bestaat hierin, dat men, zonder in aanmerking te nemen hunne laage en slegte uitdrukkingen, zeden, en denkwyze, hun gezelschap zoekt, en boven dat van beschaafder menschen waardeert; hen tot zyne vertrouwden maakt; in hunne ongebondenheden smaak vindt; hunne dwalingen en mispassen vergoelykt, of zelfs begunstigt en helpt uitvoeren.”
Zo verhaalde zy ons van zekere Juffer Siegfried, die, tot haar ongeluk, van hare jeugd af, meer in de kinderkamer, dan onder het opzigt harer Moeder, was opgevoed, wyl die zelf te gaarne na de gezelschappen ging, en 'er zich nooit over bekommerde wat soort van dienstboden zy zich behoorde te verkiezen. Dit meisje hoorde of zag hier niets, waarin eenig verstand doorstak, en erfde de gebreken dier lieden wel dra over; dat is, zy wierd bygelovig, onbedagtzaam, onbeschaamd, snoepig, bedriegelyk, leugenagtig, en gaf zich dus geheel aan hare neigingen over. Toen hare Moeder haar, nu onder geworden, de sleutels van de kas en kelder betrouwde, zo wierd 'er, zo dra die maar de hielen geligt had, onder de huisgenoten gekookt en gebraden, braaf gegeten en gedronken. De Moeder, dit wel dra ontdekt hebbende, verweet haar dit dikwyls, en bestrafte haar zeer ernstig. Maar wat was het gevolg? Toen men haar eene gestrenge Gouvernante beschikte, dagt zy, dat zy te hard wierd behandeld; spande met een van de bedienden samen en nam stil de vlugt, na dat zy eerst haren Ouderen zo veel ontvreemd had, als zy maar eenigzins grypen of vangen konde. Vervolgens wierd zy der armoede en elende ten prooi, en vertrok nog als korporaals vrouw met de troupen na America, alwaar zy nu reeds gestorven zal zyn. - Ziet, dit heet met geringe lieden zich gemeen maken, en dan zyn dat de gevolgen.
Men zou evenwel kwalyk doen, met altyd te gelooven, dat gemeene lieden ook gemeen of slegt denken Zo dra men het tegendeel ziet, moet men ze des te meer eeren en achten, naar mate zy zich meer boven hunnen stand en de gemeene denkwyze verheffen; en dan heeft men 'er zelf eere van, dat men op zo eene goede en vriendlyke wyze met hen omgaat. Men stelt hen als menschen met ons gelyk, en verheft hen dus; en dit is ongelyk veel beter dan hen te verlaagen, of met verontwaardiging te behandelen.’
‘Deze vermaningen vond ik alzins voortreffelyk, te meer, daar ik onze tegenwoordige dienstmaagd zeer genegen ben, en ook veel goeds van haar leere,’