| |
| |
| |
Beschouwing van den oorsprong der kunsten.
(Ontleend uit bruce's Elements of the Science of Ethics, on the Principles of Natural Philosophy.)
't Zou eene ydele en vergeefsche pooging weezen, den Oorsprong der Kunsten op te speuren, by de bykans uitgesleete voetstappen der Oudheid. De Kunsten zyn, gelyk de behoeften des Menschdoms, met deeze ten zelfden tyde gebooren, en gaan voor alle Gedenkschriften, of Gedenkstukken, die derzelver eerste opkomst zouden kunnen aanwyzen. De Oorsprong der Kunsten zal men aantreffen in het Character van 's Menschen Geest, gepaard met de allengskens vorderende Leevensomstandigheden der Menschen, van Ruwheid, of Beschaafdheid. 's Menschen Geest bezit zekere Talenten en Bekwaamheden, deeze stellen hem in staat, om de middelen te kiezen, bekwaam tot het bereiken van zekere einden, geene om dezelve te gebruiken op een wyze, bestaanbaar met het algemeene welweezen. De Leevensomstandigheden der Menschen gaan van den Wilden Staat tot dien der Barbaarschheid, en van Barbaarschheid tot Beschaafdheid, over, met verscheide tusschenvallende standen.
De zugt tot Leeven, de zugt tot Vermaak, de zugt tot Nieuwigheid zyn algemeene Neigingen van 's Menschen Geest, deeze dryven hem aan tot het uitvinden en verbeteren van Kunsten, in alle de mogelyke omstandigheden, waar in de Mensch verkeert.
1. De zugt tot Leeven, of Zelfbehoudenisse, is eene neiging, gemeen aan alle bezielde Weezens. In de mindere Dieren bestuurt hun het Instinct tot de bepaalde soort van hun benoodigde voorwerpen; by den Mensch komen de vermogens zyns verstands te voorschyn, om waar te neemen, te onderzoeken, en de middelen uit te kiezen, noodig tot zyn bestaan en verdeediging. Terwyl de Wilde alleen de voldoening van zyn begeerte na voedzel schynt zoeken te voldoen, of zich te verdeedigen tegen verscheurend Gedierte en Menschen, zo wild als hy zelve, vindt hy zyn knods, zyn slinger, zyn boog en pylen uit. Ziet hy, dat anderen hem in dusdaanige uitvindingen overtreffen, hy volgt ze na, en toont dus de bekwaamheid tot navolging te bezitten; de eerste schinsteringen geevende
| |
| |
van vorderende verbetering. Naardemaal, egter, zyne begeetten omschreeven worden door zyne behoeften, en deeze zeldzaam de eischen der Natuure te buiten gaan, zullen zyne uitvindingen en naavolgingen, voor een geruimen tyd, weinig en zeer bepaald blyven, en vervat worden onder de bekrompene benaaming van de Noodzaaklyke Kunsten.
De oorspronglyke zugt tot Leeven, of Zelfbehoudenis, leidt op tot nieuwe voorwerpen. Een toevallige gebeurtenis kan aanwyzen, dat veele der Kruidzoekende Dieren kunnen getemd, en in kudden zamengebragt worden: dit vermeerdert de middelen van bestaan, dit schept eene nieuwe soort van eigendom. De Wilde Staat verandert in den Barbaarschen, of, zo gy liever wilt, den zwervenden en Aartsvaderlyken. Indien sterkte en onbedwonge driften den Wilden tot het Hoofd zyns Gezins maakten, ondervinding in deeze nieuwe soort van eigendom vermeerderen zyn vermogen. Zyn dood brengt geene andere uitwerking te wege, dan dat zyne magt overgaat op den meest uitsteekenden zyner Afstammelingen. Gewoonte, middelen van bestaan, en onderlinge verdeediging, doen de gemaakte schikking volduuren. Indien de gemaklykheden des leevens onbekend zyn, neemen de noodwendigheden toe. Wordt de Horde aangevallen, het ongeoefend Leger schikt zich onder een Hoofd, uitsteekende door geboorte, sterkte, moed en bedreevenheid in den kryg. Verwerft hy krygsroem, door 't behaalen der overwinninge, zyn verheevener stand krygt te meer vastigheid, en zyn bezitting vermeerdert; gebruiken, op aangenomene begrippen gegrond, bevestigen ze beide. Hy besteedt alle zyne bezittingen aan Leevensnoodwendigheden: weelde is nog onbekend; zyne zoonen, zyne knegten, zyne volgers, zyne gevangenen, vermeerderen zyne magt. Hy rigt hun verstand en vlytbetoon, allengskens, op onderscheide voorwerpen, en tot verschillende einden; de uitvindingen worden, langs deezen weg, veelvuldiger, en by de voorgemelde Noodzaaklyke Kunsten, komen 'er, die den naam van Nuttige Kunsten mogen draagen.
De oorspronglyke neiging tot Zelfbehoud leidt steeds op tot nieuwe Voorwerpen. Wanneer de Kudde talryk geworden is, neemt de moeilykheid, om 'er eene weide aan te bezorgen, toe, byzondere plekken gronds worden bebouwd, ten einde iets te hebben, indien de algemeene voorraadschuur der Natuure mogt faalen het zyne op te
| |
| |
leveren. Hoe gering deeze soort van Landbouw ook moge weezen, bepaalt dezelve eenigzins de plaats des verblyss. Naardemaal de omliggende velden een algemeen eigendom worden, vindt een Opperhoofd zyne Afhangelingen gereed, ter verdeediging van dezelve; dewyl zy belang hebben by het behoud. Hier door wordt hy eene soort van Oppergebieder. Daar de eetbaare moeskruiden en veldvrugten, die de eerste voorwerpen des Akkerbouws uitmaaken, weinig zyn, is 'er verstand en vlytbetoon noodig, om ze in soort te verbeteren, en in veelvuldigheid te doen aanneemen. Hier uit komen veele Kunsten voort, om den grond ter zaaijinge bekwaam te maaken, zich van deszelfs vrugtbaarheid meer en meer te verzekeren, ryker oogsten in te zamelen, den ingeoogsten voorraad te bewaaren, en brood te bakken. - Deeze Kunsten zyn min volkomen in warme, dan in koude, Lugtstreeken; in de eerstgemelde vordert de grond zeer weinig bewerkings; in de laatstgenoemde zoekt men alles op wat den arbeid kan verminderen, en de opbrenging verzekeren. - Het Land is in den beginne de algemeene eigendom van den Stam, of het byeen woonend Gehugt: langs ongevoelige trappen wordt de eigendom byzonder en erflyk. Onder deezen voortgang verandert het Dorp in een versterkte Stad, en de verblyfplaats van een Oppervorst. Men begint kennis te krygen aan Rangen en bepaalde Bedieningen. Met deeze vordering en Beschaafdheid, worden de Kunsten gesmaldeeld. De onderscheide beroepen, van Krygsman, Landbouwer en Handwerker, neemen een begin. De naamen en belangen van Volken komen voor den dag. De belangen der Volken hangen af van derzelver ligging en toevallige gebeurtenissen. Binnenlandsche, of aan zee, ligging veroorzaaken, dat Landbouw, of Kunsten en Koophandel, de middelen van 's Volks bestaan uitmaaken. Toevallen doen hun Overwinnaars worden, of stellen ze in een staat van Onderwerpinge. De Kunsten hangen niet van het lot des Krygs af; want de Grieken kweekten ze aan, toen zy overwinnaars
waren; en schoon de Romeinen de Grieken overwonnen, volgden zy hunne verfyningen van Zeden naa. De Kunsten voegden, geduurende deezen voortgang der Beschaafdheid, by de Noodzaaklyke en Nutte, de Handwerklyke Kunsten.
2. De zugt tot Vermaak is eene tweede neiging van 's Menschen Geest, welke tot de uitvinding van Kunsten aanleiding geeft.
| |
| |
De Vermaaken kunnen onderscheiden worden in die tot het Lichaam behooren, en die voornaamlyk de Ziel aandoen. De eerste soort zyn aan Menschen en Dieren gemeen, en ontstaan uit hunne Zintuigen en Begeerlykheden; de laatste schynen byzonder eigen aan den Mensch, en komen voort uit zyne fyner Zintuigen, uit zyne Driften, en uit zyne Verbeelding. Schoon de Dierlyke Vermaaken zomtyds verbonden schynen met die der Ziele, toonen alle de Kunsten, welke de laatste verfraaijen, dat het eerste als bedekt en vergeeten moeten worden aangemerkt. - Eene vlugtige beschouwing van de verschynzelen in de Natuur zal de bronnen van die verfynde Vermaaken aantoonen; en zal een kort overzigt van de Geschiedenis des Menschdoms de Kunsten ontdekken, welke zy hebben uitgevonden, om de uitwerkzels dier Vermaaken bestendig en kragtig te doen zyn.
De fyndere Zintuigen verschaffen eene eerste soort van voorwerpen, geschikt voor de neiging tot Vermaak. - Het Oog heeft werktuiglyke Vermaaken, die deels ontstaan uit deszelfs maakzel, deels uit de middelstoffe, waar door het ziet: het eene heeft zyn kring van werkzaamheid, de ander haare wetten van breeking en terugkaatzing. De soorten van hoedanigheden, die het oog vermaak verschaffen, zyn ook bepaald en eenpaarig, naamlyk, de gedaante, de kleur, de beweeging, de evenredigheden, de werkzaamheid, en de uitdrukking; deeze verwekken de Vermaaken des Gezigts in de stille, de bezielde, de gevoelige, en de verstandige, natuur.
Het Oor heeft desgelyks zyne werktuiglyke Vermaaken, welke op dezelfde wyze afhangen van deszelfs maakzel, de middelstoffe, en de gesteldheden, die de voortbrenging en voortzetting van 't Geluid vergezellen. Schoon het Muzikaal Gehoor gepaard is met het Zintuig des Gehoors zelve, schynt het een afzonderlyk Zintuig, en niet te verklaaren, uit eenige verschynzels tot nog ontdekt. De Vermaaken zyn, nogthans, altoos eenpaarig zamenstemmende met de werktuiglyke beginzelen des Geluids.
Eene tweede soort van Voorwerpen, geschikt voor onze neiging tot Vermaak, verschaffen de Driften. - De beweeging, welke eene Drift voorgaat, is eene enkele zielsaandoening; de Drift is die aandoening, gepaard met begeerte of afkeer. De overgang, van Aandoening tot Drift, geschiedt zo onmiddelyk, en gebeurt zo dikwyls, dat zy in de doorgaande taal denzelfden naam voe- | |
| |
ren. De toon der stemme, welke de Driften aankundigt, beantwoordt aan de toonschaal, van zwaar tot scherp. Smert heeft haare diepe, Vreugde haare huppelende, nooten, en dewyl deeze de natuurlyke taal der Aandoeningen zyn, worden ze algemeen gevoeld en verstaan. Toeval, plaats, en navolging mogen de Kunst-taal veranderen; de toonen der Driften zyn eensluidend, en vermengen derzelver invloed met alle de deugden en gebreken, welke de gesteltenis en het character uitmaaken.
De Verbeelding verleent eene derde soort van voorwerpen voor de neiging tot Vermaak. - Verbeelding is het vermogen, om de bevattingen, welke de fynder Zintuigen, de Driften, het Geheugen en de Overdenking hebben opgeleverd, te vereenigen. De weezens, de tooneelen, daar door gevormd, gelyken naar het Leeven, doch verheffen 'er zich boven: want deeze Zielsbekwaamheid kan alle schaduwen wegweeren, en alleen de treffende trekken of voorwerpen van een stuk vertoonen. 't Is door dit vermogen, dat beschryving of afbeelding de Natuur voorby streeft. In de natuur vertoonen zich deugden en ondeugden, schoonheden en gebreken, onder een gemengeld: als de Verbeelding werkt, worden de ondeugden en gebreken vergeeten; de deugden en schoonheden bekooren zo zeer het hart, dat wy om de begogeling niet denken. Nu eens neemt de Verbeelding het character van Vernuft aan, en verzamelt de voorwerpen der fyndere Zintuigen, der Driften en der Schepzelen, van haar eigen maakzel, en vertoont, of beschryft, deeze treffende verzameling aan den aanschouwer of toehoorder: dan weder treedt de Verbeelding, in 't character van Smaak, te voorschyn, en voelt ingevolge van de vertooningen of beschryvingen van een ander.
De uitvindingen, welke de neiging tot Vermaak voldoen, ontleend van de fyndere Zintuigen, van de Driften, en van de Verbeelding, mogen Fraaije Kunsten heeten.
Een Kunstenaar, de toonen verzamelende, welke zich tot het muzikaal Gehoor vervoegen, vereenigt ze met de natuurlyke toonen der Driften, en verwekt de eenvoudige Melodie, die de taal van 't hart schynt. Een ander Kunstenaar levert, in de beschryving, zulke leevendige bevattingen op van de voorwerpen des Gezigts, der Driften en der Verbeeldinge, dat ze in eene betoverende orde voor ons heen schynen te gaan. Zomtyds vereenigen deeze
| |
| |
Kunstenaars hunne vermogens, de Dichtkunst en de Muzyk maaken dan, als 't ware, slegts ééne Kunst uit. Dus zingen zy de daaden der Helden, om den Volkshoogmoed te streelen; zy verheffen den lof der Dooden, om den rouw der leevenden te verzagten; en zy voeren het Menschlyk Leeven in alle deszelfs groote, belangryke of ongerymde standen ten tooneele, om, bemind, bewonderd, of belachen, te worden. Andere Kunstenaars bepaalen zich tot voorwerpen van het Gezigt, en doen alleen deeze zich vervoegen tot Drift en Verbeelding. In het Standbeeld zoekt de Beeldhouwer de weezenstrekken, de lichaamshoudingen, welke, in 't daadlyk leeven, de taal der natuure vormen, of tekens van aandoening en gesteltenis opleveren, af te beelden. De Schilder bedient zich van kleuren, hoogzels en diepzels om het oog te bedriegen, en de voorwerpen, zo nauwkeurig gelykend, af te maalen, dat men de Schildery voor iets weezenlyks houdt. In de Bouwkunde wordt nu eens de evenredigheid met sterkte gepaard, dan eens volgt zy de stoute onregelmaatigheden der natuur, en de voorwerpen, welke zy den oogen biedt, strekken tot een bron van schoonheid en grootsheid. Deeze Kunsten zyn zo veele uitvindingen, tot welke de zugt tot Vermaak aanleiding heeft gegeeven, onder de vordering tot en den voortgang der Beschaafdheid.
3. De zugt tot Nieuwigheid is eene derde neiging in 's Menschen Geest, welke tot het uitvinden en volmaaken der Kunsten opleidt.
Schoon de neigingen tot Zelfbehoudenisse en Vermaak verschillende Characters, voorwerpen, en beoogingen hebben in den Mensch, en by de laagere Dieren, schynen zy, tot in zekere maate, aan allen gemeen; doch de zugt tot Nieuwigheid is den Mensch byzonder eigen. Onder de Dieren, schynt elk Dier, van eene onderscheidene soort, bykans een gelyke maat van Instinct te bezitten: want een Vogel bouwt zyn eerste nest met dezelfde kunde en volkomenheid, als zyn tweede en laatste. De Menschen verschillen niet alleen in onderscheide oorspronglyke vatbaarheid; maar ook in de daadlyke volmaaking, tot welke aankweeking hunne vermogens kan brengen. De zugt tot Nieuwigheid dryft aan tot het aanwenden van dit dubbel voordeel. Deeze leidt hun op tot geduurige uitoefeningen, waar toe het Verstand in staat is. In ruwe of weinig gevorderde omstandigheden is de invloed min sterk, dan wanneer de Maatschappy trappen van verfyning be- | |
| |
klommen heeft. Hoewel de Barbaar Nieuwigheid zoekt in de Kunsten, welke aan zyne Vermaaken voldoening kunnen verschaffen, heeft hy geene Nieuwsgierigheid om de verschynzels te onderzoeken, waar door die Vermaaken een verheevener smaak krygen. In onbeschaafde Eeuwen gaat deeze neiging niet verder dan tot de onmiddelyke Voorwerpen van Nutheid of Vermaak. In beschaafder Tydperken onderzoekt zy de gronden der Kunsten, die tot het verleenen van beide strekken. De Dichters schonken voldoening aan de neigingen tot Vermaak en Nieuwigheid, eer de Oordeelkundigen en Kunstregters opstonden, en vroegen, door welke hoedanigheden is de Dichtkunst geschikt om de verfynde Vermaaken van Smaak te verschaffen? De Handwerktuiglyke Kunstenaars hebben de Werktuigen van Landbouw en Oorlog uitgevonden, eer de Wysgeeren de verschynzels begonnen te onderzoeken van welke deeze Kunsten afhangen, of te bewyzen, dat ze natuurlyke hoedanigheden en wetten der stoslyke natuure waren. De Kunsten, derhalven, tot welke de zugt tot Nieuwigheid aanleiding schynt te geeven, ontleenen
derzelver character van de betrekking tot de ontdekte wetten der Natuure, en mogen, overzulks, met den naam van vrye Kunsten bestempeld worden. De Handwerktuiglyke Kunsten ontvingen haare volmaaktheid niet, voor dat derzelver betrekkingen tot de wetten der beweeging en zwaartekragt ontdekt waren; en de Kunsten, die handlangers mogen heeten tot de Handwerken, hebben alleen volkomenheid gekreegen, zints men derzelver betrekkingen tot de onderscheide takken der Natuurlyke Historie waargenomen, en met ernst nagespeurd, heeft.
