Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1787
(1787)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijNederlandsche Reizen, ter bevorderinge van den Koophandel; na de meest afgelegene gewesten des Aardkloots; doormengd met vreemde Lotgevalten; en menigvuldige Gevaaren, die de Nederlandsche Reizigers hebben doorgestaan. Met Plaaten. Elfde Deel. Te Amsterdam by P. Conradi, en te Harlingen by V: van der Plaats, 1786. In gr. octavo 143 bladz.Dit Deel bevat vyf aanmerkelyke Reistogten; te weeten, die van N. de Graaf, langs den Ganges, van 't jaar 1668 tot 1671; de gevaarlyke togt en schipbreuk van H. Hamel, met de gevolgen van dien, geduurende de jaaren 1653-1669; het Ge- | |
[pagina 298]
| |
zantschap van P. de Goyer en J. Keyzer, na China, in de jaaren 1655-1657; dat van B. Bort, J. van Campen en C. Noble, aan den Onderkoning van Fokyen, in de jaaren 1662-1664; en dat van P. van Hoorn, Raad en Thesaurier van Indie, na China, in de jaaren 1664 en 1665. In deeze Reisverhaalen, behalven dat de drie laatsten ons een verslag geeven van de herhaalde poogingen der Maatschappy, om een vryen Koophandel in China te vestigen, dat ons tevens verscheiden byzonderheden, daar toe betrekkelyk, voordraagt, vindt men, meer dan wel in anderen, etlyke berigten van binnenlandsche togten, die ons de inwendige gesteldheid dier Gewesten eenigermaate leeren kennen. - De togt van N. de Graaf. langs den Ganges, dien wy beknoptlyk zullen volgen, strekke hier van ten voorbeelde. Te Batavia last ontvangen hebbende, tot het doen van een togt na Bengale, zeilde hy, aan den mond van den Ganges gekomen zynde, die rivier op, en kwam voor het Hollandsche Kantoor Oúgly voor anker. Het omliggende land aldaar is zeer aangenaam, en behoort onder de vrugtbaarste streeken van Asie. - Op last des Direkteurs vertrok hy van daar na het Kantoor Cassambasar, en vond deeze vaart langs den Ganges zeer vermaaklyk, als leverende het gezigt van eene reeks van bloeiende dorpen. - Alhier werd hy belast de rivier nog hooger op te vaaren tot aan Patna - In de eerste dagen van zyne vaart zag hy niets dan geringe dorpen; beter onthaal hadden zyne oogen, by zyne aankomst in de Stad Maxudahat, die tamelyk groot en volkryk is, bloeiende daar den koophandel der ingezetenen, die vooral een uitgebreiden handel dryven in zyden en andere stoffen. Voorts zag hy verscheiden vlekken en dorpen aan de beide oevers van den Ganges, eer hy te Ragi-Mahol kwam; eene stad, niet minder merkwaardig, om haare uitgebreidheid, en van wegens de menigte der waaren, die aldaar te koop geveild worden. De Hollanders hebben hier een Kantoor aangeleid, 't geen egter niet veel betekent. De Gràaf, zyne reis vervorderende, kwam eerlang aan den uithoek van Bineganges dus genaamd, om dat aldaar de eerste uitsteekende hoek des bergs is, wiens voet tot in den Ganges uitspringt. Deeze hoek is geheel bedekt met geboomte, onder 't welk een klein dorp, met eene Karavenzera, of herberg, voor den reizenden man, ligt. Boven Bineganges voer hy voorby verscheiden dorpen; onder dezelven deed men hem opmerken Gingiparsaas, vermaard om de menigte Smeederyen en Timmerwerven: hier worden verscheiden soorten van Vaartuigen gebouwd. Vervolgens vond hy aan den tweeden uithoek, Panthi genaamd, een klein dorp, aan 't welke eenige tuinen paalden. Patrigati, de derde uitsteekende hoek des bergs, bestaat uit eene steile rots, van den top des bergs tot in de rivier daalende. Aan | |
[pagina 299]
| |
