Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1787
(1787)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 71]
| |
IV. De Vermeerdering van Wysgeerige en Godsdienstige Bespiegelingen.Welk een ryke voorraad van stosse hebben deeze Landontdekkende Reizen niet opgeleverd om de Menschlyke Natuur, in verschillende standen zo belangryk als zeldzaam, waar te neemen! Hoe afgelegen of uitgeslooten van den doorgaanden ommegang met meer beschaafde Volken, de Inwoonders van eenige deelen der Wereld mogen weezen, zal, indien de Geschiedenis, of onze eigene Waarneeming uitwyze, dat ze voorheen bezogt zyn, en dat vreemde Zeden en Gevoelens zich vermengd hebben, met hunne eigene begrippen, uit het geen by zulke Volken wordt waargenomen, van geringen dienst weezen, om eene welgelykende schilderye op te maaken van den Mensch in zynen natuurlyken en onbeschaafden stand. Dit schynt de gesteltenis te weezen der Inwoonderen van de meeste dier Eilanden, welke niet verre van de Vaste Kust van Asia verwyderd liggen, van wier Zeden en Gebruiken de Europeaanen, die ze van tyd tot tyd bezogten, ons berigten schonken. Maar de Eilanden, door onze veelwaagende Reizigers, in het harte der Zuider Stillen Oceaan bezogt, en die voornaamlyk ten tooneele hunner verrigtingen strekten, waren onbetreeden grond. De Inwoonders waren, zo verre kan ontdekt worden, onvermengd met eenigen anderen stam, door toevallige zamenkomst, naa dat zy zich hier eerst gezet hadden: geheel aan hun eigen vermogens overgelaaten, in de kunsten ter leevensonderhoud noodig, en aan hunne eigene verafgelegene overleveringen, ten opzigte van alle Staatkundige of Godsdienstige Instellingen en Gebruiken; niet verlicht door Weetenschappen; niet beschaafd door Opvoeding; met één woord, allergeschiktst voor een keurig Waarneemer, om kundigheden op te doen, tot het vormen van een regtmaatig oordeel, | |
[pagina 72]
| |
hoe verre de ongeholpe Menschlyke Natuur kan ontaarten, en in welke opzigten dezelve kan uitmunten. Wie zou hebben kunnen denken, dat de woeste wreedheid om Menschenvleesch te eeten, en het schriklyk bygeloof om Menschenoffers te slachten, zouden gevonden worden, onder de Inboorelingen onlangs in den Stillen Oceaan ontdekt onder Menschen, die, in andere opzigten, geen vreemdelingen scheenen in de tedere gevoelens der Menschlykheid, die tot zekere hoogte in het gezellig leeven waren opgeklommen, en gewoon aan Ondergeschiktheid en Regeering, zo eigenaartig strekkende om de opziedingen van ongestuime drift te beteugelen, en de verborgene vermogens des Verstands te ontwikkelen! Of, indien wy het oog afwenden van dit droevig tafereel, 't welk den denkenden Wysgeerigen geest zulk een voorraad van denkbeelden oplevert, kunnen wy dan, zonder verbaasd te staan, beschouwen, tot welk een trap van volmaaktheid, dezelfde stam, (en, in de daad, wy mogen hier byvoegen, in zommige opzigten, de Americaansche Stammen op deezen Tocht bezogt,) zyn geliefde vermaakneemingen en uitspanningen gebragt heeft; de tedere zangen der Vrouwen; de Tooneelvermaaklykheden; de Danssen hunner Olympische speelen, mag ik ze zo eens noemen; de Redevoeringen van hunne Opperhoofden; de Liederen hunner Priesteren; de staatlykheid hunner Godsdienstige Ommegangen; hunne Kunsten en Handwerken; hunne vernuftige Vindingen en het gebrek aan de eigenlyk benoodigde stoffe, als mede het mangel aan geschikte werktuigen en gereedschappen te vergoeden, en de verwonderlyke voortbrengzels van hunnen aanhoudenden arbeid, worstelende met zo veele gebreklykheden; hunne Kleeding; hunne Matwerken; hunne Wapens; hunne Vischgereedschappen; hunne Cieraaden, en Huislyke Vaten, die in tekening en uitvoering om den prys dingen, met wat hedendaagsch Europa of de Oudheid kan opleveren? 't Is de geliefde oefening van den blokkenden Geleerden en Oudheidkundigen, de overblyfzels van Griekschen of Romeinschen arbeid op- en na te speuren; hy doorbladert zyn montfaucon met een geleerd genoegen, en slaat een oog vol verrukking op de kostbaare verzameling van Sir william hamilton. Het vermaak, door hem genoten, is redelyk, 't is leerzaam. Maar zal zyne nieuwsgierigheid niet sterker gewekt worden, zal hy zelfs geen | |
