Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1787
(1787)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijLeevensbyzonderheden van den door zyne reizen beroemden Jonas Hanway, Esq.(Uit The Remarkable Occurrences in the Life of Jonas Hanway. Esq. van den Heer pugh.)
‘Hoewel de waarlyk goeddaadige Man, met eene ongemaakte Zedigheid, de Eere, welke openbaare Dankerkentenisse hem wil toevoegen, ontwykt, kan de Tederheid, welke men aan Kieschheid zyner gevoelens verschuldigd is, zo lang hy leeft, niet langer beletten, dat de drift van Bewondering zich wederhoude, wanneer hy heenen gegaan is van dit verganglyk Tooneel. De Deugdzaame Man mag niet sterven voor de Naakomelingschap; zyn Naam moet leeven in de Gedenkboeken, die de Daaden van den Braaven vereeuwigen. Deezen Eerdienst heeft de Heer pugh aan zynen Vriend jonas hanway beweezen, en zullen de voornaamste byzonderheden, daar uit ontleend, geen onbevallig vak in de Leevensbeschryvingen onzes Mengelwerks vullen.’ | |
[pagina 540]
| |
Jonas hanway Esq. werd den twaalfden van Augustus des Jaars MDCCXII te Portsmouth gebooren. Zyn Vader thomas hanway, was een Officier in den Zeedienst, en eenige jaaren Voorraad - bewaarder in het Dok te Portsmouth. Een toeval beroofde hem van 't leeven, en hy liet eene Weduwe agter met vier Kinderen jonas, william, thomas en elizabeth, allen nog zeer jong. Zy vertrok, ter opvoedinge van dit Viertal, na Londen. Zo teder was haare moederlyke bezorgdheid, dat de Heer hanway, wiens Leevensgevallen wy zullen schetzen, nooit van zyne Moeder sprak dan met uitdrukkingen, die de gevoeligste dankbaarheid te kennen gaven. Zy bestelde hem op de School, waar hy schryven, rekenen, en eenig Latyn leerde. Met zyn zeventiende Jaar vertrok hy na Lissabon, waar hy in Juny des Jaars MDCCXXIX aankwam, en zich by een Koopman, ter dier Stede, op 't kantoor vervoegde. Zyn vroegere leeftyd kenmerkte reeds de aandagtige oplettenheid, die zugt tot netheid en geregeldheid, welke in zyn volgend Character uitblonken. Zyne jeugdige genegenheid werd te Lissabon ontstooken door eene Dame, uitsteekend door bevalligheid van persoon en zielsbekwaamheden; doch zy gaf een ander de voorkeuze tot Egtgenoot, keerde na Engelaad, en sleet het laatste gedeelte haars leevens te Londen met haar Gezin, in eene vriendlyke verkeering met den Heer hanway. De Leerjaaren uitgestaan hebbende, zette de Heer hanway zich als Koopman te Lissabon neder, doch het leedt niet lang, of hy stak na Engeland over: en aanvaarde in February des Jaars MDCCXLIII de aanbieding van Deelgenootschap met een Huis van Handel, des Heeren dingeley te Petersburg. In Juny kwam hy aldaar, kreeg kennis aan den Handel op de Caspische Zee, en teffens een sterk verlangen om Persie te zien; een Land, zo beroemd, van wegen buitengewoone gebeurtenissen in oude en laatere tyden. Het openzetten des Handels, door Rusland en Persie, was, zints de ontdekking van Archangel door de Engelschen, aangemerkt als geschikt om veele voordeelen aan Engeland te schenken; vroegtyds deedt men reeds poogingen om zulks werkstellig te maaken; doch met weinig vrugts. In den Jaare MDCCXXXVIII deedt john elton, | |
[pagina 541]
| |
