Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1787
(1787)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 590]
| |
Leevensbyzonderheden van den door zyne reizen beroemden Jonas Hanway, Esq.(Uit The Remarkable Occurrences in the Life of Jonas Hanway. Esq. van den Heer pugh.)
(Vervolg van bladz. 550.)
In deezen toestand vondt de Heer hanway het noodig, het armst mogelyk voorkomen aan te neemen; zyne kleederen waren versleeten, en hingen aan lappen by 't lyf. Zy moesten verscheide Rivieren overtrekken; doch, armoede voorgeevende, werden zy om niet overgezet. Het grootste gedeelte van het geld, te Astrabad verborgen, bezat hy nog; maar durfde 'er niets van laaten blyken. 't Volk des Admiraals, eindelyk halte houdende, kwam hy weder by 't zelve, vondt 'er zyn Klerk en Knegt, die gelnkkig tot dien tyd toe Paarden gekreegen hadden. Den volgenden dag geliet zich de Admiraal, als of hy den voortgang der Oproeringen, die aanhielden met hem te vervolgen, wilde stuiten. De Heer hanway hadt toen, in bykans veertig uuren, niets geëeten, dan een weinig gedroogde boontjes, welke hy, by toeval, in zyn zak vondt: en hy vondt zich genoodzaakt by de Boeren te bedelen, 't geen hy niet durfde koopen. In den nagt verliet de Admiraal, schoon hy beloofd hadt zonder hanway niet te zullen vertrekken, de plaats met al zyn reisvoorraad; hem, met de zynen, agter laatende, zonder eenigen voorraad, en onbeschermd. - Op de Voorzienigheid vertrouwende, besloot hy wederom den Admiraal te volgen, dien hy gelukkig inhaalde. In een donkeren en onstuimigen nagt, waar in hy, schoon met de uiterste moeite, de Lastpaarden hadt kunnen byblyven, tot dat hy geheel ten einde zyne kragten was, greep hy, door wanhoop gedreeven, den breidel van het paard des Admiraals, en sprak het woord Shah, met den grootsten nadruk, uit. De nadruklyke ernst, waar mede dit woord van zyne lippen vloeide, bragt den Persiaan tot dat bezef van pligt, 't welk noch zyne gedaane beloften, noch de voorschriften van menschlykheid, in hem hadden kunnen verwekken. Hy beval zyn Visier den Heer hanway agter op zyn paard te neemen, tot hy een ander paard | |
[pagina 591]
| |
voor zich zelven kreeg; en een der Lastdryveren hadt medelyden, met den getrouwen Tartaarschen Jongen, en nam hem op. De Klerk en Knegt hadden nog kragts genoeg om te voet te gaan: doch de eerstgemelde, naa eenige mylen voortgetrokken te zyn, smeekte den Heer hanway, om gebruik van zyn paard te mogen maaken, 't welk hy toestemde, tot zyne eigene vermoeidheid hem noodzaakte, zyn Medereiziger te doen afstygen: en zints dien tyd, zag hy zyn Klerk niet weder, voor dat hy eenige dagen te Ghilan geweest was. De vrees des Admiraals, die de wreedheid der Turkumansche Tartaaren kende, zette hem aan, om, van 's avonds ten zeven uuren, tot 's anderen daags 's morgens op dit uur, voort te trekken; en, naa eene korte ruste, tot vier uuren in den naamiddag, onder een gestadigen regen en onweêr. Meer dan eens bleef de Heer hanway, door slaap en vermoeidheid, agter; doch hy hadt het geluk, om den Admiraal weder by te komen. In den morgenstond van den vierden February, kreegen zy berigt, dat 'er een hoop Tartaaren geweest was in het huis waar de Admiraal geslaapen hadt. En, op hunnen weg, tusschen den kant van een bosch en den zeeoever, gaf de voorhoede een sein, als of 'er in het bosch