| |
De Fransche Koningen. Door Mercier. Uit het Fransch vertaald. Eerste Deel. Te Amsterdam, by J. Allart, 1787. In gr. 8vo. 358 bladz.
Dit Werk van den vernuftigen Mercier behelst geenzins eene uitvoerige Historie van Frankryk, maar veel eer een flaauw aangezet tafereel van de gebeurtenissen, geplaatst in een betreklyk licht tot den Monarch, onder welken zy zyn voorgevallen. 't Is de invloed van den Oppervorst en zyne Staatsdienaaren op de Natie, en de veranderingen, welke de omwenteling der tyden en zeden, van tyd, tot tyd heeft gewrocht, die hier onderzocht worden in derzelver betrekkingen tot de Staat- en Zedekunde.
Om den Leezer een denkbeeld te geeven van des Schryvers styl en behandeling, zullen wy hier eenige trekken laaten volgen, waarmede hy het Karakter van karel den Grooten heeft afgeschetst.
Na vooraf eenige zyner Krygstochten, waar door hy zyn heerschappy meer dan de helft uitbreidde, verhaald, en zyn geweldig gedrag en onmenschelyke wetten tegen de Saxen te hebben geschetst, gaat hy dus voort.
‘Groote en zeer gewigtige diensten, zo aan de Natie, als aan de nabuurige Mogendheden wierden 'er vereischt; om te beletten, dat men uit deeze onderscheidene en bloedige trekken niet het meerengedeelte van Karels afbeeldsel samenstelde. Doch edelmoedig zynde jegens elk die geen Sax was, zag men hem meermaalen den vrede herstellen in Italie, de geschillen der kleine mogendheden, gereed om elkander te verslinden, byleggen, het vergieten van Christen-bloed zorgvuldig voorkomen, doorluchtige
| |
| |
en niet minder nuttige verbonden sluiten, en eindelyk de rust herstellen in zyne uitgebreide staaten.
Hy wandelde, om zo te spreeken, midden door Europa, als de zegsman aller Vorsten, door den persoonlyken invloed zyner grootheid de woelachtige en schraapzuchtige eerzucht beteugelende, kwytscheldende, straffende, overal de billykheid doende heerschen, hoewel hy het geweld in handen had.
Hy overwon de Saraceenen. Deeze eeuwige vyanden van den Christen-naam hadden den weg naar Europa gevonden; en het pad eenmaal gebaand zynde, spoedden zy, by tusschenpoosen, derwaarts, en hielden de volken in geduurige angst. Hy veroverde Oostenryk en Hungarye. Hy hechtte het Hertogdom Beyeren aan de Fransche Kroon, zette de grenzen uit, bemachtigde de Eilanden Majorka en Minorka. Grooter, nuttiger en gewigtiger egter voor Frankryk was het, dat hy een scheidsmuur opwierp tegen de Noormannen, welke landingen deeden op de kusten, die altoos ongemeene en heillooze voetstappen nalieten.
Als een groot man had hy voorzien, dat het Noorden, binnen kort, van nieuws zou voortbrengen deeze ontelbaare en woeste plundenaars, dat zy wederom wyd en zyd zich zouden verspreiden om het Vaderland een wyd geöpende en misschien doodelyke wonde toe te brengen; wanneer hy de aandacht vestigde op dit zwervend volk, 't welk alleen van den roof wilde leeven, en den akkerbouw versmaadde, begreep hy dat het altoos geducht zyn zoude in zyne verhuizingen, althans indien het niet volkomen meester of volkomen uitgevoerd wierd. Alles 't geen een geslepen en veruitziend vernuft konde beveelen, door het neemen der verstandigste maatregelen, wierd te werke gesteld.
Hy bezogt zyne havens en deedt Schepen bouwen, of liever lange houtvlotten, die altoos gewapend en van 't nodige voorzien, den mond der Rivieren telkens bewaarden. Alle de Kusten waren 'er mede bezaaid; en, 't geen ons moet verbaazen en doen verwonderd staan, is, dat deeze soort ven Zeemacht, sterk naar gelange van den tyd, en wier verdeediging evenredig was aan den aanval, de wacht hield van den mond des Tibers tot aan den uithoek van Germanie, dat wil zeggen, tot aan Denemarken.
