Rotterdam. Eerste Deel. Te Rotterdam, by P. en J. Holstein; en te Utrecht, by A. van Paddenburg en G. van den Brink Jansz. 1787. 539 bladz. in gr. 8vo.
Reeds in den jaare 1768 ving de Eerw. p. bonnet, voor zyne Gemeente, aan het behandelen van david's Leeven, en leedt het tot in 1781, dat hy deeze taak ten einde bragt. Zyn oogmerk daar in was, het heilig Geschied- | |
| |
verhaal, zo verre hem zulks noodig scheen, kortlyk toe te lichten; de wonderbaare bestuuring der hooge Voorzienigheid te doen opmerken; david's eer, tegen ongegronde misduidingen en vuilen laster, door het spottend Ongeloof op hem geworpen, te verdeedigen, en, uit dit alles, nuttig onderwys, ter bevordering van tydlyk en eeuwig heil, op te zamelen, en daar door zyne Gemeente te stigten. - Geene gedagten hadt zyne Eerwaarde in den beginne, om ze door den druk gemeen te maaken; doch eerlang was zyn voorneemen, om het handschrift in die orde te brengen, dat men, zulks goedvindende, naa zyn dood, die Leerredenen in 't licht zou kunnen geeven: doch zyn hem, naderhand, ongemelde redenen voorgekomen om van besluit te veranderen, en tot de tegenwoordige Uitgave over te gaan.
Verre is, derhalven, dit Werk van een verhaast en daar door onbekookt werk te weezen; en zal het, als men by het doorbladeren, gelyk de Eerw. Opsteller verzoekt, onder 't oog houdt, dat de Leerredenen tot stigting slegts der Gemeente zyn opgesteld, by allen, die aan deezen Leertrant gewoon zyn, een gunstig onthaal ontmoeten; alleen zullen zy, met ons, mogelyk, klaagen, dat het Hoofdvoorwerp, david, wel eens wat te verre uit het oog verlooren, en door eene menigte bybeelden en andere voorwerpen te veel omzet wordt.
Wy kunnen in deezen niets beters doen, om aanvanglyk dit Werk bekend te maaken, dan op te geeven de Charactertrekken van david, hoedanig ze ons in de Eerste Leerreden worden voorgesteld, en teffens uit welk een oogpunt van stigtend nut zyn Eerw. de Leevensgeschiedenis van deezen Vorst beschouwt; immers, dit is het grondwerk van alles, en zal teffens den schryfstyl aan 's Leezers oog bloot leggen.
‘Het Geschiedverhaal (david betreffende, zegt hy) mogen wy beschouwen als eene Leevensbeschryving van eenen der grootste Mannen, in de weereld en in de kerk. Hier zien wy beschreeven den leevensloop en de lotgevallen, niet slegts van een Mensch, maar van een, door zyne bedryven en wedervaaren, zeer zonderling Mensch, - niet slegts van een zonderling Mensch; maar van een zonderling Godvrugtig Mensch, die in genade en verdorvenheden, in deugden en zonden, in wysheid en onbedachtzaamheden, in licht en duisternissen, in geloof en twyffelmoedigheid, in voor- en tegenspoed, in vrede
| |
| |
en stryd, in eere en versmaadheid, in beproevingen en uitreddingen, misschien nimmer weêrgaê had: - van een zonderling godvrugtig Man, even zonderling zoo wel in zyne lotgevallen, welken hy onderging, als in zyne betrekkingen, welken hy in de kerk en in de weereld had: - van eenen Man, die Herder was van Schaapen, in weide en stal, en Koning over volken; die Zanger aan het Hof, Veldheer in het Leger, verjaagde Balling uit beide, en erfgenaam van Troon en Kroon, was: - van eenen Man, die, in zyne kamer, een ernstig bidder; in het veld een heldhaftig Krygsman; in de kerk een voortreffelyk Leeraar; en voor het Heiligdom een uitmuntend Dichter was: - van een Mensch, die te gelyk een allergelukkigst Man, een gezegendst en rampspoedigst Vader, en, in vrede en oorlog, in rust en onrust, in leeven en sterven, zeer droevig en blyde was: en eindelyk - hoe groot is dit! - juichend naar den hemel ging! By dit alles staat ons david te beschouwen, als een doorlugtig voorbeeld van zynen grooten Zoon naar den vleesch, Vorst Messias.’
