Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1787
(1787)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBerigten van de Drusen, een volk, het gebergte Libanon en Antilibanon bewoonende. Door den Heere Venture de Paradis, Secretaris en Tolk der Oostersche Taalen, by zyn Allerchristelykste Majesteit, en veele Jaaren diens Resident onder de Drusen.Dé Heer venture de paradis heeft van de Drusen, een weinig bekend, doch kennenswaardig, Volk, ons de beste naarigten gegeeven, waar van wy het voornaamste onzer Leezeren niet willen onthouden. De Drusen bewoonen de Gebergten, onder de naamen van Libanon en Antilibanon bekend. Het Land, 't geen zy bezitten, houden zy als een Leen, deels het Landbestuur van Sidon, deels dat van Damascus, toebehoorende. Een Prins, dien zy den Tytel van Emir geeven, bekleedt den eersten rang, in hoedanigheid van Opper-Leenheer; doch zyne Magt is zeer begrensd: dezelve strekt zich niet uit om nieuwe Wetten te maaken, of het Volk te overheerschen. Hy is, egter, verantwoordelyk aan de Porte voor de MiriGa naar voetnoot(*) of Schatting van het Gebergte, en daarom zorgvuldig om de betaaling daar van in te vorderen. Deeze Schatting wordt met billykheid van alle de Landbezitters ingevorderd. Van de Moerbezieboomen, welke vooral, met den gelukkigsten uitslag, geplant en voortgeteeld worden, om 'er Zydewormen mede te voeden, trekken zy hunne meeste schatten. Men wil, dat de ZydeteeltGa naar voetnoot(†) genoegzaam | |
[pagina 455]
| |
is om de Miri aan den Grooten Heer te betaalen, om Ryst en Linnen, welke by de Drusen volstrekte noodwendigheden zyn, te koopen, en het Volk verscheide Artykelen van vermaak en geryflykheden te verschaffen, welke de Franschen hun bezorgen. De Drusen hebben een even grooten afkeer van de Beginzelen der MahomethaanenGa naar voetnoot(*), als van die der Christenen. De Godsdienst deezes Volks is een bezwaarlyk ontbindbaar raadzel; zy houden hunne Leerstellingen over 't algemeen zeer verborgen. Hunne Heilige Boeken bewaaren zy met de schroomvalligste stiptheid; zy verbergen ze onder den grond; en de verklaaring hunner Verborgenheden is alleen bekend aan een klein getal hunner Verstandige Mannen. Dit, nogthans, weeten wy, dat zy met de Braminen in de Zielsverhuizing gelooven. Maar, volgens hun stelzel, heeft de Verhuizing der Zielen van redelyke Weezens geene gemeenschap met die der Dieren, derzelver lot is geheel verschillende. Zy zyn van gevoelen, dat de Ziel van een Drus, die in onkunde en ongebondenheid sterft, overgaat in het Lichaam van een Mensch, geschikt, om in behoefte, en veragte laagheid, te leeven, dat de Ziel van een, wiens leeven geheel tot het Geestlyke geheiligd geweest is, voor welke lieden zy eene diepe hoogagting betoonen, overgaat in het Lichaam van een Emir, een Cheik, of een ryk Landman, in verwagting, dat de volgende en laatste verschyning van god en den Propheet hem, op eene luisterryke wyze zal beloonen. Byzonder opmerkenswaardig is in de Drusen de Liefde tot Vryheid, en de zorg, welke zy draagen, om dit dierbaar Pand te bewaaren, schoon omringd door Dwinglandy en Verdrukking. - Wanneer Eendragt en Eenstemmigheid in deeze Gebergten heerschen, zyn de Drusen in staat, om zich te doen ontzien. Dikwyls hebben zy, met dapperen moed, de vereende Heirkragten der Pachas van Damascus, Tripoli en Sidon, op last van de Porte, tegen hun verbonden, wederstaan. Omtrent honderd en vyftig jaaren geleden, hadden zy | |
[pagina 456]
| |
aan hun hoofd een Emir, fakreddin geheeten, die zich beroemd maakte door de Oorlogen, tegen het Ottomannische Ryk gevoerd. De Landbezittingen der Drusen waren, onder zyne Regeeringe, uitgestrekter dan tegenwoordig. Gemelde Emir hadt de behendigheid, om van de Porte het Bewind, over de geheele Zeekust, in handen te krygen, zich uitstrekkende van Latichea tot Joppe, en misschien zou hy zyn oogmerk om het Ottomannische Juk van den halze te werpen, volvoerd, en zich in een staat van onafhangelykheid gesteld hebben, hadt hy min vertrouwd op de hulpbenden, door hem in soldy genomen, en zorge gedraagen, om de dapperheid en krygsgeest van zyn eigen Volk aan te kweeken. Overloopen en Verraad deedt hem allengskens al het laage land verliezen, en bragt zyne Landen binnen de tegenwoordige grenzen. De Drusen, door deeze vreemde Troepen te ondergebragt, verlooren allen moed en veerkragt, en vervielen tot den vernederdsten staat. Fakreddin, niet magtig het geleden verlies te boeten, door zyne overwinnende Vyanden vervolgd, verschool zich in een hol, tot hy, ten laatsten, verraaden, aan de Turken overgeleverd, en door hun te Constantinopole onthoofd werd, onder de Regeering van amurath den IV. 't Was deeze Emir, die, staande de langduurige Oorlogen met de Porte, alle de Zeehavens in Syrie verwoestte, om te beletten, dat de Turksche Galeiën aldaar landden. De Emir jussef heeft nu omtrent tien Jaaren het Gebied in 't Gebergte gevoerd. Hy is veertig jaaren oud. Men hadt van hem de hoogste gevoelens opgevat, en de grootste verwagtingen gevormd, vóór den dood van zynen Oom mansour, die, twee Kinderen hebbende, door gebrek aan verstands vermogens ter Regeeringe onbekwaam, aan zyn Neef de Oppermagt overleverde. Doch hy heeft niet beantwoord aan het gunstig denkbeeld van zyn moed en bekwaamheden opgevat. Geduurende zyne Regeering hebben de Drusen, in Syrie, veel van hun aanzien verlooren, en daar hy toeliet dat de Pacha van Sidon het Bewind van Baruth, een Eigengoed des Regeerenden Emirs geworden, vermeesterde, leeft hy, met schande en smaadheid overlaaden. Voor bykans veertig jaaren, hadt de Emir, aan 't hoofd des Volks, van den Pacha van Sidon, voor honderd en vyftig Beurzen, 's jaars, de Inkomsten van Baruth, de eenige Haven van Libanon, verpagt. 't Was, | |
[pagina 457]
| |
in de daad, zyn eigen goed, en niet begreepen in de algemeene verpagting van 't Gebergte. De zwakheid of blooheid des tegenwoordigen Emirs heeft hem, omtrent drie jaaren geleden, beroofd van dit schoon Gewest. De Pacha vermeesterde 't zelve, en stelde 'er een byzonderen Landvoogd aan, onder den Tytel van Massellem. De vrees voor zyne Dwinglandy heeft alle de ryke Kooplieden, daar woonagtig, na de Gebergten van Kesroan en Libanon doen trekken, waar zy beveiligd leeven voor de verdrukkingen van den Massellum, wagtende op eene gelukkige Rykomwenteling, waardoor zy gelegenheid bekomen om tot hunne verlaatene Woonplaatzen weder te keeren, en den Koophandel het voorige leeven by te zetten. De Drusen zyn een zeer talryk VolkGa naar voetnoot(*); de rust, welke zy genieten, gevoegd by de schoonheid en gemaatigdheid der Lugtstreeke, welke zy bewoonen, trekt eene menigte van Christenen uit Syrie derwaards, die de Dwinglandy der Pachas ontvlieden. Zeer gemaklyk kan dit Volk vyftig duizend man op de been brengen, tamelyk in staat tot het verdeedigen van het Gebergte en de Bergengten. Maar deeze Krygsmagt, in aller yl byéén verzameld, en zonder Krygstugt, voerde nooit iets roemryks uit, als dezelve, het Gebergte verlaatende, in de Vlakte nederdaalde; waar de weinige Orde, door hun in agt genomen, der Ruiterye van den Vyand op hun te veel voordeels gaf. Deeze Legers kosten den Emir nooit eenig geld; of de hoop op Buit beweegt hun tot het volgen van hunne Aanvoerders, of de hachlyke Omstandigheden, als 't gevaar van den Staat, zetten hun aan om de wapenen tot verdeediging huns Vaderlands op te vatten. Zy beleggen dan eene algemeene Vergadering van den Staat. Elke Cheik, 't zy Drus of Christen, is verpligt op de verzamelplaats te komen, aan 't hoofd der Jonge lieden, uit | |
[pagina 458]
| |
hunne byzondere Dorpen. De Hoofden zitten alleen te paard. Ieder verschynt, gewapend met een Vuurroer, en Byl, en Zabel, en een paar Pistoolen; en men veronderstelt, dat ieder zich voorzien hebbe van kruid, lood en leeftocht. Zy legeren in de Bergengten, door welke de vyand zou kunnen heen dringen, en hebben veel vooruit door de vlugheid, met welke zy het Gebergte beklimmen, de kennis van de toegangen en bypaden. De leeftocht baart geen groot bezwaar, bestaande alleen in Brood en Kaas, welke ieder Soldaat met zich draagt in een Lederen zak, op zyn zyde hangende. De Bekendmaaking, gedaan by het naderen van den Vyand, heeft veel van 't oud Romeinsche. Wapenherauten worden na alle de Dorpen gezonden, waar in zy met luider stemme aankundigen: De Eer roept u! Hy, die zich niet haast, op 't geluid van deeze Stem, is een Man zonder Eer! Hier op verzamelen alle de Vrouwen van het Dorp op de Markt, en om de Jonge lieden tot verdeediging des Vaderlands aan te moedigen, verzoeken zy wapenen voor zichzelven. - De Porte is nooit in staat geweest om de Drusen te berooven van de Vryheid, dus lange door hun bezeten, en welke zy schynen beslooten hebben te handhaaven en te verdeedigen. |
|