Geheel Europa wierd dus bewaakt en gedekt door
| |
| |
Karels werkzaame en toeziende hand; en het hoofddoelwit zyner overdenkingen was, een Bolwerk op te werpen tegen den stroom, dien hy zag naderen, en welken de Fransche dapperheid, overeenkomstig met zyne te wel gegronde vreeze, niet altoos kon beteugelen.
Niet zonder het storten van traanen, was hy gedagtig aan den toekomenden rampspoed, welken deeze inval ten eenigen dage zou veroorzaaken; hy zag dat tydstip als tegenwoordig, en dit ontzaglyk toekomende was voor hem reeds aanwezig. Dikmaals beval hy zyne zoonen dit Bolwerk te onderhouden; doch toen hunne beschreienswaarde verdeeldheden den Dyk, met zo groote kosten aangeleid, hadden verbroken, zag men alle Provintiën een prooi van de verwoestendste invallen; alles wierd plat geloopen, en de Rivieren van Frankryk wierden met bloed geverfd.
Te midden der luisterrykste en zegepraalende tochten, in alle landen gekenmerkt door daaden van grootheid en moed, terwyl hy Europa bykans elk jaar doorreisde, leven geevende aan het Ryk, waarvan hy, om zo te spreeken, de uitgebreide en levenwekkende ziel was, gaf hy zich over aan andere bespiegelingen, vreemd van het Krygsberoep, welke de Veroveraars zelden gekend hebben. Hy hield zich bezig met nieuwe Wetten, Schikkingen en Instellingen. Onze eeuw kan ze met versmaading beoordeelen, zonder misschien daartoe gerechtigd te zyn; doen deeze ongevormde wetten waren wonderen van Wysheid en Verstand, in deeze dagen van onkunde. Onophoudelyk bezig met zaaken van Regeeringe, veranderde hy ieder jaar 't geen hervorming behoefde; de Staatsönheilen trad hy te gemoete. Indien de Wetgeeving in de daad niet anders zy, dan een geneesmiddel, toepasselyk op onze telkens wederkeerende rampen, moet de beweegbaare Wetgeeving alle gedaanten ter geneezing aanneemen; zy moet van zelve veranderen, zo ras zy krachteloos is. Dewyl zy de dwaaling onophoudelyk moet verwerpen, moet zy weeten haaren weg te hervatten, liever, dan ten algemeenen nadeele blyven stil staan. Eindelyk met eene houding, wyd verschillende van de styfzinnigheid, moet zy zich schikken naar de ontelbaare gevallen, in welke men haar nodig heeft, omdat zy de wacht moet houden over de voorvallen die in 't oog loopen, voor dat zy met toekomstige voorvallen zich bemoeije.
| |
| |
Dewyl karel altyd werkzaam was, genoot hy het onwaardeerbaar voordeel, van met zyne eigene oogen te zien, of zyne bevelen getrouwelyk volvoerd waren. Het Volk hield hy onophoudelyk in 't oog; hier beval hy het aanleggen van een algemeenen Weg, daar deedt hy een Brug leggen, of maakte een Rivier bevaarbaar; elders bemoedigde hy den Landbouw of den Koophandel. Onmogelyk kon hy misleid worden; zyn oog zag, zyn oor hoorde; geene wolken waren 'er tusschen hem en de waarheid. Alle de Provintiën deelden beurtelings in zyne weldaaden, en het indrukzel zyner doorluchtige voetstappen gaf het leven aan 't geheele Koningryk.