een Engelsch Zeeman van een alleronderneemendsten aart, en die vier jaaren gesleeten had onder de zwervende Tartaaren, die de wyduitgestrekte onbebouwde Landen tusschen Bokhara en Siberie bewoonen, een voorslag aan eenige Britsche Factooren te Petersburg, om een Handel door Rusland en Persie te dryven, langs de Rivier de Volga, en langs de Caspische Zee tot Astrabad, of eenige andere Haven, aan den zuidoost hoek van die Zee, en van daar tot Mesched, de toen begunstigde Stad des Persischen Monarchs. - Des Heeren elton's voorslag door de Factoors aangenomen zynde, vertrok hy, in 't Jaar MDCCXXXIX, met een voorraad van Koopwaaren, van Petersburg, en kwam te Reshd, een Stad aan den zuidwest kant der Caspische Zee, waar hy, de bescherming aantreffende van des Shahs Regent, zyne Koopwaaren, voor een goeden prys, verkogt, zonder tot Mesched, gelyk hy eerst ten oogmerke hadt, voort te trekken; en keerde, een besluit van den Regent ontvangen hebbende, ter begunstiging van den nieuw aangevangen Handel, weder na Petersburg. Het Parlement, in den Jaare MDCCXLI, eene Acte ten voordeele van den Handel uitvaardigende, vertrok de Heer elton weder na Persie, als Bevelhebber van een dêr Schepen door de Factoors gebouwd, om hun plan met meer kragts door te zetten; doch door Eerzugt gedreeven, ging hy in dienst van den Overweldiger nadir shah, als Superintendent van de Persische Kust aan de Caspische Zee. Deeze omstandigheid deedt de Factoors besluiten, om een uit hun na Persie te zenden, als opzigter van den Handel. Op den Heer hanway, die zich vrywillig hiertoe aanboodt, viel de keuze; zyne bekende eerlykheid en naarstigheid, gepaard met het belang 't geen hy hadt in den Handel zelve, bewoog de andere Factoors op hem een onbepaald vertrouwen te stellen. Op den tienden van September des Jaars MDCCXLIII, toog hy uit Petersburg, met een Tolk, een Klerk, een Russischen Knegt, een Tartaarschen Jongen, en een Wagt; hy hadt, onder zyne bezorging en Caravaan, eene menigte Baalen Engelsch Laken, twintig wagenlasten vullende. Tien dagen na zyn vertrek, bereikte hy Moscow, 487 Engelsche Mylen afgelegd hebbende. - Op den vier en twintigsten verliet hy Moscow, en kwam den negenden van October te Zaritzen, aan de Volga: 688 Engelsche Mylen van Moscow. Hier zou hy de Volga afzakken tot | |
[pagina 542]
| |
Astracan, de Hoofdstad van een Asiatisch Landschap, aan de overzyde der Riviere, zestig Engelsche Mylen van de ontlasting in de Caspische Zee. Een Schip gehuurd hebbende, met de benoodigde Manschap, zette hy, den achtsten van November, zyne reis voort. De Rivier de Volga is, van wegen haare uitgestrektheid, een der voornaamste in de geheele Wereld, loopende door eene langte van bykans 3000 Engelsche Mylen, eer zy in de Caspische Zee stort. De Scheepslieden, op deeze Rivier vaarende, verstaan de kunst, om met het uitwerpen van ankers weg te vorderen, by uitsteekenheid: zy bedienen zich hier toe van drie booten. De schepen voeren van 150 tot 200 man; derzelver maakzel en grootte brengt te wege, dat zy niet kunnen zeilen, of de wind moet zeer gunstig weezen; doch zy weeten, met werpen, dertig Engelsche Mylen op te werken tegen een vry sterken stroom. 't Gevaar van deezen reistocht de Volga af, zal elk blyken, als hy de gesteltenis des Lands, en het maakzel der Schepen, weet. Het Russisch Ryksbestuur, den Lyfeigendom der Persoonen wettigende, is, dat de een op den Persoon en Arbeid van den ander regt hebbe, kan geen Lyfeigenen den grond zyns Heers verlaaten, buiten diens verlof, en moet, het maakt geen verschil hoe verre of hoe moeilyk de reize is, op den bepaalden tyd weder t'huis weezen. Zy, wien dit mislukt, worden, uit vreeze voor de gedreigde straffe, doorgaans Roovers, en, zich by de Calmuksche Tartaaren vervoegende, vrybuiten zy op de Rivier. Met roerbooten, dertig, veertig, ja zomtyds tachtig in getal, gewapend met schietgeweer, zwerven zy rond, en vermoorden doorgaans allen die hun in handen vallen. De straf, welke men deeze lieden aandoet, wanneer zy gevangen worden, is allerverschriklykst; men vervaardigt een Vlot, met galgen 'er op, aan deeze hangen zy naakt, met de handen agterover vastgenageld, in haaken, by de ribben, in 't vleesch geslaagen, en dryven op de rivier. 't Wordt iemand tot een hoofdmisdaad toegerekend, hun te verlossen, of door den dood een einde te maaken aan hun lyden. Zy leeven drie, vier, en zomtyds vyf dagen, om water schreeuwende, en sterven als in een woedende koorts. Wat de Schepen op deeze Rivier betreft, ze zyn zonder knies met weinig inhouten, en het dek bestaat alleen uit losse stukken boombast. In plaats van pek, zyn 'er | |