den vierden, of laatsten uithoek, Jangira genaamd, vertoonden zich eenige wooningen en tuinen. Doch het merkwaardigste van dien uithoek is eene groote rots, vierhonderd schreeden van den oever gelegen, in de gedaante van eene halve maan, beneden zeshonderd, en boven tweeduizend schreeden over 't kruis: aan den rivierkant is dezelve steil en volstrekt ontoeganglyk; doch aan den landkant effen. Onze Reiziger verkoos den weg van hier na Gorgate te voet af te leggen als zynde dit eene aangenaame wandeling. Gorgate is een tamelyk groot dorp. By het zelve ligt over den Ganges een steenen brug, die gehouden wordt voor het werk van den waereldbefaamden Tamerlaan; dezelve is niet minder dan driehonderd schreeden lang, rust op acht boogen, en wordt aan weerzyden door een achtkantigen toren verdeedigd. Na zyne bark te rug gekeerd, en nog verscheiden dorpen voorby gevaaren zynde, kwam hy aan de fraaie aanzienlyke Stad Monghoi. Zy heeft de gedaante van een boog, welks snaar de Ganges is; en beslaat van het eene einde des boogs tot aan het andere een omtrek van twaalfduizend vyfhonderd schreeden. De Graaf tekende dit aan, als mede het getal der poorten en kleine torens, nevens den afstand tusschen dezelven, en andere merkwaardigheden. Dan dit, hoe omzigtig ook gedaan, werd door de Wagt ontdekt, en zulks haalde hem een doodsgevaar op den hals, het welk hy, naa 't doorstaan veeler moeilykheden, egter nog gelukkig ontkwam. Weder op vrye voeten, en in 't bezit van zyne Bark hersteld zynde, zettede hy zyne reis voort na Patna. Geduurende deeze scheepvaart zag hy, langs de oevers van den Ganges, eene menigte groote en kleine dorpen. Ten laatste trad hy aan land by het dorp Faroha, en vervolgde van daar zynen weg, langs den oever, na het paleis van Sestakan, Nabab van Patna. Eindelyk kwam hy in de voorstad van Patna, van waar hy een bekoorlyk gezigt op de Stad zelve had. Een Banjaan geleidde hem na het Kantoor der Hollandsche Maatschappy; en de Raad van Patna behandelde hem zeer heuschlyk. Deeze stad, zo beroemd van wegens haaren koophandel, ligt aan den Ganges; de reden deezer ligginge, gelyk die van zeer veel andere plaatzen, is, om dat de Indiaanen, aan de wateren dier riviere eene buitengemeene heiligheid en kragt toeschryvende, dus te bekwaamer gelegenheid hebben, om 'er zig dagelyks in te wasschen en te baaden. Patna wordt gedekt door een groot en sterk Kasteel, omringd van Bolwerken, met torens beplant. Men ziet 'er pragtige Moskeeën, Pagoden, tuinen en fraaie burgerhuizen. Om tegen de zwaare overstroomingen van den Ganges buiten zyne oevers behoed te zyn, is de stad op eene hoogte gebouwd. Van den oever klimt men met twintig, dertig, en op zommige plaatzen veertig treden na de | |
[pagina 300]
| |
Stad; aan de Landzyde heeft zy eene menigte Redouten en Torens, die, egter, meer tot sieraad dan ter bescherminge dienen. Midden door de geheele stad loopt eene breede straat, die bykans geene andere bewooners heeft, dan allerlei ambagtslieden en kunstenaars, die hier hunne werkplaatzen en tevens hunne winkels hebben. Deeze breede straat wordt, in de lengte, doorsneeden van zeer veele kleinere straaten, zommigen van welken in het veld, en anderen op den Ganges uitloopen. In het hoogste gedeelte der stad ontmoet men een ruim plein, 't welk tot eene Markt dient; wyders een zeer schoon Paleis, in 't welk de Nabab zyn verblyf houdt, en eene groote Kettera, of Beurs, in welke de Kooplieden, van verschillende Natien, te zamen vergaderen, om 'er hunne goederen te koop te veilen. Onze Reiziger ontving, geduurende zyn verblyf te Patna, een brief van den Directeur Sanderus, die hem met ongeduld verwagtte te Soëpra, of Chiopera, het uiterste Kantoor welk de Maatschappy aan den Ganges bezit. Dit bewoog hem, straks zyne reize verder voort te zetten. De rivier hooger opvaarende, vond hy het land allerwegen volkryk, tot aan de plaats, alwaar de vermaarde Moskee Monera staat, van welke men hem zo veele wonde en had verhaald. Op zig zelve is Monera een gering dorp, omtrent eene halve myl van den Ganges gelegen, 't welk slegts van eenige arme werklieden wordt bewoond. