| |
| |
| |
Proeve over het weder.
Door P. van Aken, A.L.M. en Phil. Doctor te Leyden.
Nuttig is de gesteltenis des Dampkrings te kennen, en de uitwerkzelen, die daar uit volgen, die men gewoon is het Weder te noemen: den Akkerbouw is dit voordeelig; de belangens der Scheepvaart vorderen dit af: veele andere hanteeringen slagen, door dit middel, des te beter, en ontwyken veele rampen, die zy anderzins oogenschynelyk te verwachten hadden. - Dan, hoe nuttig dit ook zy, zoude de zekerheid van het vooruitzicht dezer uitwerkzelen echter, of de Voorwetenschap van de gesteldheid des Weders, zoo als het aanstaande is, deze nuttigheid merkelyk vergrooten; dewyl men, door dit middel, zyne belangens beter zonde kunnen bezorgen, en zaken vermyden, die ten dien einde schadelyk waren; dan, dit schynt eene moeijelyke, zoo niet wanhoopige, taak voor het menschelyk geslacht te zyn. Byaldien de oorzaken van het Weder geleid wierden, volgens wetten, gelykvormig aan die, volgens welke de streeken der afwyking van den Zeilsteen, naar de waarnemingen van den beroemden Hailey, loopen, en die men vermoed, na een verloop van eene reeks van Jaren, door gestadige veranderingen tot dezelfde gesteltenis te zullen wederkeeren, (van welke gedachten de schrandere Wysgeer la Lande niet vreemd schynt te zyn,) zoude men, door vlytige en naauwkeurige Waarnemingen, mogelyk grond hebben, om te denken, dat de Weerkundige Wetenschap, eenmaal, eens dat verheven toppunt van geluk zoude bereiken. Maar, dewyl de oorzaken der veranderingen van het Weder, als 't ware, ontelbaar zyn, en deels van bekende, deels onbekende, dryfveeren afhangen, en gemelde zaken, voor als noch maar geleerde gissingen zyn, schynt de Voorwetenschap van het Weder tot noch toe een onderwerp te zyn, waar op 's menschen vernuft, niet dan met verwaandheid, bogen kan. Vlytige Waarnemingen echter, door langdurigheid van tyd genomen, zullen dit smertelyk gemis eenigzins vergoeden; en, of schoon zy zomtyds onze besluiten, daar uit ge- | |
| |
trokken, in veele
opzichten doen feilen, echter, als 't ware iets opleveren, het welk veele hanteeringen, in het een of ander opzichte kan bevoordeelen. - Eene naauwkeurige Waarneming der Winden, die 's Jaarlyks in bepaalde dagen waaijen, gevoegd by het vallen van den regen, het eene Jaar door het andere gerekend, bepaald tot een zeker getal van duimen, op de oppervlakte des aardbodems, zal ons, op een goeden grond van waarschynlykheid, het getal en den tyd der drooge en natte dagen, die wy als dan te verwachten hebben, kunnen doen gissen: de verschillende winden, in de verscheide luchtstreken, wel in acht genomen zynde, zullen ons, wanneer wy teffens op het dalen of ryzen der Quik, in den Barometer letten, zekere kundschap kunnen geven van onweeren, die op handen zyn. De Zuid Ooste winden, die doorgaans de Quik hier te lande doen zakken, zullen ons, byaldien 'er, in de bovenstreken der lucht, Zuid-Weste winden waaijen, die eenigen tyd te voren hebben aangehouden, (het welk men uit de verschillende beddingen des Zwerks kan gewaar worden,) die dus den Dampkring met veele waterige Dampen hebben opgevuld, Voorwetenschap in het zekere geven van onstuimige onweers vlagen, die aanstaande zyn. De Noord- Weste winden, die de Quik altoos doen opstygen, in gevalle zy streek houden, en door een Landwind, uit het Noord- Oosten, worden opgevolgd, zullen ons eene zekere Voorwetenschap geven van droogte, die op handen is: daar en tegen zullen zy vochtig, onbestendig, en onstuimig Weder aanduiden, by aldien zy haaren wandelweg na het Zuiden vervatten, en door dit middel de Quik op nieuw doen zakken. De Ooste Winden, ten Noorden, zullen ons, by den wintertyd, zekere aankondigers van Vorst zyn; doch derzelver duurzaamheid langer of korter, (als doorgaans afhangende van de kracht, waar mede zy waaijen, van meerder of minder hoeveelheid der deeltjes, door hunne koude opbruissing Vorst veroorzakende, die zy aanvoeren, of van de zylings- of tegensovergestelde winden, daar op volgende, welke die
deeltjes zamendrukken, waar door zy krachtiger werken,) in het onzekere laten. De gesteltenis der Zon en Maan, in hare verschillende Standen, met betrekking op de aarde, in verschillende Jaargetyden, by den winter of by den zomer, (zynde de aantrekkingskragt, of zoo men het noemen wil, de persing op den Dampkring in hare Conjunctien en Quadraturen
| |
| |
by den winter grooter dan by den zomer,) zal onze wikkende gedachten, op zekere schreden, doen voortgaan. De golving der lucht, voor het meerder gedeelte daar door veroorzaakt, door de goede Voorzienigheid zoo wysselyk geschikt, om den Dampkring bestendig te zuiveren, en die, door middel van de Quik in den Barometer, dagelyks op gezette stonden wel waargenomen, en in een nette schaal, overeenkomstig met die van den Barometer, op het papier gebracht, door aanstipping zeer gemakkelyk kenbaar word, zal onze gissingen, by aldien we de streken der winden, en de gesteltenis des Dampkrings, zoo als zy kort te voren geweest is, wel in acht neemen, veel al, op het zekere doen uitkomen, nopens het weder, dat op handen is. - Deze kennis echter, of schoon voor veele zaken nuttig, zal zeer bekrompen zyn; te meer, dewyl de bronnen en kolken der winden, waar uit zy voor een zeker deel hunnen oorspronk neemen, en die, door de veranderlykheid des aardbodems, gestadig veranderen kunnen, voor het meerder gedeelte onbekend zyn, en gevolgelyk altoos stoffen zullen uitwerpen, en medevoeren, die niet als zekerheden, maar als raadzels, zullen kunnen worden aangemerkt; waar uit het niet zal kunnen missen, of zy zullen uitwerkzelen moeten voortbrengen, die de verwondering gaande maken, en die we niet voorzien hadden. - Deze bekrompenheid van kennis poogt men wel te vergoeden, door eenige zoogenaamde voorbeduidingen, die deels uit de Insecten, en eenige andere Dieren, genomen worden; deels uit de luchtverschynselen, die de Dampkring zelve oplevert; dan, hoe zwak deze voorbeduidselen zyn, en hoe de vooroordeelen van het eigentlyke, het welk zy wezentlyk bedoelen, afdwalen, zal, om kort te zyn, by een oppervlakkig onderzoek, nader blyken. - De Insecten en Dieren, de Menschen zelfs niet uitgezonderd, voornamentlyk de zwakken, hebben altoos aandoeningen van Noorde winden en onweêrs vlagen; zeker schynt het, dat dit aan eene tegenwoordige werking en gisting des
Dampkrings is toe te schryven; onzeker daar en tegen is het, of de Mieren, de Zwaluwen en andere Vogelen des hemels, door haar instinct, eenige kundschap van aanstaande hoedanigheden des Weders hebben; dan of zy, door eenige onrust, door de werkende gistingen des Dampkrings veroorzaakt, of ook wel door de koude, tot deze zoogenaamde voorbeduidingen des Weders gedreven worden. Deze voorspellingen
| |
| |