[pagina 543]
| |
stukken bast over de naaden gespykerd, om het uitvallen van het werk te beletten. In een deezer zwakke Vaartuigen scheepte zich de Heer hanway, den veertienden van October, om deeze groote Rivier af te vaaren. Den negentienden bereikte by Astracan, welke Stad hy, drie weeken laater, verliet, afzakkende na Yerkie, aan den mond van de Volga, de plaats, van welke alle Schepen afzeilen, en ook by derzelver wederkomst zoeken te bereiken. De Caspische Zee, tot welke hy nu zyn reis vervorderd hadt, strekt zich in de lengte uit, van Yaeck tot Astrabad, 646 Engelsche Mylen, de breedte is ongelyk, de gemeeten omtrek haalt 2336 Engelsche Mylen. Op deeze Zee begaf zich de Heer hanway den twee en twintigsten November aan een der Schepen, door de Factoors gebouwd, gevoerd door den Capitein woodroofe. Zy zeilden van Yerkie, en de geheele lengte van het Noorden tot het Zuiden overgevaaren hebbende, kwamen zy, den derden December, te Langarood, eene Baay, aan den Zuidwest kant van de Caspische Zee, toen de Verblysplaats van Capitein elton, die hem vriendlyk ontving. Zeven dagen laater zette hy de reis voort na Astrabad, in den Zuidoost- hoek van de Caspische Zee. Op den achttienden bereikten zy de Baay van Astrabad, en gingen, op een halve myl van het land, ten anker. De Heer hanway zondt den Armenischen Tolk, om te onderzoeken of de goederen met veiligheid aan land mogten gebragt worden; doch hy keerde te rug, zonder eenig narigt te hebben kunnen opdoen. Het volk, op de kust dikwyls geplunderd geweest zynde door de Ogurtjoy en Russische Zeeroovers, een zo groot Schip op de kust ziende, was voor eigen veiligheid grootlyks bedugt. - Den twintigsten, nogthans, tradt hanway aan land. Het Volk verzekerd hebbende dal zy Vrienden waren, werd hy ontvangen, en na een klein Dorp geleid. Den Tolk zondt hy na de Stad, omtrent acht Engelsche mylen van den oever gelegen, om zyne dienstaanbiedenis te doen by mahomed zamon beg, den Bevelhebber, en diens bescherming te verzoeken. Deeze Boode keerde met den avond weder, de Landvoogd beloofde zyne bescherming; doch beval hanway geen vertrouwen te stellen op de Boeren aan de kust. Het Persische Ryk stondt, ten dien tyd, onder de heerschappy van den wydvermaarden Overweldiger thamas | |
[pagina 544]
| |
kouli khan. Het geheele Land was, door de wreedheid zyns bewinds, in een verwilderden en verwoesten staat. Terwyl de Heer hanway bezig was met zyne goederen te verpakken, om ze geschikt te maaken tot het vervoeren te land, hadt hy gelengenheid, om met de Inwooners te spreeken over den deerlyken staat des Ryks. De Tolk, die voorheen, niet verre van Mesched, beroofd geweest was, begon nu zyne vrees te kennen te geeven, wegens het gevaar, waar aan zy zich zouden blootgesteld vinden, op de reis na die Stad; doch, dewyl hy voorheen daar over niet gesprooken hadt, dagt hanway het noodloos op deeze vertoogen veel agt te geeven. - Op den vyfden van January, schikte hy alles, om zyne opwagting by den Landvoogd te gaan maaken. Geen toestel hebbende om met voegelyke staatsie ten Hove te komen, leende naseer aga, in wiens