[pagina 73]
| |
meer wezenlyke stoffe voor gewigtige bedenking vinden, als hy een uur slyt in het bezigtigen van de veelvuldige staaltjes der kundigheden onzer nieuw ontdekte Vrienden, aangebragt uit verafgelegene plaatzen onzes Aardkloots, om het Britsch Museum, en de kostbaare verzameling van Sir ashton lever, te verryken? - Indien de zeldzaamheden van Sir ashton's Sandwichs Room, alleen, het eenige ware 't geen wy gewonnen hadden by onze Reizen na den Stillen Oceaan, wie, die smaak bezit om te bewonderen, of zelfs maar oogen om te zien, zou twyfelen te verklaaren, Capitein cook heeft niet te vergeefs gereisd? De kosten van deeze drie reistochten gingen misschien niet verre te boven de kosten, gemaakt tot het opgraaven der bedolven Stad Herculaneum. En wy mogen 'er byvoegen, dat de zeldzaamheden der Societeit - en Sandwich - Eilanden beter geschikt schynen, om de aandagt der Weergierigen, in onzen tyd, te trekken en gaande te houden, dan de Oudheden, welke ons bewysstukken opleveren van de vroegere grootheid der Romeinen. De gronden, waarop deeze aanmerking rust, kunnen niet beter worden voorgesteld, dan met de woorden van den zeer schranderen Schryver Mr. warton. ‘In eene Eeuwe, schryft hy, tot den hoogsten trap van beschaafdheid opgeklommen, neemt die soort van nieuwsgierigheid eenen aanvang, welke zich onledig houdt met het bespiegelen van de vorderingen des leevens, in den staat der zamenleevinge, in het verklaaren van de trapswyze toeneeming der Maatschappye, en het openleggen der opklimmingen van barbaarschheid en beschaafdheid. Dat beschouwingen van deezen aart de geliefde voorwerpen van zulk een tydperk zyn is zeer natuurlyk. Wy zien op den woesten staat onzer Voorvaderen te rugge, met de zegepraal der meerderheid, welke wy boven hun bezitten, en scheppen vermaak in het naagaan van de stappen, waar mede wy van ruwheid tot verfyning opsteegen: en onze aanmerkingen, dit onderwerp betreffende, gaan vergezeld van eenen zelfvoldoenden hoogmoed, grootendeels ontstaande uit eene stilzwygende vergelyking van de alle beschryving te boven gaande ongelykheid, tusschen de zwakke poogingen van voorige Eeuwen, en onze tegenwoordige vorderingen in kennisse. Terwyl de Zeden, de Gewoonten, de Gebruiken en gevoelens der Oudheid een zo sterk afsteekende strydigheid met die | |
[pagina 74]
| |
van onze tyden vertoonende, de menschlyke natuur en menschlyke uitvindingen in een nieuw licht geplaatst, in onverwagte gezichtpunten en onderscheide gedaanten voorkomende, de aandoenlyke verbeeldingskragt op het sterkst treffen. - En verschaft dit vertoon meer dan eene vrugtelooze voldoening onzer verbeelding. Het leert ons een juisten prys stellen op onze eigene vorderingen, en moedigt ons aan, om die Beschaaving, welke zo naauw verknogt is aan het bestaan en de beoefening van elke Zamenleevings Deugd voort te zettenGa naar voetnoot(*).’ - Wy behoeven hier niet op te merken, hoe de Zeden, de Gewoonten, de Gebruiken en Gevoelens der tegenwoordige Inwoonderen van de Eilanden in den Stillen Oceaan, of op de Westkust van America, op het allerkragtigst afsteeken by die van onzen tyd in het verlicht Europa; en dat eene aandoenlyke verbeeldingskragt zich waarschynlyk meer zal getroffen voelen door het verschil der plegtigheden, volvoerd van een Natche te Tongataboo, dan van een Gottisch Tournoispel te Londen; door de beschouwing van de grootsche voorwerpen op Paasch - Eiland, dan van de raadzelagtige overblyfzels te Stonehenge. Wy zien het daadlyk bestaan van een geslacht van Menschen, grooter dan de gewoone maate, in Patagonia, een land grenzende aan de noordzyde der Straat van Magelaan bevestigd; wy ontmoeten Waarneemingen over de verhuizingen van verscheide Families en Stammen, die de wereld bevolkten; aantoonende dat van Madagascar tot de Marqueses en Paasch - Eiland, dat is, bykans van de oostzyde van Africa tot wy aan de westzyde van America naderen, eene ruimte meer dan den halven omtrek van onzen Aardkloot bestaande, het Asiatische volk, Malayers geheeten, (de Pheniciers mogen wy zeggen van de Oostersche wereld) Volkplantingen gesticht hebben, in bykans alle tusschenstanden van dit wyduitgestrekte vak, op Eilanden, zeer verre afgeleegen van het vaste Land, waar uit zy oorspronglyk voortkwamen, onkundig van elkanders bestaan. - Wy verneemen uit de ontdekkingen, door Capitein cook gedaan, dat de Esquimaux-Indiaanen, tot dus lang alleen aangetroffen, als woonende op de Kusten van Labrador en Hudsons Baay, in verscheide charactertrekken verschillende van de binnelandsche | |
[pagina 75]
| |
Inwoonderen van Noord-America, en die, omtrent twintig jaaren geleeden, bevonden werden met de Groenlanders overeen te komen in alle byzonderheden van Taal en Gewoonten, die eene oorspronglyke gelykheid van oorsprong tusschen de volken aanduidden, dezelfde Stam zyn als het volk, 't geen thans de Eilanden en de Kusten op den westkant van America, tegen over Kamschatka gelegen, bewoonen; en dat deeze gevonden wordt in Northon Baay, te Oonalashka, en in Prins Williams Baay, dat is omtrent 1500 mylen van de woonplaatzen in Groenland, en op de Kusten van Labrador. 'Er zyn andere twyfelingen van eene aangelegener natuure, die, zo men mag hoopen, nu niet langer den geest zullen verbysteren der Onkundigen, of stoffe verschaffen aan de vit- en bedilzugt der geenen, die der Openbaaringe geen goed hart toedraagen. Naa de groote ontdekkingen of althans na de volkomene bekragtiging der groote ontdekking van de nabygelegenheid der twee Vastelanden van Asia en America, vertrouwen wy niet meer uitgelachen te zullen worden, wegens het geloof dat het eerstgemelde Werelddeel gemaklyk aan het laatstgenoemde Inwoonders zou verschaffen. En gevolglyk, dat, by alle de voordeelen, aan de laatere ontdekkingen gehegt, nog mogen toegevoegd worden als geen van de minste, dat zy dienst deeden aan den Godsdienst, door het Ongeloof te ontzetten van eene geliefde zwaarigheid, tegen de Geloofwaardigheid van mozes Berigt, wegens de Bevolking der aarde, zo herhaalde keeren bygebragt.Ga naar voetnoot(*) | |
[pagina 76]
| |
V. De Voordeelen den Ontdekten te beurt gevallen.Dus verre spraken wy van de voordeelen, die deeze Reistochten den Ontdekkeren schonken. Doch, zal men veelligt vraagen, hebben zy iets toegebragt, of is het waarschynlyk dat zy iets zullen toebrengen, 't geen den Ontdekten tot heil strekt. Het zou aan elk welgeplaatst hart eene uitsteekende voldoening verschaffen, ontwaar te worden, dat wy, zonder in twyfel te hangen, deeze vraag met ja konden beantwoorden. En, in de daad, wy mogen de streelende hoope koesteren, dat onze Schepen, ook ten deezen opzigte, geen vergeessche verre Tochten gedaan hebben. Andere Landontdekkingen waren veelal, helaas, oorlogen of liever menschenslagtingen; men vondt geen Volken, om zo te spreeken, of