Het Leeven van david heet hy, wyders, ‘Eene stoffe, waar in alles samen loopt om onze aandacht sterk op te wekken, en de lust, tot vlytige naspooring en het verkrygen van geheiligde kennis, gaande te maaken. Geschiedverhaalen pleegen 's menschen geest, zoo die niet, in eene vadzige loomheid, eer slaapt dan leeft, aangenaam op te wekken; en daar anders, in veele dingen, de ouderdom zich door bevalligheid niet zeer veraangenaamt, hebben de Geschiedenissen, naar maate van derzelver Ouderdom, by de eerwaardigheid, eene inneemende aanvalligheid. Dan, david's Leevensverhaal roept ons tot gryze Oudheid te rug. - Veelen leezen gaarne de verhaalen van dappere gevechten, bloedige oorlogen, zegeryke overwinningen, en uitgebreide veroveringen. Maar hier vinden wy verhaald, oorlogen des heeren, gevoerd door Gods byzonder beleid, en bekroond met zegen, zo wonderbaar als groot. - Men leest en beschouwt met verwondering, de omwentelingen in, en nog meer van, eenen ganschen Staat. Dat, als een gevolg, van eenen rampzaligen burgerkryg, in het Roomsch Gemeenebest eene één- en opperhoofdige regeering, door Julius Caesar, wordt ingevoerd; dat die Vorst door schynvrienden wordt vermoord; dat dus de Stad in een zee van verwarring nederstort; dat de bloedverwand en aangenaamen
| |
| |
zoon van den vermoorden Vorst, Octavianus, door onbegrypelyke list, en verfoeilyke bloedstortingen, de opperheerschappy bemagtigt en bevestigt; dit alles houdt de aaudagt van den leezer opgetoogen. - Maar hier zien wy Israëls Gemeenebest, onlangs in eene eenhoofdige Opperheerschappy veranderd, den eersten Vorst, door God verworpen, vervolgends, met het grootste deel van zyn koninglyk huis, onherstelbaar geslaagen, en den dolk in zyn eigen boezem drukken. Kort daar na, zien wy het Ryk gescheurd, en door bloedige krygen jammerlyk van een gereeten, doch eindelyk, onder onzen david, gelukkiglyk vereenigd, gezegend, en in gewenschten bloeistaat bevestigt. - Men leest met zonderlinge aandoeningen, van genoegen en vermaak, de buitengewoone lotgevallen van vermaarde Mannen, van zulken vooral, die groote wederwaardigheden, en dringende gevaaren, door zonderlinge bestellingen der Voorzienigheid, ontworstelende, ten hoogsten top van magt en eere klommen, en, door loflyke daaden, zich eenen grooten naam verkreegen hebben. Met welk een genoegen en vermaak leest men, hoe Cyrus - zo anders het verhaal van Herodoot waarheid is, door zynen moederlyken Grootvader Astyages, kort na zyne geboorte, ter dood was gegeeven, door het mededoogen van eene herdersvrouw by het leeven bewaard, en opgevoed, omtrent den ouderdom van tien jaaren, door een vreemd geval, zynen Grootvader bekend geworden, zynen ouderen wordt weder gegeeven, vervolgens den troon der Meden beklimt, en, zyne heerschappy uitbreidende, zoo beroemd een Vorst geworden is! - Dan, wat van dit verhaal ook zy, hier zien wy een' jongen Herder, door het bestel der hooge Voorzienigheid, eerst aan het hof, vervolgens in het leger, en eindelyk, na het ontworstelen van menigvuldige gevaaren, op Israëls troon gebragt, en toen overwinnaar van zyne vyanden, uitbreider van zyn gebied, bevestiger van den Staat, en grondlegger
