Fanny. Een Fragment, door Mr. Rhynvis Feyth. Te Amsterdam, bij J. Allart, 1787. behalven het Voorwerk, 70 bladz. In gr. 12mo.
Dit Werkje bestaat uit eenige losse Dichtstukjes; behelzende voornaamelyk de klagten van eenen minnaar, onder den naam van Eduard, over het gemis van zyne Fanny, eindigende het werkje met een Dichtstukje, getyteld Fanny op het Graf van Eduard. De smaak van den Heer en Mr. Feyth voor deeze soort van stukken is bekend uit zyne Julia, Ferdinand en Constantia: enz. Deeze verzameling stemt daar mede volkomen overeen, en is rykelyk voorzien van Dichterlyke schoonheden; onder anderen is 'er in het volgende stukje veel fraais; wy zullen het onzen Leezers als een staaltje mededeelen.
Aan de schemering.
De Zon ontzinkt in 't daauwend schemeruur
Alreê het oog der sluimrende Natuur,
En zamelt aan den halven waereldkloot
De streepen in van 't gloeiend avondrood.
't Gestarnte klimt met stille majesteit,
Zo ver het oog aan d' effen hemel weidt.