huis hy zich onthieldt, hem een weltoegerust Paard, en boodt hem zyne knegten aan, om, benevens die van hanway, den stoet te vergrooten. Het Geschenk, voor den Landvoogd, bestond uit eenige stukken fyn Laken, en eenige Zuikerbrooden. Dit ging voor hem heenen. By zyn intrede, vondt hy den Landvoogd, vergezeld door veele Persoonen van den eersten rang in de Stad. Onder deezen bevonden zich mahomed hassan beg, Zoon van wylen ali khan khajar, door nadir omgebragt, mahomed khan beg, en sadoc aga, de twee laatsten de Zoons van Khans, die by den Shah in blaakende gunst stonden. Zy allen reezen op, als hanway intrad; de Landvoogd wenschte hem welkom in Persie, 'er in den Oosterschen pligtpleegenden styl byvoegende: ‘dat de Stad Astrabad thans de zyne was, om 'er mede te doen wat hem behaagde.’ De Heer hanway beantwoordde dit op eene voegelyke wyze, en verzogt des Landvoogds bystand en bescherming; en, na eenig verder gesprek, waar in de Landvoogd hem te verstaan gaf, dat de weg na Mesched volmaakt veilig was, en beloofde eenige Soldaaten te willen medegeeven, om hem derwaards te geleiden, nam hy afscheid. Overeengekomen zynde wegens Paarden en Kameelen, om zyne Koopmanschappen te voeren, maakte hy alles gereed tot het voortzetten zyner Reize; doch de Kameeldryvers gaven, na eenige dagen, te verstaan, dat, dewyl de Kameelen de Paarden niet konden byblyven, het raadzaam zou weezen dezelve te laaden, en eenige | |
[pagina 545]
| |
dagen, voor dat hy zelve met de Paarden vertrok, af te zenden. 't Was niet dan noode dat hy toestemde in deeze scheiding van zyne Caravane; bovenal, daar het gedrag der Kameeldryveren hem geen gunstig denkbeeld gaf van hunne trouwe; doch, gedrongen door de noodzaaklykheid, en de vertoogen van zyn nieuwen Vriend naseer aga, stemde hy toe veertig baalen op tien Kameelen te laaden, en die voorüit te zenden; bepaalende, dat hy, vier dagen laater, met de rest der Koopmanschappen op de Paarden, zou volgen. Een tweede bezoek lag hy by den Landvoogd af, die, tot zyn groot leedweezen, hem op eene norsche wyze behandelde, en berigtte, dat hy niet meer dan één Soldaat hem tot geleide kon medegeeven: het gelaad des Landvoogds wees uit dat hy zich in verlegenheid bevondt; doch, daar hanway den grond daar van niet kon ontdekken, nam hy zyn afscheld, zondêr dit stuk diep door te denken. - Den dag naa dat de veertig Baalen Laken waren weggezonden, geraakte de Stad Astrabad in rep en toer, door het gerugt, dat een nabuurig volk een opstand verwekt hadt. Het bleek, dat mahomed hassan beg de Stad in stilte verlaaten hadt, en nu verscheen aan 't hoofd eener Party Landbewoonderen, vergezeld van hulpbenden der Turkumansche Tartaaren; verklaarende ten oogmerk te hebben, zich meester te maaken van des Shahs Schatkist, toen in die Stad bewaard, en van de Europesche goederen. Eene Stad, buiten staat om zich te verdeedigen, eene zwakke en trouwlooze Bezetting, en het algemeen gerugt, dat de Turkumansche Tartaaren de wreedste van 't geheele menschlyk geslacht waren, en, naar alle waarschynlykheid, hanway om 't leeven zouden brengen, verwekte groote vreeze. Zyn byhebbend gezelschap raadde hem zich in een Persiaansch gewaad te vermommen, en de Stad uit te vlugten; doch, vermids hy zich op zulk een grooten afstand van de Baay bevondt, en het Schip, zo hy de Baay al mogt bereiken, waarschynlyk zou weggevaaren weezen, besloot hy, by zyne Koopgoederen in de Stad te blyven, in zyn eigen Character, 't geen hy best kon houden, en, waar in hy, indien het zo moest weezen, het loflykst dagt te sterven. De lafhartige Landvoogd hadt, als een Boer verkleed, de Stad reeds verlaaten. De zodanigen onder de Inwoonders, die van oproer afkeerig waren, vloekten den Heer | |