zullen dan niet ver gaan, en de palen van het tegenwoordige weinig overschryden. - De zaak is byna op dezelfde wys met de luchtverschynzelen gelegen, tot welke wy gevoegelyk de Regen - bogen kunnen brengen, de kringen om de Zon en Maan, de By-zonnen, niet alle hare vercierzelen, uitmiddelpuntige kringen, en alle hare gedaanten, die haar verwonderlyk, en glansryk maken; (want, ofschoon 'er veele andere luchtverschynzelen zyn, gelyk als de Vuurballen, de gecoleurde Noorderlichten, Dwaallichtjes, en wat dies meer zy, zoo doen deze de gedachten zeldzaam op de meer of min gunstige gesteltenis des Weders vallen, maar vervullen doorgaans de gemoederen der menschen, als 't ware, met eene wilde bekommernis over toekomende zaken, van welke zy geene denkbeelden hebben,) de bovengemelde luchtverschynzelen dan beantwoorden niet altoos aan de gedachten, door overleveringen gesterkt, die, door hare oudheid, een zekeren graad van zekerheid gekregen hebben. - Belangende den Regenboog, sprak Virg: al in zyn tyd, in zyn Georg: lib. 1. V. 381, als een voorbeduidzel van nat weder, arcus bibit; als of zy het water ophaalde, om aanhoudende regenvlagen te veroorzaken. Deze waren de gemeene gedachten toen ter tyd, en ze hebben tot heden stand gegrepen; men maakt zelfs voorbeduidingen op, uit de manier hunner vertooning en verdwyning; uit de zoogenaamde Weêrshoofden, die hen gemeenelyk vergezellen: uit den aart van het verschynzel, is het echter niet af te leiden, noch uit de betekenissen en aanduidingen, die van hoger hand gegeven zyn. By alle Wysgeeren is het kenbaar, dat de Regen-bogen, door weeromkaatzing en breking der Zonnestralen, onder een hoek van 42o 2′ gemaakt worden, wanneer de gesteltenis des Damp - krings dusdanig is, dat het voor het oog van den Waarnemer regent, en achter zynen rug de Zon schynt. Dit gegeven zynde, zal 'er altoos, volgens bepaalde wetten der natuur,
een Regen-boog gezien worden; en dit gevolgelyk het wezentlyke van dit verschynzel uitmaken: naarmate de regen min of meer doorgaande, en de lucht aan de voor-zyde van den Waarnemer min of meer betrokken is, zal de Regen-boog min of meer volmaakt zyn; en zomtyds zich onder eenige gedeelten vertoonen; die men als dan, schnon oneigentlyk, gewoon is Weêrs-hoofden te noemen. Deze wetten, de lichtstralen en waterachtige deelen eenmaal ingeschapen, zullen altoos dezelfde blyven; en buiten den wil van
| |
| |
God Almachtig, aan geene de minste verandering onderhevig zyn. De beduidingen, die men aan het verschynzel toeëigent, zal men uit de Openbaring en Ondervinding moeten halen, deze zullen het ken-merk van hare zekerheid, of twyfelachtigheid, moeten beslissen. Toevallige zaken zullen ze kunnen genoemd worden, even gelyk de modificatiên der lichamen toevallig zyn, en het zullen lichamen zyn en blyven, of zy eene ronde, dan vierkante, gedaante hebben. Zeker schynt het, dat 'er van het begin der wereld altoos Regen-bogen geweest zyn, (dit volgt uit de gestelde beginzelen,) de gesteltenis der lucht op de bovengemelde wys gegeven zynde; doch onder eene verschillende aanduiding. Vóór de tyden der Sondvloed, waren zy als zoo veele blyken van Gods Majesteit en Heerlykheid, dewyl zy onder de luchtverschynzelen den rang der aanzienelykste uitmaken. Na den Sondvloed, zyn zy, door Gods goedgunstig Alvermogen, tot een teken gesteld van Gods verbond met Noach en zynen Zade na hem, van de aarde nimmermeer door een Sondvloed te zullen verdelgen, ofschoon het aanschyn des Hemels soortgelyke gevaren voorspelde. Deze zaken zyn zeker, en ze vorderen