Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1787
(1787)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 489]
| |
Beschouwing der Maatschappy en Zeden, in Poolen, Rusland, Zweeden en Deenemarken, doorvlogten met Voorvallen eenige Uitsteekende Characters betreffende, door William Coxe, A.M.F.R.S. Lid van 's Konings Collegie te Cambridge, Kapellaan des Hertogs van Marlbourgh, Medelid van de Keizerlyke OEconomische Societeit te Petersburg, als mede van de Koninglyke Academie te Koppenhagen. Naar den derden Druk, uit het Engelsch. Eerste Deel. Te Amsterdam, by J. Yntema. Behalven het Voorbericht, 185 bl. In gr. 8vo.Een breedvoerig Voorbericht des Vertaalers ontvouwt den aart des Oorspronglyken Werks, en welke veranderingen hy omtrent het zelve gemaakt hebbe; het komt kortlyk hier op neder. Dat de Heer coxe, die Lord herbert, op diens Reize, door de Noordsche Ryken vergezelde, van zyne Reize een doorloopend Verhaal opstelde in twee zwaare Boekdeelen, in groot 4to. Dit Werk geheel te vertaalen, was de eerste aanleg; doch verscheide redenen bewoogen hem daar van af te zien; en kon hy, egter, niet besluiten het geheel den Nederlanderen te onthouden. Herdenkende, met welk eene greetigheid, zyne Landsgenooten zyne Vertaaling ontvangen hadden der Beschouwing van de Maatschappy en Zeden, in Frankryk, Zwitzerland, Duitschland en Italie, door Dr. mooreGa naar voetnoot(*), viel hem in, of 'er uit dit groote Werk niet iet dergelyks te vervaardigen ware, wegens de Noordsche Ryken. Hy onderstondt zulks, en heeft dit de geboorte gegeeven aan het Werk, welks eerste Deeltje wy thans voor ons hebben. Zyne verdeediging, wegens die Handelwyze, leeze men in het Voorberigt zelve. Alleen neemen wy 'er uit over: ‘De Briefswyze inrigting vorderde nu en dan een Hoofd en Slot daar aan beantwoordende; deeze onderscheiden zich genoeg van het Werk van coxe zelve, aan 't welk wy, voorts, in de opgave ons zo stipt gehouden hebben, als, onzes inziens, de pligt eens Vertaalers eischt. Groot zou ons genoegen weezen, indien wy mogten ontdekken, dat deeze Beschouwingen onzen Landgenooten zo veel vermaaks en leerzaam onderhouds schenken, als die van Dr. moore gedaan heb- | |
[pagina 490]
| |
ben, en nog doen: wy hebben 'er het onze aan toegebragt. Elk Reiziger heeft zyne wyze van beschouwen, van denken, van schryven. Coxe is zo min een moore, als moore een coxe, den een naar den ander te willen plooijen, zou een broddelwerk uitleveren, ja zulks, met waarheid en opregtheid, onbestaanbaar weezen. - Onze Briefswyze schikking baarde eene belemmerende ongelegenheid, om 'er zaaken in te brengen, die coxe in zyn Werk geplaatst hadt, en van laater jaartekening waren dan zyne Reize: wy hebben ons uit deeze gered, met, daar het noodig was, eene Aantekening te hulp te neemen, als ten tyde der Uitgave daar by geplaatst.’ Volgens des Vertaalers Plan, zal het Werk op Zes Deeltjes, omtrent van dezelfde grootte als het tegenwoordige, uitloopen, waarby een Zevende zal gevoegd worden, Leevensverhaalen eeniger vroegere Vorsten, Vorstinnen en andere gedenkwaardige Mannen, betreffende. En maakt deeze Schikking het tot eene wederga van Dr. moore's Werk. Met zeer veel voldoening hebben wy dit Eerste Deeltje, alleen Poolen betreffende, doorleezen, en haasten ons om het onzen Landgenooten te doen kennen. Twintig Brieven doen ons dit Ryk, in deszelfs tegenwoordigen toestand, kennen. De voornaamste Steden, de Aart der Landzaaten, hunne Werkzaamheden en Handel, de