| |
Proeve van vergelyking tusschen de beweegingen der dieren en der planten, en de beschryving eener steeds in beweeging zynde plante.
In de Academie der Weetenschappen te Parys voorgeleezen, door den Heer broussonet.
(Vervolg van bl. 539.)
De Beweegingen in de Planten, voortgebragt door de tegenwoordigheid der vogten in de vaten, zyn min of meer merkbaar in de Bladeren van verschillende zoorten. Eenige schynen geene zoort van Beweegingen té bezitten, anderen hebben Bladeren, die zich in allerlei rigtingen kunnen beweegen, derzelver Beweegingen zyn doorgaans gewyzigd door onderscheide oorzaaken: doch geene heeft eene Beweeging zo merkbaar en zo aanhoudend, als de Plant, van welke ik thans een byzonder verslag zal geeven.
Milady monson, door haare zugt tot de Natuurlyke Historie, bewoogen om een Reis na de Indiën te onderneemen, heeft dezelve te Bengalen, in de vogtige en kleiagtige gronden omstreeks Dacca, ontdekt. De dood heeft deeze Dame gestuit in 't midden van haare Kruidkundige Reizen, ondernomen met een pryslyken yver, en zo veel te pryslyker, dewyl zelden Persooneu van haare Sexe lusts en moeds genoeg bezitten, om iet zodanigs te bestaan. De groote linnaeus heeft geoordeeld aan haare gedagtenis eene zoort van Planten te moeten wyen, en ze Monsonia geheeten. - De Ridder banks heeft my de Handschriften van Milady monson wel willen ter hand stellen, en ik heb 'er de waarneemingen uit ontleend, welke betrekking hebben tot de Beweegingen dier Plant, hoedanig zy dezelve te Bengalen hadt waargenomen, en ze vergeleeken met die ik gelegenheid had te zien in deeze Planten, gekweekt in warme kassen in Europa. Dan, ik oordeel het noodig, voor af eene Beschry- | |
| |
ving van die Plant te geeven; dewyl linnaeus de Zoon, de eenige Schryver is die 'er van gesprooken heeft in zyn Supplementum Plantarum; doch hy heeft de Bloemen niet gezien, en zyne Beschryving is daarom onvolkomen. Ik voeg 'er eene Afbeelding nevens: om dat ik niet weet dat 'er eene het licht ziet.
De Indiaanen noemen deeze Plant Burum Chandali. Linnaeus heeft geoordeeld, dat ze tot het geslacht der Hesidarums moesten t'huis gebragt worden, en dezelve den bynaam van Gyrans (of de wendende) toegevoegd; ik zou 'er ruim zo gaarne die van slingerende aan toe voegen of ze de Slingerende Plant noemen, gelyk de Heer daubenton ze in 's Konings Kabinet genoemd heeft. Deeze naam drukt beter dan Gyrans de Beweeging uit.
De Wortel is doorgaans één- zomtyds tweejaarig, en in onze warme kassen, by wylen langer, overal takkig en vezelagtig. De takken komen uit een steel, die zich niet hoog verheft; veeltyds zes of zeven in getal; zy komen uit op de hoogte van drie of vier voeten, zyn houtagtig, teder, van grootte als een kleine vinger, en draagen uitspruitzels, beurtlings geplaatst, los, buigbaar, en bedekt met een gladde groene opperhuid; de bladeren zyn beurtlings geschikt op de takken en uitspruitzels: bykans altoos zamengesteld uit drie blaadjes, zeldzaam, en alleen by het benedenste van den steel, uit een; ze worden ondersteund door een steeltje van een of twee duimen lang, een weinig ruig, en beneden voorzien van twee lange gepunte en rosagtige byblaadjes. Het tusschenblad veel langer dan het steeltje, is doorgaans drie of vier duimen lang, en één breed, spietsvormig, langwerpig, glad aan de kanten, zeer dun, bleekgroen, in 't midden geribd en dun geaderd. De twee zydbladen, welke men eenigermaate als byhangzels van het middelblad zou kunnen aanmerken, worden ondersteund door kleine steeltjes, vast op een gemeenen steel, ze zyn spietsvormig en recht, men ziet aan derzelver voetstuk kleine byblaadjes, die zwak en groen zyn.