allen eerbied af, die wy den goedgunstigen Insteller der Openbaring verschuldigd zyn. Maar dit teken nu, of deze aanduiding, tot eene toekomende gesteltenis van het Weder te willen uitstrekken, en daar uit af te leiden, of het aanhoudend vochtig, dan droog, zal zyn, schynt noch met de Openbaring, noch met de Ondervinding te strooken. De Openbaring meld maar, wanneer God wolken over de aarde zoude brengen, dat hy zynen boge zoude aanzien, en gedenken aan het eeuwig Verbond, tusschen God, en tusschen alle levendige Ziele van alle vleesch, dat op der aarde is: het welk niet duisterlyk plas-regens schynt te beoogen, en wel soortgelyke aan die, die den Sondvloed veroorzaakt hadden;
en derhalven zou de verschyning van den Regen-boog eene goedgunstige matiging dier plas-regens voorspellen, en veeleer eene gepaste Wedergesteltenis aanduiden. De ondervinding schynt dit ook te bekrachtigen; dewyl de Regen-bogen somtyds, en dat zeer dikwyls, zich vertoonen, en van ons zyn waargenomen, ofschoon 'er geen regenachtig Weder op volgt; blyvende de luchtsgesteltenis, gelyk zy van te voren was, gematigd. Wel is waar, de Damp-kring is wel het allerbekwaamst, om die te veroorzaken by week en ongestadig weder; en dan worden zy somtyds in schrome- | |
| |
lyke regen-vlagen gezien, die ook by aanhoudenheid voortduuren: maar dit is enkel toevallig, en hangt van andere oorzaken af, van welke het onzeker is, of zy door het verschynzel der boge voorspeld worden. Het geen van den Regen-boog gezegt is, is insgelyks op deszelfs gedeelten, die men gewoon is Weêrs-hoofden te noemen, toepasselyk; zy hebben geene aanduidende betrekking op week weder, maar week weder maakt de luchtsgesteltenis zeer geschikt, en het allerbekwaamst, om deze verschynzelen te doen voortkomen. - Wat de kringen om de Zon en Maan, en By-zonnen, aanbelangt; in het algemeen kunnen we hier vooraf aanmerken, dat die algemeene en bekende grondregel het zekere onzer Wetenschap moet bepalen, de oorzaken gegeven zynde, moeten de uitwerkzels volgen. Deze oorzaken nu zyn, volgens het gelegde eener Analogische uitlegging, Minerale Pyltjes, uit vlugge Zouten bestaande, en door Cristallisatie veroorzaakt; of ook wel dunne uitwasemingen, die, gevoegd by eenige dampachtige Stoffen, die zy in de bovenlucht ontmoeten, een Cylindertje met een dampachtig Bolletje kunnen veroorzaken, en, door middel der breking en weeromkaatsing der luchtstralen onder zekeren hoek, (die altoos grooter of kleiner zal zyn, naar evenredigheid van de dikheid der Pyltjes) deze ringen, even als in den Regen-boog, groter of kleiner kunnen voortbrengen; met dit verschil,
dat 'er in de By-zonnen Heterogenische Cylindertjes, van verscheide soorten zullen vereischt worden, om ze te doen voortkomen. Dit is door den beroemden Huygens, en meer anderen, in verschillende Verhandelingen, bewezen. Van welken aart en hoedanigheden deze Cylindertjes zyn, is moeijelyk om te bepalen; waarschynelyk is het, dat zy zeer licht en dun moeten zyn, dewyl zy in de bovenlucht hangen, en 'er altoos in het heldere blauw des hemels, wanneer zy zullen verschynen, inzonderheid de By-zonnen, eene zekere bezwalking bespeurd word, welke duidelyk van den nevel der dampen te onderscheiden is, die zich in de benedenstreken der lucht bevinden, die ook, daar zynde, den helderen glans dezer verschynzelen eenigzins verdooven. De gesteltenis der lucht nu dus gegeven zynde, kan men daar uit gerustelyk besluiten, dat de Damp-kring besmet is met deeltjes, die in staat zyn, deze verschynzelen voort te brengen, die mogelyk ook oorzaken en medewerktuigjes zyn van onstuimig Weder, het welk daar op zal volgen. By aldien