zich Tartaaren bevonden. De Admiraal gaf terstond bevel om 'er op te schieten. Toen de Heer hanway aankwam, vondt hy vyf ongelukkigen, die na het Leger van den shah reisden, om dienst te neemen; op 't sterven liggende aan de bekomene wonden. Den volgenden dag en nagt, reisden zy twintig uuren. De inhammen van de Caspische Zee en de wateren van het gebergte afstortende, hadden veele kanaalen gevormd, van welke zommige naauwlyks doorwaad konden worden: de branding van de Zee, by welke zy digt heen moesten trekken, deedt veele paarden vallen, en de beryders liepen groot gevaar van te verdrinken. Op den zevenden, oordeelde zich de Admiraal buiten gevaar, en nam eenigzins rust. In de Oostersche Landen is het geen gebruik voor eenig Man naby eene Vrouw te komen, dan alleen de Egtgenoot; doch op deeze reize hadden de omstandigheden medegebragt, dat men op die gezetheden zo naauw geen agt kon slaan, en de Heer hanway hadt meer dan ééns de post (in Persië geenzins de aanzienlykste) bekleed, om de Vrouw des Admiraals te bewaaren. Thans hadt hy het geheele Landschap Mesanderan door- | |
[pagina 592]
| |
gereisd; maar zo groot was zyn ongemak, en de ongenade des weers, geweest, dat hy, in drie- en twintig dagen, geen uur onafgebrooken hadt mogen slaapen. Eindelyk kwam hy te Langarood, van waar hy, zeven weeken geleeden, vertrok. Capitein elton ontving hem met open armen, wenschte hem geluk met de behoudenis zyns leevens en zyner vryheid; hem verzekerende, dat de shah hem Regt zou verschaffen. Naa eenige weinige dagen, werden zyn Klerk en Knegt, van hem agtergelaaten, door de Bedienden van Capitein elton binnen gebragt. De Klerk hadt zich twee dagen en drie nagten zonder voedzel of dekzel bevonden, vyfmaal hadt men hem uitgeschud, tot hy bykans geheel naakt was. De Tolk daagde omtrent drie weeken laater op; een Paspoort van sadoc aga verkreegen hebbende. Toen de Heer hanway te Langarood kwam, waren zyne voeten en beenen deerlyk gezwollen, zyne kleederen waren in langen tyd niet van zyn lyf geweest, en hy vondt zich in een slegten staat van gezondheid. Eenige dagen by Capitein elton vertoefd hebbende, ging hy op reis naa Reshd, 't geen hy den negentienden van February bereikte. Met moeite kreeg hy den Landvoogd te spreeken, die hem onderrigtte, dat de shah, binnen kort, in Turkyën, of digt op de grenzen van Syrie, verwagt werd. Deeze tyding zette hem aan om de reis te vervorderen, en den shah op te zoeken. Zich van nieuwe Kleederen, Paarden, Tenten, Vuurwapenen, en Zabels voor zyne vyf Medegangers, voorzien hebbende, verliet hy Reshd, en kwam, bykans blind door de wederkaatzing van de sneeuw op den grond liggende, den tweeden van Maart, te Casbin, waar een nieuw Paleis door nadir shah gebouwd was. Deeze Stad is beroemd, dewyl dezelve de verblyfplaats geweest is der oude Koningen van Persië: zy was een der oude Steden van Parthia, en de Begraafplaats van hephestion, den Gunsteling van alexander den grooten. Op den elfden van Maart, vervoegde zich de Heer hanway in een gezelschap, na de Legerplaats van den shah gaande, die, gelyk de spraak ging, na Hamadan trok. Langs den geheelen weg, zag hy de jammerzalige uitwerkzels van nadir's dwinglandy. Het Volk hun voor Roovers of Soldaaten, die even slegt waren, aanziende, vlood na 't gebergte, en liet hun voor zich zelven zorgen. Welhaast ontdekte de Heer hanway, dat alle zyne | |
