Zedelyke uitspanningen voor den gevoeligen Mensch. Tweede Stukjen. Te Amsterdam, by J. de Jongh, 1786. In duodecimo. 146 bladz.
Melania, welker geschiedenis, in dit Stukje, de eerste plaats beslaat, komt hier in als een voorbeeld van de beminnelykheid der openhartige onschuld. Onkundig van 't geen men Liefde noemt, beschouwt zy een Minnaar, die zig aan haar voordoet, als een Vriend, verstaat zyne taal in dien zin, en behandelt hem ook als zodanig. Clerval maakt van haare onkunde geen misbruik; maar verbindt dat vriendlyk hart steeds nader aan het zyne. Dit bleef eenigen tyd een geheim; maar een openbaar aanzoek van een anderen Minnaar bragt dit eerlang aan den dag; en Melania betoonde steeds in alle haare gesprekken en handelingen, in die omstandigheden, de zuiverheid van haar hart, in 't ongeveinsd openbaaren haarer aandoeningen, en het onbewimpelde gedrag dat zy hield jegens hem, dien zy als haaren boezemvriend ten hoogste waardeerde. Zulks ging zelfs zo verre, dat zy, toen Clerval aan haar toegestaan werd, en deeze niet slegts van vriendschap maar ook van liefde sprak, aan Clerval vroeg, ‘welk onderscheid is 'er dan tusschen Liefde en Vriendschap?’ - Deeze geschiedenis, welke voorts met een gelukkigen Echt ten einde loopt, is zeer wel uitgevoerd, ter ontvouwinge van de werkzaamheid der aandoeninge van een zuiver onschuldig hart; doch zo schynt de zuivere taal der Natuure niet te spreeken, of het moet zyn in een gansch buitengewoon geval, dat naauwlyks te verwagten is. - By dit Stukje is gevoegd een verhaal der wederwaardigheden van Elisabeth Wyndham, die haaren ongelukkigen leevensloop meldt aan een Heer, welke haar op reis in deerniswaardige omstandigheden ontmoette. Dit verhaal, hier aangevangen, staat in een volgend stuk je beslooten te worden.