Heldhaftig was karels deugd, zonder praal. Zy behoefde niet de weelde, welke de Oppervorsten omringt, en zelf de plaatsen voor hun vermomt, welke zy doortrekken: want het gelaat der Steden neemt, ik weet niet hoe, eene leugenachtige gedaante aan, by hunne nadering; de Koningen wierden bedrogen op de openbaare wegen zo wel als in hunne Paleizen. Alles veraart, om heillooze en noodige waarheden voor hun te verzwygen. Geene Koninglyke pracht stelde karel ten toon, dan wanneer hy zyne algemeene Vergaderingen hieldt, en dewyl Aken hem zeer behaagde, hielden de Staatelykheid en de Majesteit des Troons hier haar verblyf. Niets onderscheidde overal elders zyn gewaat en kleeding van die des welgestelden Burgers. Maatigheid is de moeder veeler deugden; hy bezat haar; te beter was hy daarom tegen vermoeidheid gehard; en een trotsch voorkomen altoos versmaadende, wierden de heldhaftige bedryven, hem gemeenzaam
Een allerdiepsten eerbied had deeze Veroveraar voor de Wetten; hy beschouwde ze als nog nodiger dan de Wapenen. De Wetten, uit haaren aart, bewaaren en beschermen. In de algemeene Vergadering der Natie, verscheenen de Leden van den derden Staat, nevens de Edelen en de Bisschoppen; hier beraadslaagde elk over Staatszaaken, en droeg zyn gevoelen voor, om de Wet te verlichten. Goedgekeurd en in geschrift gesteld zynde, volgens den zaamgevoegden wil van alle de Standen, kondigde karel dezelve af, en verleende alle middelen, om ze, in 't vervolg, nog heilzaamer voor de Natie te maaken; deeze had dan eene aanweezigheid, welke, in haar eigen oogen haar verädelende, haar in een staat van kracht en bloei bewaarde.
| |
| |
De onkunde en ledigheid merkte hy aan als de grootste der ondeugden, en bekwaam, om ze allen voort te brengen. Allerwege zogt hy zyn werk. In zulker voege, verdeelde hy zynen tyd, dat, 't zy hy in 't Veld of ten Hove ware, alle zyne uuren geregeld waren, en tot onderscheidene nutte bezigheden bestierd wierden. Groote Mannen verdubbelen aldus hun bestaan, en doen de luiheid verwonderd staan, die, in haar volstrekt niets doen, zich nog beklaagt, dat de tyd, die zy verbeuzelt, te schielyk voorby gaat.
De Jonge Edellieden, wierden ten Hove en onder zyn oog opgevoed; al vroeg kende hy dus hunne neigingen en vatbaarheid. Hier naar schikte hy zich in hunne bevordering; dikmaals had hy in den mond deeze woorden, eenen Oppervorst waardig: De Landeryen kunnen geerfd worden, maar de Eerampten en Bedieningen moeten de eigendom der verdiensten zyn.
Ernstige lessen gaf hy aan de weelde zyner Hovelingen. Wanneer hy hen prachtig uitgedost zag, in een zyden gewaat, met kostbaar Bont gevoerd, deed hy hen in allen haast op de Jagt gaan, en voerde hen in de bosschen, midden door struiken en struwellen. De pronkers keerden te rug met gescheurde kleeden, of doornat van den regen. Dan gedoogde hy niet, dat iemand van gewaat veranderde; in 't byzyn van iedereen sprak hy hen aldus aan: Ziet eens toe, hoe gy 'er uitziet, terwyl myn Mantel van Schaapsvel, welken ik, naar gelange van 't weêr, zo als ik wil, omkeere, even mooi is als gister. Schaamt u, en leert u als mannen kleeden; laat de Zyde en het Tooizel voor de vrouwen. Het kleed is voor 't gebruik, en niet voor de staatsie. Karel de Groote, met zynen Schaapsvellen Mantel, zal een belangryker voorkomen hebben, dan, indien hy omringd ware van alle de ydele sieraaden der weelde. Onze hedendaagsche frederik, met zyne oude laarssen, was hy daarom minder groot?
Niet meer dan éénen aanmerkelyken wederspoed had hy, geduurende al zyn leven; 't was, na de onderbrenging van al het Land tusschen het Pyreneesche Gebergte en de Ebus. By het te rug trekken over de Bergen, wierd zyne achterhoede aangetast door de Gaskonjers. Veel volk verloor hy in de valei van Roncevaux, waarvan in de Romans zo veel wordt gesproken. Zyn Neef, de vermaarde Roeland, sneuvelde aldaar, dezelfde gevolgen had toenmaals dit voorval, als naderhand turenne's dood.
| |
| |
Lang klonk het door geheel Europa; men sprak niet dan van deezen slag. De dichtkundige verbeelding draalde niet, met daarvan te ontleenen de wondervolle verdichtsels, welke de schitterende arioste zedert, met alle de bevalligheden zyns vernufts tooide.’
|
|