[pagina 593]
| |
Persiaansche Reisgenooten, onder de bewaaring van een Leidsman, stonden, die hun na de Legerplaats bragt; en zo groot was de schrik, dien nadir's wreedheid veroorzaakt hadt, dat deeze eene Persoon acht of tien Officiers van rang, met alle hunne Knegten, gevangen hield. Op den twintigsten, bereikte hanway de Legerplaats des shahs, en sloeg zyn Tent neder digt by den Vorstlyken Standaart. Onmiddelyk leverde hy zyn verzoekschrift over, smeekende om de wedergaave van zyne Caravane, uit de Rykschatkist. Binnen korten tyd verwierf hy een besluit van den shah, dat de byzonderheden van zyn eisch overgeleverd zouden worden aan behbud khan, des shahs Generaal, nu te Astrabad gekomen, en die dat gedeelte der goederen, welke hy kon weder krygen, hem zou te rug geeven, en het ontbreekende goed maaken uit de verbeurdverklaarde bezittingen der Rebellen. - Dit besluit, schoon een doorslaande blyk van nadir's regtvaardigheid, was, nogthans, onaangenaam voor onzen Reiziger: dewyl het hem noodzaakte weder na Astrabad te keeren; doch de yver voor de zaak, welke hy op zich hadt genomen, kwam alle hinderpaalen te boven. Terwyl de Heer hanway wagtte na een antwoord op zyn verzoek, hadt hy gelegenheid om de geheele Legerplaats van den shah te bezigtigen, en kundschap op te doen, van de wyze, waar op hy oorloogde en zyne Staatszaaken verrigtte, als mede van zyne magt, uitspanningen en character. Desgelyks was hy, zyns ondanks, ooggetuigen van veele wreedheden door nadir gepleegd, al te schriklyk om vermeld te worden. De Heer hanway verliet de Legerplaats op den zeven- en twintigsten van Maart, en kwam, op den vyfden van April, te Langarood, waar Capitein elton hem weder vriendlyk ontving. Den eersten van May, vertrok hy van daar, om te land door Mesanderan na Astrabad te reizen. Zyn gezelschap bestondt uit zes welgewapende Lieden. Den eersten avond geraakten zy, door de donkerheid, verdwaald in een bosch; maar eindelyk een licht ontdekkende, gingen zy daar op af, en vonden het huis door boomen afgeslooten. Zy zogten, door alle redenen van overtuiging, den Bewoonder over te haalen, dat hy hun op den weg zou helpen; doch hunne redenen geen ingang vindende, braken zy, als egte Persiaanen, in het huis, bonden des Bewoonders arm met een touw, hem dwingende hun te geleiden. Deeze harde behandeling, | |
[pagina 594]
| |
het uitwerkzel van noodzaaklykheid, vergoedde de Heer hanway, door hem, voor de moeite, te loonen, en weder te rug te zenden, zo ras zy den regten weg hadden. Niet verre waren zy voortgereisd, of twee der Lieden, gehuurd om de Bagadie te geleiden, verlieten, uit vrees voor eenig onheil, hun last en het gezelschap teffens, op 't alleronverwagtst. In den morgen verscheenen zy met vyftig Soldaaten, de Overste bood zyn dienst aan, om den Heer hanway, met de zynen, te beschermen, 't welk hy gaarne aannam. Dieper het land intrekkende, vonden zy de Boeren langs hoe onbeschofter. Hanway hadt zich van den Oversten afgezonderd, en tien uit zyne bende voor Lyfwagt aangenomen. De Landbewoonders, van welken 'er veelen deel gehad hadden in den laatsten opstand, vreezende dat de Soldaaten bevel hadden om hun te vatten, greepen de wapens op, en weigerden hun voorraad te verschaffen. Hy verkreeg egter eenige leevensbehoeften, onder voorwaarde dat de