Ryksinkomsten, de Geestlykheid, den Adel-, Boeren- en Krygsstand, als mede der Jooden staat, wordt 'er in opengelegd. De byzondere ontmoetingen, ter welker gelegenheid berigten inkomen, veraangenaamen en vervrolyken het verslag. Ten Hove ingeleid, vinden wy eene byzondere melding van den thans Regeerenden Koning, en Aanzienlyke Ryksgrooten, van de Hofhouding en Hofvermaaklykheden. Wy zouden 'er veele Proefjes, onzen Leezeren aangenaam, uit kunnen mededeelen. Dan de Heer coxe, in zyne Voorreden, ten opzigte van Poolen, vermeld hebbende, ‘dat hy zich vereerd vondt met de onderrigtingen uit den mond van Lieden, die een hoogen rang en gezag bekleedden, en gelukkig in 't bezit geraakte van eenige Oorspronglyke Brieven, uit Warschow geschreeven, vóór en geduurende de Ryksverdeeling, welke hem in staat stelden, om een groot licht te verspreiden, over dit belangryk Tydperk, en verscheide byzonderheden tot nog toe niet openbaar gemaakt, | |
[pagina 491]
| |
mede te deelen,’ trok dit wel het meest onze aandagt. Zes Brieven zyn hier toe alleen betrekkelyk. Welker Hoofdinhoud bestaat, in de Aanleiding tot de Ryksverdeeling van Poolen, en ons voordraagt 't begin der Regeeringe van stanislaus augustus; den staat der Dissidenten in Poolen, en de handelwyze met hun gehouden tot den Jaare MDCCLXVIGa naar voetnoot(*), wat omtrent hun voorviel op den Ryksdag des gemelden Jaars; de Confederatie door hun gemaakt, hoe de Geschillen weldra niet alleen Godsdienstige, maar ook Staatkundige, Onderwerpen betroffen, hoe eenige Tegenstanders der Dissidenten na Rusland gevanglyk werden weggevoerd, en Besluiten ten hunnen voordeele, uit vrees voor de Russische Krygsbenden. Zy vermelden ons den ongelukkigen toestand des Konings, en vertoonen Poolen een Tooneel van Burgerkryg tot den Jaare MDCCLXXII, en den moorddaadigen doch gelukkig ontkomen toeleg op 's Konings leeven; de Ryksverdeeling zelve, en de gevolgen van die Staatsomwenteling. Welke, in den Vyftienden Brief, dien wy grootendeels zullen opgeeven, in deezervoege beschreeven wordt. ‘Ik ben, in myne naarigten nu gevorderd tot die groote Gebeurtenis onder de tegenwoordige Regeering, de Verdeeling van Poolen, met zulk eene diepe geheimhouding beraamd, dat men ze naauwlyks vermoedde voor den tyd der volvoeringe. Poolen hadt zints lang de voornaamste veiligheid gevonden, door de ligging tusschen drie aanzienlyke Mogenheden, elk even zeer belang hebbende, om den ander allen aanwas van magt of vermeerdering van Grondgebied te beletten; de verééniging deezer mededingende Mogenheden werd als eene bykans onmogelyke omstandigheid aangezien; en, ingevalle zulk eene onverwagte verééniging plaats greep, oordeelde men het ongelooslyk, dat de andere Vorsten van Europa zulk eene weezenlyke verandering in de balans van magt, met onverschillige oogen, zouden aanzien. Verdragen by Verdragen, Onderhandelingen by Onderhandelingen, hadden Poolen verzekerd in 't bezit des Grondgebieds; en de eigenste Mogenheden, die de Landschappen daar van afscheurden, hadden, by de Throonbeklimming des tegenwoordigen Konings, plegtig afstand gedaan van allen eisch en recht op eenig gedeelte der Poolsche Heerschappye. Maar Verdragen en Verzekeringen | |
[pagina 492]
| |
worden in 't algemeen aangekleefd, tot men ze met veiligheid kan verbreeken. De eenige kragtdaadige wyze voor een Staat, om zyn gebied te beveiligen, is gelegen in zich ontzaglyk te maaken, door zyne sterkte en eensgezindheid, en toegerust te weezen tegen allen aanval. Wanneer een vermogend Volk Volksrampen, welke eigen voorregt en moedbetoon zouden hebben kunnen voorkomen, aan de trouwloosheid van vreemde Mogenheden wyten, geeven zy enkel, in zagter uitdrukkingen, getuigenis van eigen traagheid, verzuim of zwakheid van Staatsbestuur.’ - Naa getoond te hebben, hoe 'er even min staats te maaken is op het zogenaamd Evenwigt, vaart coxe voort. De natuurlyke sterkte van Poolen, welaangewend, zou een sterker bolwerk hebben opgeleverd tegen de Staatzugt der Nabuurvorsten, dan de trouw der Verdragen, of het letten der andere Mogenheden van Europa op het Evenwigt van Magt. 't Is opmerkenswaardig, dat, van de drie dit Ryk verdeelende Mogenheden, Pruissen voortyds een Leen was van de Poolsche Republiek, dat Rusland eens de Hoofdstad en Throon in 't bezit zag der Poolen; terwyl Oostenryk, nauw eene Eeuw geleden, aan een Vorst deezes Ryks, de behoudenis der Hoofdstad, en bykans van geheel zyn bestaan, verschuldigd was. Een Ryk, nog zo korts, de Meester of Beschermer zyner Nabuuren, zou nooit zo ras door hun vermeesterd weezen, zonder dat de schreeuwendste gebreken in het Staatsbestuur plaats greepen. Poolen, met de daad, eertyds magtiger dan eenige der omliggende Staaten, is, door gebrek in de Ryksgesteltenisse, te midden eener algemeene verbetering, agterwaards gegaan, en, naa de Wet aan het Noorden voor te schryven, een prooy voor elken Aanvaller geworden. De Verdeeling van Poolen werd eerst ontworpen door den Koning van Pruissen, wien Poolsch of West-Pruissen, (om verscheide hier opgegeeven reden,) zeer gelegen lag. De tyd was nu gekomen, dat de gesteltenis van Poolen de verwerving van dit geliefde voorwerp scheen te belooven. Hy zette, nogthans, zyn oogmerk voort met al de voorzigtigheid van een bekwaam Staatkundigen. By den aanvang der onlusten, betoonde hy geen drift om zich in de zaaken deezes Lands te mengen; en schoon hy met de Keizerinne van Rusland medegewerkt hadt, om stanislaus augustus op den Poolschen Throon te heffen, weigerde | |
[pagina 493]
| |
hy nogthans eenig werkzaam deel te neemen ten zynen voordeele tegen de Geconfedereerden. Naderhand, wanneer het geheele Ryk geschokt werd door Burgertwisten, en teffens door de Pest verwoest, liet hy, (in den Jaare MDCCLXIX,) onder voorwendzel van het vormen eener linie, tot het voorkomen van het verspreiden der Besmettinge, zyne Krygsbenden in Poolsch Pruissen rukken, en nam het geheele Landschap in bezit. Schoon nu geheel meester van het Land, en geenzins vreezende voor eenigen kragtdaadigen wederstand van de verdeelde Poolen, beraamde hy, nogthans, wel verzekerd dat de gerustheid zyner nieuw aangeworvene bezittinge van de genoegenneeming van Rusland en Oostenryk afhing, de Verdeeling van Poolen. Hy deelde het ontwerp mede aan den Keizer, by hun mondgesprek te Neiss in Silesie, in den Jaare MDCCLXIX, of in dat hy, in den volgenden Jaare, te Naustad in Oostenryk hieldt. De opening ontmoette eene gereede toestemming. - Josephus, die voorheen de Geconfedereerden heimlyk aangemoedigd, en zelfs eene onderhandeling met de Porte tegen Rusland aangepreezen hadt, veranderde nu schielyk van maatregelen, en versterkte zyne Legermagt op de Poolsche Grenzen. De Pest schonk hem, even als den Koning van Pruissen, een schoonschynend voorwendzel om Volk op Poolschen bodem te brengen; allengskens strekte hy zyne liniën wyder uit, en besloeg, in den Jaare MDCCLXXII, het geheele grondgebied, 't geen hy zich vervolgens toeëigende. Maar, ondanks deeze verandering in zyne gevoelens, bedekte hy, in 't eerst zyn weezenlyke gevoelens omtrent Poolen, derwyze, dat de Poolsche weêrspannigen begreepen, dat het Oostenryks Leger aanrukte, om ten hunnen voordeele te werken; het niet mogelyk keurende, dat de mededingende Hoven van Weenen en Berlyn, met elkander, de handen in één sloegen. Niets ontbrak 'er nu, om de Ryksverdeeling te voltooijen dan de toetreeding der Keizerinne van Rusland. Die groote Vorstin bezat te veel doorzigts in de Staatkunde, om de inrukking van vreemde Krygsmagten in Poolen, met geen jaloers oog, aan te zien. Een onbedwongen meerderheid van invloed op de zaaken deezes geheelen Ryks bezittendeGa naar voetnoot(*), kon zy zich geen weezenlyk voor- | |
[pagina 494]
| |
deel belooven op eene staatlyke verkryging van een gedeelte, en zou slegts middelmaatige vermeerdering van Grondgebied bekomen hebben voor de overgave van Gezag. De Koning van Pruissen, wel onderrigt van de waare belangen van Rusland, ten opzigte van Poolen, en verzekerd van de bekwaamheid der Keizerinne om die belangen te zien, stelde (zo men zegt) het openen eener onderhandelinge, de Verdeeling betreffende, uit, tot dat zy zich in een Turkschen Oorlog vondt ingewikkeld. In dat hachlyk tydsgewricht, zondt hy zyn Broeder, Prins hendrik, na Petersburg, die de Keizerin inboezemde, dat het Huis van Oostenryk eene Verbintenis met de Porte stondt aan te gaan, die, standgrypende, eene allerzorglykste vereeniging tegen haar zou baaren; dat, nogthans, de Vriendschap van dat Huis kon verworven worden, door toe te treeden tot de Ryksverdeeling van Poolen, dat, op deeze voorwaarde, de Keizer gereed was van zyne verbintenis met den Grooten Heer af te zien, en de Russen zou toelaaten den Oorlog onverhinderd voort te zetten. - Catharina, bezorgd om haare overwinningen op de Turken te agtervolgen, en vreezende voor de tusschenkomst des Keizers, en teffens bevroedende, uit de naauwe vereeniging tusschen de Hoven van Weenen en Berlyn, dat het, in de tegenwoordige toedragt der zaaken, haar onmogelyk zou weezen, de bedoelde Verdeeling te beletten, nam genoegen in den voorslag, en koos geen onaanzienlyk gedeelte van Poolen voor haar aandeel. Het Verdrag werd, in 't begin des Jaars MDCCLXXII, getekend tusschen de Russische, Oostenryksche en Pruissische Gevolmagtigden. Naardemaal de Krygsbenden deezer drie Hoven zich reeds in 't bezit van 't grootste gedeelte van Poolen bevonden, werden de Geconfedereerden, van alle zyden, ingeslooten, schielyk op de vlugt gedreeven en verstrooid. Europa wagtte, met angstig ongeduld, wat de uitslag zou weezen van deeze onverwagte Vereeniging; nogthans was de diepe geheimhouding, met welke de verdeelende Mogenheden te werk gingen, zo groot, dat, gelyk, ten dien tyde geschreevene Brieven, onder my berustende, uitwyzen, eenigen tyd, naa de bekragtiging van het Verdrag, alleen losse gissingen, wegens hunne weezenlyke oogmerken, zelfs te Warschow, plaats greepen: de geweeze Lord cathcart, de Engelsche Staatsdienaar te Petersburg, kon geen egt bescheid van de tekening magtig worden, dan twee maanden naa dat dezelve geschiedde. | |
[pagina 495]
| |