| |
| |
zy voorboden of beduidzels van onstuimig Weder waren, zou de ondervinding dit moeten bekrachtigen; die bekende grond-regel echter in de redeneerkunde heeft, zoo ergens, inzonderheid hier plaats a posse ad esse non valet consequentia. Somtyds bevind zich de gesteltenis der lucht dusdanig, dat zy geschikt is, om de gemelde verschynzelen voort te brengen, daar de andere oorzaken, machtig om onweeren in meerder of minder hevigheid te veroorzaken, ontbreken, en dan blyven zy een dag, twee of drie, in dezelfde gedaante, zonder verandering, gelyk wy dit dikwyls hebben waargenomen. Somtyds vertoonen zy zich een uur of twee lang, en somtyds voor noch minder tyd, naarmate de luchtsgesteltenis zich bevind, door andere oorzaken meer of min beroerd, of door Dampen die van elders worden aangevoerd, en zich moeten ontlasten, is, of word opgevuld, en als dan volgen 'er gemeenelyk onstuimige vlagen op, die meer of min hevig, korter of langer, duuren, naarmate de andere oorzaken, voortbrengzels der onstuimige luchtsgesteltenis, meer of min hevig, korter of langer, werkzaam zyn. Geene de minste betrekking is 'er derhalven tusschen deze verschynzels, en de andere oorzaken, voortbrengzels der onweeren; ten zy wy willen stellen, dat zy de onzuiverheid der lucht aanduiden, waar uit wy gissen kunnen, dat zy door stormwinden of andere onweêrsvlagen, zal gezuiverd worden; doch de manier hoe, is onzeker, veel meer derzelver meerder of minder hevigheid, waarom zy somtyds, by den Somer, door een zachten en verkwikkenden regen gevolgd worden; somtyds in den Winter door sneeuwvlagen, somtyds door storm- en onweêrsvlagen, naarmate de gesteltenis des Damp-krings voor- en op dien tyd is, wanneer zy zich vertoonen: dit hebben wy door menigvuldige Waarnemingen ondervonden, het zou niet vreemd zyn te denken, dat zy, door de goede Voorzienigheid, tot waarschouwers gesteld zyn van rampen, die uit de op handen zynde onweeren zouden kunnen volgen: geene
beslissende blyken, echter, bekrachtigen deze gedachten. Wy zullen dit dan in het midden laten, en 'er ons zegel niet aan hangen, noch het wraken. Maar liever tot slot 'er byvoegen, hoe het te wenschen ware, dat 'er, in verschillende gedeelten des aardbodems, op bepaalde plaatsen, nauwkeurige Weerkundige waarnemingen genomen wierden; mogelyk zoude men, door eene onderlinge vergelyking, binnen een reeks van Jaren, kunnen ontdekken, (de byzonderheden ieder
| |
| |
landstreek eigen, in opzicht van den aldaar verschillenden stand der Zon, of, wanneer het door zeeën bespoeld, of door hooge bergen omringd word, uitgenomen,) dat de Weerstreken, in gezette Jaargetyden, op dezelfde wys liepen, als de Zeil-steenachtige streken, door den beroemden Halley waargenomen, welke beweging, zynes bedunkens, door een groten Zeil-steen, in het middel-punt der aarde zich bevindende, en zich aldaar dagelyks beweegende, zoude veroorzaakt worden. Het is ons genoeg, dit alles oppervlakkig, en als met een woord, te hebben aangeroerd: en 't blyft by ons zeker, dat zulks de Weêrkundige Wetenschap veel zekerheids zoude byzetten, 't welk sommige zaken in den dagelykschen wandel wel zou doen slagen, die nu, door onze onkunde, somtyds niet dan nadeelig uitvallen.
|
|