Soldaaten den geheelen nagt in 't veld, onder de wapenen, zouden blyven, waar hy zyn tent opsloeg; doch in den nagt verlieten de wagten hun convoy, en droegen zorg voor zich zelven. Op den negenden bereikte hanway Balfruth, waar hy berigt kreeg, dat het volk van Astrabad zich zeer ras aan sadoc aga, den Bevelhebber der Rebellen, onderworpen had, toen hy magt bezat; doch dat zy ismael beg, een Man van aanzien, als Landvoogd door sadoc aga, daar gelaaten, op de tyding van der Rebellen nederlaage, aangetast en omgebragt hadden. Hanway kwam op den zestienden van May te Astrabad, en maakte onmiddelyk zyne opwagting by behbud khan, des Shaiks Generaal, aan wien hy diens Besluit mededeelde, die hem beloofde, het zelve ten vollen te zullen uitvoeren. Hy zat in zyn tent, met een halven kring Soldaaten rondsom hem heen; vonnissende, op een onherroeplyke wyze, over de Rebellen, die één of twee te gelyk voor hem gebragt werden. Een deezer, eenigen tyd geleden, gevraagd zynde over de Caravane, met Europische Lakens, van welke het bleek, dat hy weinig wist, werd, op last des Generaals, met stokken deerlyk geslaagen, en de oogen uitgestooken. Sadoc aga werd daar op voorgebragt. Staande zyne kortduurende voorspoed, hadt hy hanway op de onbeschoftste wyze behandeld; doch, hoe zeer was nu alles, ten zynen opzigte, van ge- | |
[pagina 595]
| |
daante veranderd. Toen de Heer hanway hem de laatste keer zag, was hy een Jongeling van ongemeene leevendigheid, ryk gekleed, volvrolyk; nu verscheen hy in een slegt gewaad, sprak op een laagen toon, en zyn oogen hingen buiten de oogkassen. Hy gaf zyn onvermogen tot de wedergave te kennen; zeggende: ‘dat hy van alles beroofd was.’ Dit antwoord vergoldt de Generaal, door een bevel, om hem op den mond te slaan; 't welk met zulk een geweld geschiedde, dat het bloed 'er uit gudsde. Ruime gelegenheid zou de Heer hanway hier gevonden hebben, om op deezen elendigen te verhaalen het leed en ongelyk, hem aangedaan, dewyl hy in hunne magt was; doch zyne Menschlievenheid leerde hem, dat 'er nooit een gelegen tyd is om den ongelukkigen te mishandelen: hy vertrok in stilte, zyn hart te vol zynde, om deeze soort van genoegens te smaaken, schoon hy kon bemerken, dat de Generaal zich verbeeldde, dat zulk een tooneel van wraak hem vermaak zou verschaft hebben. Terwyl hy wagtte, om de overblyfzels der Lakenen, als ze gevonden werden, te ontvangen, was hy getuigen van de verscheide strafoefeningen der ongelukkige Rebellen, met zeer weinig omslags uitgevoerd. De betaaling van de rest der waarde van de goederen, behalven de wedergekreegene, zeer traaglyk toegaande, vertoonde hanway aan den Generaal het nadeel, 't geen hy leedt door dit verwyl. Deeze erkende, dat een gedeelte van het geld geschikt geweest was ten gebruike van den Shaik; doch boodt hem eenige gevangene Vrouwen aan, die als Slavinnen zouden kunnen verkogt, en hy uit dat geld betaald, worden. Hanway, deeze wyze van verrekening niet aanneemende, tragtte de Generaal van hem een Kwytbrief te krygen, om in vyftien dagen te betaalen; maar de Heer hanway hadt al te veel ondervonden van de trouwloosheid der Persiaanen, om een stuk te tekenen, 't welk hem voorgelegd zou kunnen worden, als een blyk van volkomene voldoening. Wanneer hy op den negen en twintigsten van Juny, in Goederen en Geld, acht en vyftig ten honderd, van de oorspronglyke waarde zyner Caravane, ontvangen, en berigt gekreegen hadt, dat Capitein woodroofe met het Schip in de Baay gekomen was, verliet hy Astrabad, en ging scheep tot zyne t' huis reize. - Op hun tocht, langs den Zuidlyken oever der Caspische Zee, werden zy aan- | |
