gezogt, en met veel ernst dezelve gepoogd op te spooren. Hier naar hebben latere Filozofen een vlytig en naarstig onderzoek gedaan. - Dan, het is zeker, dat ze niet alle één en dezelfde gedagten hadden over de bronnen, waar uit 's menschen waar geluk ontsprong. - Hier van daan de onzekere gronden, om zich het zelve te bezorgen; hier van daan die onderscheiden pogingen, om zich gelukkig te maken; waar van de meeste, echter, eene zeer tegenstrydige uitwerking hadden. - De bron van ons waar geluk is ontwyfelbaar een zuiver geweten: hier uit vloeit een wezentlyk, een bestendig, een onveranderlyk, geluk. - Eene inwendige bewustheid van wel te doen schenkt den mensch die stille, die gelukkige, gerustheid, welke niemand kan bezitten, of hy moet ook dadelyk gelukkig wezen; zy schenkt daarenboven de ziel eene overtuiging, dat dit het eenig welbehagelyk goed is, waarin de Opperste Goedheid genoegen, welbehagen, neemt. - Dus maakt die inwendige bewustheid, van wel te doen, gepaard met een gevoel der Godlyke Gunst, en het verrukkend vooruitzigt eener gezegende, eener zalige, onsterfelykheid, de eenige bron, die zuivere bron, uit, daar ons wezentlyk, ons waar, geluk uit ontspringt en voortvloeit.
Het is eene onloochenbare waarheid, dat de minste menschen, bestendig, altoos hunne ware belangens onder het oog houden. Velen dragen de schuld hunner ongelukken in hunnen eigen boezem. - Eene verkeerde handelwys moet verkeerde ongelukkige gevolgen hebben. - Elke oorzaak werkt hare byzondere gewrogten. - Zondige driften en geneugten stryden tegen onze hoofdbelangen. - Een wellustig en losbandig leven sleept de droevigste gevolgen na zich, en hier door maakt men zich de eeuwige Liefde van den oneindigen God onwaardig.
Eene zaak, onbedagtzaam begonnen, niet genoegzaam van alle kanten overwogen, wikkelt den mensch in oneindig veele moeijelykheden, en brengt hem in een doolhof, waaruit hy zich niet ontwarren kan; want het gebeurt niet zelden, wanneer men zich uit zynen eersten misslag wil ontwarren, en van zyne dwaling te rug keeren, men zich op nieuw in veel erger verward, en nog veel verder van het regte spoor afdwaalt.
Men kan van zommige zaken wel eens eene al te zwarte, eene al te akelige schildery ophangen, en weer, aan den anderen kant, al te bevallig, al te innemend, schilderen. - Dan, hy treft het best, die de Natuur het naaste komt.
Het is eene spreuk der Ouden; ‘dat men de gegoedste, de rykste, de vermogenste niet in alles moet navolgen, en gelyk willen zyn; maar dezulken, welken zich geen kwaad bewust zyn.’ - Voorwaar eene zeer voortreffelyke, eene heerlyke en allerheilzaamste spreuk: want met het eerste na te laten,