gestrengste Criticus zal kunnen zeggen, dat hier gezongen worde waar niet zeer eigenaartig kunne gezongen worden. Wy hebben over 't algemeen by Vreemden noch Landgenooten den naam van de strengste Critici te zyn, en egter op twee plaatzen komt ons in dit Stukje het zingen niet eigenaartig voor. Naamelyk bladzyde 15. hier immers is de Kunstgreep, die de Schryver Lucinde gebruiken laat, om te zingen, dezelfde als bladzyde 11. en een Man, als Erastes, in zulk eene neêrslagtigheid tweemaal tot het aanhooren van een gezang te noodzaaken, is de natuur wat veel gevergd. Schoon wy ook de reden wel begrypen van het laatste Zangstuk bl. 44., hoe onwaarschynlyk is het, 1.) dat Erastes zulk een zang zou gemaakt hebben, 2.) hoe vreemd geplaatst dien te zingen in de eerste verrukking, en 3.) welke styve en voor geschokte harten onaangenaame aandoening zal het verwekken, als Erastes, Lucinde, Eduard en Annette zich, met Vader Cleon, te midden van die omstandigheden, op stoelen plaatzen en een Quatuor zingen: daar Lucinde reeds bladz. 41. gezegd heeft: Hoe! myn lief! laat gy uwen eerwaardigen gast, die denkelyk moede is, zoo in de avondlucht.