De eerste staatswyze bekendmaaking van eenige eischen op het Poolsche Grondgebied, geschiedde in Herfstmaand des Jaars MDCCLXXII, door den Keizerlyken Afgezant, by den Koning en den Raad te Warschow vergaderd; deeze werd welhaast gevolgd, door Vertoogen van de Russische en Pruissische Hoven; elk hunne eischen inleverende. - Ik zal u niet ophouden met een langdraadig verhaal van alle de redenen, door de drie Mogenheden voor hunne eischen ingebragt, en 't zou u niet min verveelen de antwoorden en tegenverklaaringen van den Koning en den Raad te leezen, als mede de beroepingen op andere Mogenheden, die zich borg gesteld hadden voor de Bezittingen van Poolen. De Hoven van Londen, Parys, Stokholm en Koppenhagen, verklaarden zich tegen deeze overweldigingen; doch tegenverklaaringen, zonder bystand, konden niets uitwerken. Poolen onderwierp zich aan de Ryksverdeeling, niet zonder de ernstigste tegenstribbelingen; en voelde, en beklaagde nu, voor 't eerst, de deerniswaardige uitwerkzels van Partyschap en Verdeeldheid. De Ryksverdeelende Mogenheden, het beschryven van eenen Ryksdag, om den afstand der Landen te bekragtigen, verzogt hebbende, werden de Leden, door den Koning, tot denzelven opgeroepen, op de volgende wyze: - ‘Naardemaal geene hoope van eenigen kant zich opdoet; en alle verder uitstel alleen zou strekken, om de schriklykste onheilen uit te storten op het overblyfzel der Landen nog aan de Republiek gelaaten, wordt tegen den negentienden van Grasmaand MDCCLXXIII, de Ryksdag, overeenkomstig met de begeerte der drie Hoven, zamengeroepen: dan, desniettegenstaande, beroept zich de Koning, met toestemming van den Raad, om allen verwyt te voorkomen, nogmaals op de verzekeringen des Verdrags van Oliva.’ Op den bestemden tyd vergaderde de Ryksdag, en zo groot was de moed der Leden, dat, ondanks den elendigen toestand des Lands, ondanks de bedreigingen en omkoopingen der drie Mogenheden, het Verdeelings-verdrag niet zonder de grootste moeite doorging: want, voor eene wyl, scheen de Meerderheid der Afgevaardigden beslooten te hebben, zich tegen de Ryksverdeeling aan te kanten, en de Koning bleef bestendig by dit besluit. De Afgezanten der drie Hoven drongen hunne eischen aan, met de schrikbaarendste bedreigingen; de Ko- | |
[pagina 496]
| |
ning hadt, naar luid derzelven, niets anders te wagten, dan onttroond en gevangen gezet te zullen worden. Zy lieten, door hunne Zendelingen, verspreiden, dat, indien de Ryksvergaadering in de weigering bleef volharden, Warschow ter plunderinge zou overgeleverd worden. Dit gerugt, overal uitgestrooid, maakte eenen diepen indruk op de Inwoonderen. Door bedreigingen van deezen aart, door den Marschalk des Ryksdags, die van eene Russische Lyfwagt vergezeld ging, over te haalen; door omkoopingen, beloften en bedreigingen, lieten de Leden van den Ryksdag zich eindelyk beweegen, om de Ryksverdeeling te bekragtigen. In den Raad, egter, was slegts eene meerderheid van zes stemmen, en, in de Vergadering der Afgevaardigden, slegts die van één enkele stem voor de ondertekening. Men besloot daar op de zittingen des Ryksdags, tot weinig dagen, te bepaalen, en benoemde Gelastigden, met volmagt, om alle de schikkingen op de Ryksverdeeling, nevens de vreemde Afgezanten, te maaken. Deeze vingen, naa het eindigen des Ryksdags, in Bloeimaand, dit werk aan, en voltooiden, in Herfstmaand, het Verdeelingsverdrag, overeenkomstig met de Voorschriften der drie Hoven. - Geduurende deeze verrigtingen, hadden verscheide Edelen moeds genoeg, om, in verscheide gedeelten des Ryks, Verklaaringen uit te geeven tegen den afstand der Landschappen, en het gedrag der Ryksverdeelende Mogenheden te wraaken; doch zodanige tegenverklaringen werden niet geteld, en mogten alleen aangemerkt worden als doodstuipen eens stervenden Volks. |
|