van een huis, welks roem de eeuwen verduurt. - Men leest met verbaazing, de zeldzaame lotgevallen van vermaarde huizen. Wien treft het niet Augustus te zien, zoo groot in het opperbewind, maar zoo ongelukkig in zyn huwelyk, in kinderen en huisgezin? En, om van geenen Xerxes, Darius, Alexander, Pompejus, en andere beruchte voorbeelden, van lang verledene eeuwen, te spreeken, wie leest, zonder aandoening, de rampzaligheden van het huis de Medi- | |
| |
cis, en de treurige gevallen van het huis van Stuart? Maar ziet hier een godvrugtig Man, niet altyd gelukkig met zyne Vrouwen; een liefhebbend Vader, ongelukkig met verscheiden van zyne kinderen; een Vorst, wien eerst de troon lang betwist werd, die naderhand, vlugtende voor zyn eigen zoon, denzelven verlaaten moest, en, op den troon hersteld, denzelven eindelyk, door den dood, in vollen luister ontruimde. Ziet hier een Vorst, wiens nakroost alle de beurtwisselingen van een onzeker geluk en ongeluk, op eene verbaazende wyze, onderging. Na lang den troon bezeten te hebben, zien wy het in gevangenis en kerker - in eere weder hersteld, - allengs in het onbekende duister als verdwynen - en heerlyk weder te voorschyn komen, - en nu, in den tegenbeeldigen david, met eere en heerlykheid gekroond, eeuwig leeven! - Eindelyk; een verstandig en godvrugtig gemoed kan niet dan zeer belust zyn, om het bestaan, bedryf, ondervindingen en lotgevallen, van Persoonen te kennen, welken, in wysheid, genade, en godzaligheid uitmuntende, door God, op veelerlei wyzen, beproefd en geoefend, en tot groote dingen, in kerken burgerstaat, gebruikt zyn. Maar hier zien wy eenen david, begaafd met wysheid, als een Engel Gods, begenadigd met eene groote
maate van 's Heeren Geest, buitengemeen verlicht in de kennis der hemelsche waarheid, en, niettegenstaande zyne struikelingen, een voorbeeld van beminnelyke Godzaligheid, beproefd in vooren tegenspoed, en een heerlyk werktuig in 's Heeren hand, tot heil van Israëls burgerstaat, en zegen voor de Kerk, in zynen tyd niet alleen; maar ook in laateren eeuwe, en tot aan 's weerelds einde. - Men leest Ester VI. 1. dat Ahasveros, in een slaaploozen nacht, geboodt, dat men het boek der gedachtenissen, de Kronyken, brengen, en daarin voor hem leezen zou. De beroemdste Vorsten, van het Roomsche, het Oostersche en Westersche Keizerryk; de wyste Burgerbestuurders, de dapperste Krygshelden, erkenden, door hun voorbeeld en naarstigheid in het onderzoeken der Geschiedenissen, het groot belang dat zy in dezelve stelden; en hunne gedraagingen en daaden toonen het groot nut, welk zy 'er uit verkreegen: Wy, Christenen, die, voor het meerendeel, elk in zyne betrekking, tot het bestuur van voorwerpen en zaaken buiten ons, en alle, tot het bestuuren van ons eigen hart en wandel en tot stryd geroepen wor- | |
| |
den, behoorden lust te hebben, om den leevensloop en lotgevallen van david, wel te kennen, daar wy in dezelven zoo veel voorschriften vinden van wys bestuur, en onderwys in den dagelykschen stryd.’
Hoe veele Deelen deeze Leerredenen over het Leeven van david zullen beslaan, heeft de Eerw. Schryver niet aangeduid; doch hebben wy 'er waarschynlyk nog al eenige te wagten. Het tegenwoordig Deel eindigt met david's Huwelyk met michal. Doch heeft de Schryver, gelyk hy in zyne Voorreden zegt, ‘nu en dan twee Leerredenen tot één gebragt, om het gedrukte werk daar door te bekorten.’
|
|