voorstel mede in dien zin verstaen: en hierbenevens brengt hy hun onder 't oog, dat men hem, uit dien hoofde, geenszins van onrechtzinnigheid kan verdenken. - Het is zonderling, dat deze beschuldigers, ten opzichte dier verklaringe van Heb. II. 14, 15, betuigen: Het schynt als of de Verstandige alleen maar met uwe Verklaaring te vreede geweest zyn. De Geleerden schynen het daarentegen niet te weezen. Hoe ze dit onderscheid van Verstandigen en Geleerden begrypen is onzeker; doch 'er schynt uit te volgen, dat zy niet onder de Verstandigen maer onder de Geleerden behooren: wat het laetste, de Geleerdheid betreft, hier van vinden wy geen spoor; maer dat ze niet onder de Verstandigen behooren, is, gelyk uit hunne eerste, ten duidelykste uit hunne tweede, beschuldiging op te maken. - Het onverstandige dier beschuldiginge ontvouwt zyn Eerwaerde, die, gelyk uit zyne Redevoering ontegenzeggelyk af te nemen is, wel verre is van te ontkennen, dat Jesus ook voor ons gestorven is, om ons met God te verzoenen, uit de bekende betekenis van 't woord Martelaer afkomstig van 't Grieksche woord Μαρτυρ, in welke ook Christus, Openb. I. 5, de getrouwe Getuige of Martelaer genoemd word; en wyst hun tevens aen, dat hy in dezen niets anders gezegd heeft, dan het geen meer beroemde, en van geen onrechtzinnigheid verdachte, Luthersche Godgeleerden meermaels geschreven hebben. - Wat eindelyk de derde beschuldiging aengaet, hierin vertoont zich de kwaedaertigheid zo handtastelyk, dat hy 't niet noodig agte, dezelve opzetlyk tegen te gaen, daer ze, door den inhoud zyner thans uitgegeven Redevoering, voor een ieder die dezelve leest, openlyk wederlegd word: waer
nevens hy deze plechtige betuiging voegt; ‘Ik eindige met plechtig voor God en de Waereld te betuigen, dat ik, zo lang ik leeve, voor de eer van den Godlyken Verlosser zal stryden, en dezelve op geenerly wyze zoeken te verduisteren; dat ik nooit zyn volwigtig en eeuwig geldend Verdienst, voor doemwaardige Zondaars, den Christen zal ontrooven; en als Leeraar zyner Gemeente nooit het Heilig Woord van God zal martelen noch verdraaien, maar, naar myn beste inzicht en overtuiging, en naar de Regels eener gezonde Uitlegkunde, zodanig verklaaren, dat de verklaaring van het eene gedeelte der Heilige Schrift in een ander gedeelte van dezelve zal gegrond zyn, en nooit daar tegen stryden. - Voor het overige mogen deze myne vyanden voortgaan met my te laste-