men delgde ze uit, en de schriklyke wreedheden der vermeesteraaren van Mexico en Peru kunnen nooit opgehaald worden, zonder dat men alle rede vindt om zich over den Godsdienst en de Menschlyke Natuur te schaamen. Doch, wanneer de afgelegenste oorden der Wereld bezogt worden, niet om byzondere heerschappy voort te planten, maar om algemeene kundigheden te bevorderen; wanneer wy de nieuwe Stammen onzer Medemenschen bezoeken als Vrienden, en alleen wenschen te weeten, dat ze bestaan, en hun diensten der Menschlykheid te doen, en de behoeften huns onvolkomenen staats der Maatschappye te vervullen, door hun onze verder gebragte vorderingen mede te deelen; dan hebben de Reistochten ter ontdekkinge beraamd door de goedgunstige inzigten van george den III, en uitgevoerd door cook, zo wy vertrouwen, niet geheel en al gemist in het beantwoorden aan deeze wenschlyke einden. Onze herhaalde bezoeken en vry langduurige verblyven by de Inwoonderen der Friendly-, Society- en Sandwich- Eilanden, kunnen niet nalaaten eenige straalen van licht te verspreiden in de nog Kindsche Zielen dier weinig gevorderde Volken. De ongewoone voorwerpen tot welker beschouwing en bevordering zy gelegenheid kreegen, strekten natuurlyk om den voorraad hunner denkbeelden te vermeerderen, en nieuwe stosse te verschassen aan de beoefening hunner Rede. - Zichzelven vergelykende met de zodanigen die hun bezogten, konden zy niet nalaaten op het diepst getrossen te worden door een gevoel van hunne minderheid, en den scherpsten prikkel te gevoelen | |
[pagina 77]
| |
om 'er zich uit op te beuren, en eene meerdere gelykheid te verkrygen met die Kinderen der Zonne, die zich vernederden hun aan te zien, en zo veele blyken hunner edelmoedige en menschlievende deelneeming in hunne belangen agterlieten. De invoer zelve van onze nuttige Dieren en Gewassen hebben, door de middelen huns bestaans te vermeerderen, de aangenaamheden des levens vermenigvuldigd, en hun een onmiddelyk genot van voorheen onbekende voordeelen geschonken: en, indien dit het eenig heil ware, 't geen zy immer van deeze bezoeken ontvingen, wie zal dan van zelfs niet verklaaren, dat zy 'er veel by wonnen? Maar mogen wy onze wenschen en hoope niet veel wyder uitstrekken? Groot-Brittanje zelfs, toen het eerst door de Pheniciers bezogt werd, was bewoond door Wilden, misschien niet verder in beschaafdheid gevorderd dan de tegenwoordige Bewoonders van Nieuw Zeeland, zeker minder beschaafd dan die van Tongatdboo of Otaheite. Onze met hun geopende gemeenschap is de eerste stap ter hunner beschaaving. - Wie weet, of de laatste Ontdekkende Reistochten door de onzen gedaan, niet behooren tot de middelen door de Voorzienigheid bestemd, om, ten gepasten tyde, de zegeningen der beschaafdheid te verspreiden, onder de veelvuldige Stammen van den Zuider Stillen Oceaan, om hunne schriklyke Feesten en gruwlyke Plegtigheden een einde te doen neemen; en den grondslag te leggen tot toekomende en kragtdaadiger plans, om deeze Volken een loslyke plaats onder de Inwoonderen des Aardbodems te doen bekleeden? Dit ten minste gaat zeker, dat wy, door onze wydstrekkende naspeuringen, deeze Volken als tot het bestaan geroepen hebbende, hier in nieuwe drangredenen vinden tot eerbiedige dankzegging aan het Opperweezen; dewyl het ons gezegend heeft met voordeelen, tot dus lange een zo groot gedeelte des Menschdoms onthouden: en zulks behoort ons ten sterkste aan te zetten en te volharden in alle voorkomende voegelyke onderneemingen, om werktuigen in de hand des Opperbestuurders te zyn, tot het opbeuren van Millioenen onzer Medeschepzelen en Natuurgenooten, uit hun tegenwoordigen staat van vernedering. |
|