De gewaapende Uittogt. Tooneelspel, in drie Bedryven. Door J. van Panders. Te Amsterdam, by A. van der Kroe en A. Capel. Behalven het Voorbericht, 94 bladz. in octavo.
Een Tooneelspel, ingerigt naar de tegenwoordige tydsomstandigheden, die ook aanleiding gegeeven hebben om het zelve te vervaardigen. De Heeren Vryhart en Eelhart zyn braave, weldenkende, bedaarde Patriotten, wier Kinderen ook in dien smaak opgekweekt zyn, en welke denkwyze der Vrouwe van Vryhart insgelyks eigen is. De Heer Dwington, benevens deszelfs Zoon, Antonie, en Juffrouw Fel, Zuster van Vryhart, zyn eigenbaatige menschen, die zig de zaak des Vaderlands niet aantrekken, en alleen een vuil eigenbelang beoogen. By deeze Personagien komen in dit Tooneelstuk nog Catryn, de Dienstmaagd van Vryhart, benevens haar Minnaar Hendrik, die mede Patriottisch denken. - Karel, de Zoon van Eerhart, en Antonie, de Zoon van Dwington, staan beiden als Minnaars na 't hart van Elize, de Dogter van Vryhart; haar hart, schoon nog niet bepaald, helt egter over tot Karel; hoewel Juffrouw Fel haar, ten voordeele van Antonie, zoekt in te neemen. Eene bykomende omstandigheid brengt hier eene volstrekte beslissing te wege: Karel is mede onder de Manschap, die gewapend zal uittrekken, ter handhaavinge der Vryheid; en by die gelegenheid verklaart zig Elize uitdruklyk voor hem. - Deeze gewapende uittogt is het hoofdonderwerp van dit Tooneelspel, het welk de Heer van Panders in het tweede Bedryf begint te doen werken. De Dienstmaagd Catryn openbaart, met aandoening, aan Juffrouw Vryhart, dat haar Minnaar staat uit te trekken; in een daaruit voortvloeiend gesprek, geeft de Heer Vryhart te kennen, dat hy zodanig een uittogt goedkeurt, al
ware 't ook, dat zyn Zoon Willem daarin betrokken mogte zyn. Onder dit gesprek komt Karel, en meldt, hoe hy, benevens zyn Boezemvriend Willem, mids der Ouderen toestemming, hun woord daartoe gegeeven hadden; verhaalende te gelyk, hoe zyn Vader Eelhart zulks goedgekeurd had. Het ontvangen berigt doet de Ouders, en bovenal Elize, zeer sterk aan; welke aandoening met de komst van Willem zelven nog merklyk toeneemt. Deeze verkrygt insgelyks, na dat hy, op 's Vaders voorstel, getoond heeft, dat geen onbezonnenheid, maar bezef van verpligting, hem hiertoe gebragt heeft, der Ouderen toestemming; waarop in de verdere Tooneelen van dit, en het derde Bedryf, de daartoe betrekkelyke onderhandelingen, met eenige tusschenkomende voorvallen, en 't laatste afscheid, ontvouwd worden. In één derzelven verklaart zig Elize aan haare Moeder voor Karel; en in een ander geeft zy haar woord aan Karel zelven. Zommigen dier Tooneelen brengen ons wyders onder het oog, hoe Dwington al-