[pagina 546]
| |
hanway als de oorzaak huns ongeluks, daar hy, door eene zo veel waardige Caravane in de Stad te brengen, de greetigheid der Rebellen had gaande doen worden. - Niets kan iemands Character, als een moedig en bekwaam Man, beter aan den dag brengen, dan zyn gedrag in eene omstandigheid als deeze; dewyl het gevaar groot genoeg was om allen kunstrolle te weeren: en was het gedrag van den Heer hanway, in dit tydsgewrichte, zodanig, dat hy 'er altoos met genoegen aan kon gedenken. Naa, met alle bedaardheid, de beste schikking gemaakt te hebben op zyne Bedienden en Goederen, om de Invallers te ontvangen, die hy zag, dat met geene mogelykheid wederstand gebooden konden worden, stelde hy een wagt tegen allen overval in den nagt. 's Avonds ging hy in zyn vertrek, om zich toe te rusten tot wat 'er mogt gebeuren. Daar het zyne bestendige gewoonte was, alle zaaken en gedagten van aanbelang op te schryven, zette hy in zyn Dagboek dit gebed: ‘O god! gy zyt my eene hulpe geweest door alle de gevaaren en wisselingen deezes leevens, is het uw welbehaagen, dit leeven nog te spaaren, laat dan alle myne hoopen en wenschen, in het toekomende, in u alleen uitloopen. Laat de herinnering van uwe weldaadigheden myne ziel, met de vuurigste liefde, met de hartlykste dankerkentenisse, vervullen. Laaten de tedere Wetten van Menschlievenheid altoos in myne ziel heerschen. Maar, is het uw wil, dat ik thans, dit leeven, van u ontvangen, aflegge; is het de schikking uwer Voorzienigheid dat aan myn leeven een einde gemaakt worde, door deeze woedende Menschen, uw wil geschiedde. Weer, ô heere! van hun af het verderf, 't welk hun dreigt, en laat myn Bloed niet tegen hun getuigen! Help my in de donkere paden des doods, en neem my op in de Heerlykheid, welke gy bereid hebt voor uwe Dienaaren!’ Met deeze gedagten begaf hy zich ter ruste, en ontwaakte, 's morgens ten vier uuren, naa vyf uuren slaapens, door een heevig schieten met snaphaanen. 'Er volgde eene stilte op, en de Stad werd overgegeeven aan mahomed hassan beg. Geraas en vrolykheid scheenen noodig, om de geesten der oproerigen wakker te houden; zy vermeesterden de Stadstrommen, liepen 'er slaande mede rond, onder een schriklyk gejoel. Sadoc aga, die thans Sirdar of Veldheer was, met mahomed khan beg, beide Jongelingen, die meet vuurs dan oordeels bezaten, voer- | |
[pagina 547]
| |
den eene party aan, en kwamen in het Huis waar hanway zyn verblyf hieldt. Hy zat met de zynen, in een kamer, en zondt den Tartaarschen Jongen, om deeze vyandlyken bezoekers by hem in te leiden. Hy verzogt hun, dat zy, daar zyn leeven in hunne hand stondt, hem menschlyk wilden behandelen. Zy betuigden geen oogmerk te hebben om zyn Persoon eenig leed te doen: maar, integendeel, zo ras hun Rykbestuur gevestigd was, hem zouden betaalen voor alle de goederen, welke zy thans wegnamen; teffens berigtende, dat de veertig Baalen, op de vooruitgezondene Kameelen gelaaden, reeds in hun bezit waren. Toen men den Heer hanway zyn geld afvroeg, hieldt hy een beurs, honderd zestig kroonen in goud waardig, agter, denkende daar van tot beveiliging eenigen dienst te zullen hebben; doch hy ontdekte welhaast, dat zyne veiligheid bestondt in zyne veronderstelde armoede, want, in drie weeken van groote verlegenheid, welke volgden, durfde hy geen één stuk gonds vertoonen. Eenige dagen laater werden twee Turkumansche Hoofden by hem ingeleid door baba zadoc, den nu aangestelden Landvoogd, die de Persiaanen, daar hy het hoorde, vroegen: ‘Gy geeft ons de Koopwaaren van de Russen; wilt gy ons de Russen ook geeven? Zy zullen onze Schaapen wel kunnen hoeden.’ De Inboorelingen stelden hun te vrede; doch de kennis, welke hanway hier door kreeg van hunne geneigdheid, deedt hem besluiten, deeze plaats, zo ras mogelyk, te verlaaten, verscheiden van de Turkumannen kwamen, van tyd tot tyd, in zyn huis dringen; voorgeevende, nieuwsgierig te weezen om hem te zien: doch hy ontdekte naderhand, dat hun weezenlyk oogmerk was om te beraadslagen, hoe zy hem best zouden opligten. De verlegenheid, welke hanway in 't gedrag de Oproerigen ondekte, gevoegd by de kennis, welke hy hadt van de magt en de geneigdheid van nadir shah, gaf hem een zeer ongunstig vooruitzigt op hun volgend lot. Nogthans vondt hy zich van alle zyden omzer, door gevaar; indien zy de Stad verlieten, mogten zy hem medevoeren na de ongunstige woestynen van Turkumannien, of hem, tot hun eigene veiligheid, van kant helpen; slaagden zy, de Turkumannische Party zou toeneemen, en hy liep gevaar, om als slaaf na hun land gevoerd te worden. - Dan zelfs, te midden van deeze onrustige omstandigheden, wa- | |
[pagina 548]
| |
ren 'er onder de Inwoonderen van Astrabad eenigen, wier liefde tot Regtvaardigheid en Menschlykheid hun overtuigden, dat, welke beweegredenen zy ook mogten hebben om op te staan tegen den shah, zy geen regt hadden om eenen Vreemdeling te berooven; zommige deezer booden hem, zo verre het hun eigene veiligheid toeliet, bystand te zyner behoudenisse. Naa veel beledigingen uitgestaan te hebben van de wreedheid der Rebellen, besloot hy Astrabad, wat 'er ook van mogt komen, te verlaaten, en schoon het omstreeks bezet was met zwervende partyen Tartaaren, 'er door heen te trekken, om bescherming te zoeken by den shah, dien hy verstaan hadt naby Ghilan, met zyn Leger, te weezen. Hy vondt het raadzaam dit zyn oogmerk ten zorgvuldigste te bedekken; doch beval zyn Tolk, aan mahomed hassar beg, een Rekening over te leveren van de waarde zyner goederen, en een Papier voor de betaaling: dit verwierf hy, als mede, dat gewapende Manschap hem tot Ghilan zou vergezellen. Op den vier- en twintigsten January, verliet hy Astrabad, onder 't geleide van een Hahdgee, (een algemeene naam gegeeven, aan allen, die een Bedevaart na Mecca afgelegd hebben,) en by hem ingeleid geweest was door naseer aga, by zyne eerste aankomst; des Hahdgees Broeder, twee Zoonen, en omtrent twintig gewapende Dorpelingen vergezelden hun; en zy kwamen, naa eenige dagen reizens, in een kleine Stad, den Hahdgee toebehoorende. 's Hahdgees Broeder, wiens Character niet zeer beminnelyk voorkwam, wilde hanway ten zynen huize geleiden, 't geen, volgens zyn zeggen, in het naby gelegene gebergte stondt; doch hy hadt al te veel van de trouwloosheid der Persiaanen ondervonden, om zich in zulk eene plaats te vertrouwen. De Hahdgee, die, ten tyde van hanway's eerste aankomst, onderrigt was van de omstandigheden des opstands, hem overgehaald hadt, om in de Stad te blyven, enkel ten einde hy deel mogt hebben aan den roof der Koopwaaren, dagt, dat hy nog wel eenige dingen van waarde by zich zou hebben, en dat het daarom onbestaanbaar met zyn belang was, hem met zyn Broeder te laaten trekken; hy wendde dus alle kunstenaaryen aan, om hanway by zich te houden. Hy verklaarde zelfs, dat de lastdraagers niet zouden voortgaan, of de Heer hanway moest zyn Bagadie by hem latten, en hy moest het meerendeel overgeeven, zo veel mogelyk 't geen van veel | |
[pagina 549]
| |