[pagina 596]
| |
gevallen door zeven Ogurtjoy Roofbooten; doch eenige schooten op dezelve gedaan zynde, hielden zy af, en vlooden weg. Toen de Heer hanway te Langarood, op den drie en twintigsten July, kwam, vondt hy Capitein elton, in een zeer slegten staat van gezondheidGa naar voetnoot(*). Hy bleef by hem eene week, en trok na Reshd; doch het Jaargetyde zeer ongezond zynde, werd hy door eene gevaarlyke Ziekte aangetast, welke hem tot den dertienden September ophieldt, wanneer hy te Perebezar scheep ging. Hy hadt de geheele som, uit kragte van het besluit des shahs wedergekreegen, besteed in ruwe Zyde, die hy, thans het genoegen hadt, veilig aan boord op de Caspische Zee te zien; naa eene overtocht van dertien dagen, kwam hy te Terkie. Hier bleef hy tot den elfden van October, en hadt toen de onaangenaamheid van te verneemen dat zy zes | |
[pagina 597]
| |
weeken Quarantaine moesten houden op het Eiland Caraza, een stuk wegs de Volga op gelegen. Den twee en twintigsten November verreisde hanway van Astrachan na Petersburg. De Volga was met ys bedekt, zo dat de tocht na Zaritzen te water niet kon geschieden. Hy moest dan besluiten te Land te reizen, en bereikte Zaritzen elf dagen daar naa, en Moscou op den twee en twintigsten van November. Hier ontving hy brieven, hem den dood eens Bloedverwants vermeldende, door welke hy in 't bezit van veel meer gelds kwam, dan hy zich kon belooven met den Caspischen Handel te zullen winnen. De afstand, tusschen Moscou en Petersburg, is, gelyk ik reeds aanmerkte, 487 Engelsche mylen; nogthans kwam hy 'er in drie dagen, in een steede, over bevroozene sneeuw getrokken. De wegen zyn afgebakend door ryen van boomen, op een afstand van zestig voeten van elkander geplant; de reize ging zo gemaklyk, dat hy sliep, terwyl men zeventig Engelsche mylen wegs aflei. Op den eersten van January, des Jaars MDCCXLV, kwam hy te Petersburg, naa eene afweezigheid van één jaar en zestien weeken, in welken tyd hy omtrent 5400 Engelsche mylen gereisd hadt. Te Petersburg hadt hy eenige verschillen met de Persoonen, in den Caspischen Handel belang hebbende: doch ze waren van zulk een aart, als het mislukken van een gewenschten uitslag eigenaartig moest te wege brengen; ze werden in 't vriendlyk gevonden, en hy bleef te Petersburg vyf jaaren. Het loopt buiten myn taak, alleen geschikt om eenig denkbeeld te geeven, van de onverschrokkenheid, de volstandigheid en bekwaamheid, van den Heer hanway, my uit te laaten, over den tegenwoordigen staat des Persischen Ryks. Indien het vermeldde de nieuwsgierigheid des Leezers wakker maakt, hy kan dezelve op eene aangenaame wyze voldoen, door de Reizen van hanway zelve te leezen. Op den negenden van July, MDCCL, verliet hanway Petersburg, om na Engeland te trekken, waar hy den acht en twintigsten van October, des gemelden Jaars, aankwam, na op die terug reize, Reval, Dantzich, Berlyn, Dresden, Maagdenburg, Brunswyk, Hanover, Zell, Hamburg, Breemen, Amsterdam, Leyden, 's Gravenhaage, Rotterdam, Hellevoetsluis, bezogt te hebben. ('t Vervolg hier naa.) |
|