De bloemen vormen rechte, langwerpige trossen, welke voortspruiten uit de holten, by de takjes; ze zyn kapélvormig, klein, donker geel, staan twee aan twee, en zyn omringd van langwerpig ronde, scherpe, en zwakke kookers, die deels elkander bedekken. De bloemkelk heeft vier tandjes, in 't eerst groen, doch, naar gelang de rypheid vordert, roodagtig en vierkant. De bloem
| |
| |
zelve bestaat uit vyf bladeren, het hoogste blad (a) is rond, eenigzins afgesneeden, aan de kanten omkrullende, de zydbladen (b) zyn veel korter dan het onderblad (c), dit is bykans ovaal, zamengedrukt, van langte als het hoogste blad, gevormd door twee vereende blaadjes. De helmstyltjes (d), ten getale van tien, zyn in twee lichaamen onderscheiden: negen met elkander door draadjes vereenigd, het tiende staat op zichzelve, elk draagt een langwerpig en vry dik helmpje, het vrugtbeginzel is zamengedrukt, rust op een enkel styltje, zich omhoog verheffende, en uitloopende in een stomp mondje. - De vrugt is beslooten in eene scheede, van omtrent twee duimen lang (e), en weinig gekromd, zamengedrukt, en met een afscheiding tusschen elk zaadje; de zaadjes (f) zyn klein, van gedaante als een nier, zeer teder, grauwagtig, en met een vlekje gespikkeld.
Deeze Plant bloeit in Bengale, in de maand September; in November zyn de peultjes ryp, en laaten de daar in beslooten boontjes vallen. Zeldzaam bloeit dezelve in Europa, en de aankweeking kost zeer veel moeite: zy moet in eene warme kasse beslooten, en bykans nooit 'er buiten gelaaten worden. De eerste keer, dat men die in Europa gezien heeft, was in den jaare MDCCLXXVII, in Engeland, by Lord bute, te Lutin-Park; zy bloeide in Maart.
Geen gedeelte van deeze Plant geeft tekens van Irritabiliteit, als men dezelve steekt. Over dag is het middelblad horizontaal uitgestrekt, en staat onbeweegelyk; in den nagt kromt het zich, en rust op de takken. De zydbladen zyn steeds in beweeging, beurtlings na boven en beneden gaande: de geheele werking der beweeging is in den steel, die zich schynt om te wenden; de bladen beschryven een cirkelboog. In Indie zyn twee minuuten tyds genoeg, om die bladeren alle deeze verrigtingen te laaten volvoeren. Ik heb ze nooit met die vaardigheid het zien verrigten in onze warme kassen. De beweeging na beneden gaat veel schielyker toe dan na boven, de eerste wordt zelfs nu en dan afgebrooken, of is ten minsten niet gelyk. De beweeging na boven, integendeel, altoos eenpaarig. Zeer dikwyls beweegt zich ieder blad, in een tegenovergestelde rigting; het eene gaat op-, het ander nederwaards; nu eens staat het eene blad stil, terwyl het andere beweegt; deeze beweeging is zo natuurlyk, dat, indien men dezelve stuit, door een der bladeren vast te
| |
| |
houden, dezelve weder begint, zo ras de hinderpaal is weggenomen.
De beweeging houdt op, zo ras de groote bladeren door den wind bewoogen worden. In de Dieren wordt de doorwaasseming, bovenal, bevorderd door den loop des bloeds, door de werking der spieren, enz. In de Planten, waarin de omloop der vogten zeer langzaam is, schynt de doorwaasseming vermeerderd te worden door uitwendige oorzaaken; de beweeging der lugt is eene der voornaamste: de bladeren, de werktuigen tot die verrigting, staan doorgaans op dunne steeltjes, welke toelaaten, dat ze zich in allerlei rigtingen beweegen; indien dit maakzel ontbreekt, zyn de werktuigen der Planten op eene andere wyze geschikt; de warmte der zonne, de vogtigheid, of een groote overvloed van sappen in de vaten, op een byzondere wyze zamengesteld, bepaalen de doorwaasseming veeler Planten. De Dionaea, de Rossolis, enz. groeijen, gelyk wy reeds hebben opgemerkt, op vogtige plaatzen, of hebben vogts in overvloed; veele gevoelige Planten komen voort op plaatzen, waar de lugt weinig bewoogen wordt; of wel hebben zoodanige Planten, in welke de doorwaasseming op geene der gemelde wyzen kan werken, een klein getal volsappige bladeren, bedekt met een zeer dunne opperhuid. - Wanneer de zon zeer heet schynt, zyn de bladeren van onze beschreeve Plant buiten beweeging; doch, by koel en vogtig weer, of als het regent, bespeurt men de gemelde beweegingen in volle maate.