waarde was, by zich houdende. Zy vervolgden hun weg, door ongebaande bosschen, over hoogten en laagten, zorgdraagende om den minst betreeden weg te houden, en uitrustende in het opene veld. De lastdraagers hadden aangenomen hem te brengen tot Balfrush, de Hoofdstad van het Landschap Mesanderan; doch hoorende dat de Admiraal van den Shah volk wierf, om tegen de Astrabadsche Rebellen op te trekken, weigerden zy verder voort te trekken. Hanway verzogt, dat zy hem ten minsten zouden brengen op een plaats, waar hy Paarden kon krygen; doch dit weigerden zy desgelyks, beweerende dat hy naby de kust was, en ter zee zyne reis kon vervorderen. Zy bragten hem, met de zynen, in een Visschers hut aan den oever. De arme man hadt niets, dan een open boot, die vry lek en te klein was voor zes Persoonen; daarenboven kon dezelve alleen met riemen langs het strand heen roeijen, waar de branding toen zeer hoog liep, en de zandbanken, stortingen veroorzaakende, maakten het vaaren nog gevaarlyker. Hanway was daarom de lastdraagers weder aan, hem Paarden te bezorgen, gelyk zy hadden aangenomen, doch zy bejegenden dit verzoek met veragting. Hy dreigde geweld te zullen gebruiken. Zy stelden zich gewapend daar tegen, met twee Vuurroers, twee Boogen, en allen, zes in getale, hadden Zwaarden. Hanway's volk hadt vier Snaphaanen, een Donderbos en twee Pistoolen; doch daar hy alleen op twee zyner knegten kon vertrouwen, onderwierp hy zich, naa een korten twist, aan het gevaar van te verdrinken, liever dan aan het hachlyk gevegt, waar by hy niets kon winnen, dan de mogelykheid om paarden te krygen, in een land, hem geheel onbekend. Op de Voorzienigheid vertrouwende, scheepte hy zich met zyne knegten in de boot, met veel moeite en gevaars; door den wind begunstigd, bereikten zy Teschidezar, in het naastgelegene Landschap. Verstaande, dat de Officiers van den Shah daar de krygsmagt verzamelden, verzogt hy hunne bescherming. Het Opperhoofd zondt hem een welopgetoomd paard, met vier muilezels voor zyne Bedienden; op den dertigsten kwam hy te Balfrusch, waar de Persiaansche Kooplieden hem verzekerden, dat de Shah zyn geleden verlies zeker zou vergoedenGa naar voetnoot(*). | |
[pagina 550]
| |
Mahomed khan, de Admiraal, betuigde hem, dat hy het voor een groot geluk mogt rekenen 'er het leeven afgebragt te hebben, en raadde hem, de reis te water te vervorderen tot Ghilan, en, in de daad, zo zwak was de magt des Admiraals op dien tyd, om den Tartaaren wederstand te bieden, dat zy zich allen tot de vlugt gereed maakten, en de Heer hanway hadt geen keuze, dan zyne overweldigers ten tweedemaale af te wagten en te ontvangen, of onbeschermd, zonder leidslieden of oppassers, te vertrekken. Hy vervoegde zich by mahomed khan, om Paarden, deeze beloofde dezelve te zullen verschaffen; doch, naa veel uitstels, zondt hy 'er hem een dat zeer gebrekkig en dood mager was. Hy twyfelde zeer of hy dit Beest wilde neemen; doch besloot in 't einde 'er mede te vertrekken, naar een hartroerend afscheid van zyn Tolk en Knegten; laatende hun het paspoort dier Rebellen, en zo veel gelds als hy kon missen; beval hun aan de zorge der Voorzienigheid, en ging alleen op reis. - De Tartaaren kwamen de eene poort der Stad in, toen hy de andere uittoog. Naa eenig tydverloop ontmoette hy eene party, die de Bagadie des Admiraals geleidde, die zelf in persoon schielyk volgde, maar 't was den Heer hanway niet mogelyk, hem by te blyven. De arme Tartaarsche Jongen, aan hem opregter verknogt dan de andere Bedienden, was hem te voet gevolgd, en toen de kragten van deezen bezweeken, nam hy hem agter op zyn paard; doch eer zy zes mylen gereeden hadden, bezweek het paard van agteren, en zy moesten beide afklimmen. In deezen toestand, zonder Gids, en zeer weinig van de Taal verstaande, poogde hy zyne reis na de kust, andermaal, voort te zetten. |
|