De neigingen, die uit deeze eenvoudige Geschiedenis der verschynzelen een gedeelte van 's Menschen ziel schynen uit te maaken, en dezelve aan te zetten ter uitvindinge van de Nutte, Fraaije, en de Vrye Kunsten, moeten soortgelyke uitwerkzelen baaren op het daadlyk Leeven, en Kunsten te wege brengen, die Zedekundig mogen heeten.
De omstandigheden en bedryven des Menschdoms zullen toonen, dat hunne neigingen niet min kragtdaadig werken in de Zedelyke, dan in de Natuurlyke, Wereld. De omstandigheden der Menschen mag men als vorderend beschouwen, van een Gezin tot een Stam, van een Stam tot een Volk. In den ruwen staat van enkele Gezinnen, mogen de Menschen door Instinct en Gewoonte schynen
| |
| |
te werken; maar dewyl zy leevens te behouden, en middelen van bestaan te bezorgen, hebben, dringt hun de noodzaaklykheid, om regels van gedrag uit te vinden. - In den meer beschaafden staat van Stammen, heeft het Opperhoofd Afhangelingen en Volgers; deezen zyn werkzaam, volgens gebruiken en aangenomene begrippen; doch deeze eigenste gebruiken ontdekken regels, om de regten des Leevens, en de middelen van Leevensonderhoud, te bewaaren. - In den beschaafden staat der Volken, hebben de Menschen, schoon de Vorstendommen op willekeurige instellingen en partydige Wetten schynen te rusten, niet alleen alle de regten, welke hun in de meer oorspronglyke standen toekwamen, maar ook de nieuwe, in eene eindlooze verscheidenheid, door het invoeren der Kunsten, Koophandel, en openbaare Instellingen, gebooren. De Kunsten, tot welke onze neigingen opleiden, tot regeling van ons gedrag, laaten, daar zy uit dezelfde bron opwellen, dezelfde omschryving toe, van noodzaaklyk, nuttig en vry.
De bedryven, die het Menschdom kenmerken, in deeze vorderende Leevensstanden, vereenigen haar vermogen, in het eischen van deeze opvolging der Kunsten. Indien de Wilde alleen voor zich zelven werkt, en geen agt slaat op de eischen van andere Menschen, wederstaan andere Wilden zyn aanval, en straffen hem strenglyk; of met den dood. - Indien het Opperhoofd eens barbaarschen Stams, om het behaalen van buit, oorlog voert, en zich stoutmoedig, grootsch, betoont op de dapperheid, met welke hy verwoest, of zyne vyanden ongelukkig maakt, wyzen zyne stryden uit, dat zyne daaden haare beperking hebben, en de magt zyner vyanden toont, dat zy een even gelyk regt bezitten op 't behoud des leevens en van eigendom. - Indien de Beschaafde Volken de inbreuken, op hunne Regten gemaakt, aanmerken als eene wettige oorzaak des Oorlogs, en de Vermeesteringen blyven bezitten, onder het schoonschynend voorwendzel van schaverhaaling der geledene ongelyken, geeven zy blyk, dat Regtvaardigheid de openbaare, schoon misschien de waare, regelmaat van hun gedrag niet is. De omstandigheden en bedryven der Menschen leggen in deezer voege de grondslagen van de Kunsten, welke de Burgerlyke Maatschappy bestuuren.
|
|