Deeze beweeging schynt volstrekt noodzaaklyk aan deeze Plant: want, zo ras zy haar eerste bladeren geschooten heeft, vangt, dezelve aan, en volduurt zelfs by nagt; doch zy neemt met 'er tyd af. In onze warme kassen is die beweeging het eerste jaar 't sterkst, en op het tweede zeer weinig merkbaar; in 't eigen land, waar zy oorspronglyk groeit, zyn alle bladeren in beweeging, dan nooit heb ik ze by ons alle zien beweegen. Op dien tyd, wanneer de Plant meest in bloem staat, en de bevrugting der zaaden plaats heeft, is de beweeging der bladeren het hevigst. By de Planten, zo wel als in de Dieren, is de tyd der voortteelinge altoos die, waarop alle de werktuigen zich in den volmaaktsten staat bevinden. Zo ras de tyd der voortteelinge verstreeken is, houden de bladeren op zich te beweegen: de Gevoelige Planten zyn, naa dien tyd, bykans gevoelloos.
De voorbeschreevene zeldzaame beweeging is aan onze
| |
[pagina t.o. 582]
[p. t.o. 582] | |
| |
| |
Plant zo eigen, dat dezelve niet alleen twee of drie dagen blyft in de bladeren van een afgesneeden tak, in 't water gezet; maar dat ze zelfs eenigen tyd aanhoudt in de bladeren der takken, van de Plant afgescheiden, en niet in 't water gezet. - Mag men dezelve, in dit laatste geval, niet eenigermaate vergelyken met het kloppen van het hart der Dieren, naa dat men 't zelve daar uit heeft genomen? De Bladeren schynen in de Planten de plaats van het hart te bekleeden, zy vermeerderen, door derzelver beweeging, den loop der vogten, gelyk dit deel des Ingewands den omloop des bloeds veroorzaakt. Zo ras de Bladeren zich van eene Plant afscheiden, houdt de voortgang van den groei op, en de Planten gelyken na zodanige Dieren, wier slaaptyd gekenmerkt wordt door eene vermindering van de kloppingen des harten.
De Indiaanen, die, onder alle Volken, zich 't meest op de kennis der Planten toeleggen, hebben niet verzuimd, de zonderlinge beweeging der Bladeren van onze Plant op te merken; en dit verschynzel was voor hun te zeldzaam, om by een bygeloovig volk geen byzonderen eerbied te veroorzaaken. Zy verzamelen, op zekeren dag van het jaar, door hun Lunichur geheeten, twee zydbladeren, op het oogenblik dat zy digtst aan elkander genaderd zyn, zy vouwen ze zamen met de tong van eene soort van Steenuil, en de Minnaar staat vast in het geloof, dat hy, met die toerusting, niet missen kan, het voorwerp zyner liefde te behaagen. - Ik heb niet geschroomd, deeze byzonderheid uit het verslag van Milady monson over te neemen, verzekerd, dat niets, 't welk betrekking heeft tot de Historie van eene Plant, zo zonderling als deeze, behoort overgeslaagen te worden.
De Beweeging, gelyk wy gezien hebben, is eene hoedanigheid, min weezenlyk eigen aan de Planten dan aan de Dieren: veele Planten hebben deelen, die 'er nauwlyks eenige tekens van geeven, veelen zyn geheel cataleptisch, 't geen men zeldzaam by de Dieren aantreft, uitgenomen de zodanigen, die, door derzelver gedaante, het groeiend Ryk zeer naby komen; deeze byzonderheid is bovenal zeer opmerkenswaardig in een soort van Dracocephalum, uit Virginie, welker bloemsteeltjes staan blyven in den stand dien men daar aan geeft. Deeze Plant mag, myns oordeels, het tegenbeeld heeten van die ik thans beschreeven heb. In de Memorie van de Academie, des jaars MDCCXII, vindt men de Historie van die Plant.
|
|