Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1787
(1787)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 584]
| |
Uittrekzel eens briefs van den heer Cirtaner, lid der Gothingsche societeit, aan den heer De la Métherie, wegens vuurbraakende bergen, in de maan waargenomen.(Journal de Physique.)
‘Wy hebben niet nagelaaten, van het vreemd Verschynzel, Vuurbraakende Bergen in de Maan, zo ras de ontdekking van den Heer herschell ons ter hand kwam, mede te deelenGa naar voetnoot(*): eene nadere bevestiging van 't zelve, door veele ooggetuigen, willen wy onzen Leezeren niet onthouden, en geeven daarom het volgend Uittrekzel.’ Londen 25 May, 1787. myn heer,
De Heer herschell heeft eene nieuwe ontdekking gedaan, van 't grootste aanbelang, en ik heb het geluk gehad, om 'er ooggetuigen van te weezen. In de voorleden maand hadt hy een of twee dagen naa de Nieuwe Maan, in het duister gedeelte van dezelve, drie lichtgeevende Punten waargenomen. Twee deezer Punten stonden vry digt by elkander, en gaven slegts een bleek en zwak licht. Het derde, omtrent drie Engelsche Mylen over 't kruis haalende, gaf een veel sterker licht van zich, roodagtig van kleur. De Heer herschell dagt het nergens beter by te kunnen vergelyken dan by een gloeiende kool, voor een gedeelte met asch bedekt. Hy hielt ze voor Brandende Bergen: de uitbarsting van de twee eerste begon of liep, zyns oordeels, ten einde, terwyl de laatstgemelde, op 't hevigst, brandde. Hy deelde zyne waarneeming aan de Koninglyke Societeit mede. De Geleerden te Londen reikhalsden met ongeduld na de naastkomende Nieuwe Maan, die de Stelling van den Heer herschell zou kunnen bekragtigen: dewyl, daar het niet waarschynlyk was, dat een Uitbarsting veel meer dan ééne Maand zou duuren, in dit tydsverloop 'er eene groote verandering zou moeten voorvallen, indien deeze lichtgeevende Punten, volgens zyne veronderstelling, Brandende Bergen waren. | |
[pagina 585]
| |
Laatstleden Vrydag den 18, de eerste dag der Nieuwe Maane, begaven zich eenige Geleerden van hier na den Heer herschell op 't land; doch vonden de lugt te zeer betrokken, om eenige waarneeming te doen. - Saturdag, den 19, ging ik derwaards, met twee myner Vrienden. De lugt was geheel helder. Naa bykans twee uuren besteed te hebben, in 't beschouwen van 't verlichte gedeelte der Maane, door de uitmuntende Verrekykers van herschell, (van welke men, zonder ze gezien te hebben, geen denkbeeld kan vormen,) wendden wy, 's avonds, omtrent negen uuren, de Telescoop op het duister deel der Maane, en zagen de veronderstelling van dien grooten Starrekundigen ten vollen bewaarheid, en bevestigd. De twee Punten, welker licht zo dof en bleek zich vertoond hadt in de voorige maand, waren geheel verdweenen; het licht van het andere was van rood en sterk in bleek en zwak veranderd, en vertoonde zich omtrent gelyk dat der twee anderen in de verloopen maand; de diameter, toen op drie Engelsche mylen gesteld, haalde 'er nu wel zes. De volgende maand zal men 'er waarschynlyk niets van zien. De ontdekking der Vulcaanen, in de Maan, strekt ten bewyze, dat dezelve zamengesteld is uit eene stoffe, welke zeer groote gelykvormigheid heeft met die, waar uit onze Aardbol bestaat, en dient ten bewyze, dat 'er een Dampkring om de Maan gevonden wordt, waar aan veele Geleerden getwyfeld hebben, en nog twyfelen. De Starrekunde is aan den Heer herschell, in veele opzigten, ten hoogsten verpligt &c.Ga naar voetnoot(†) |
|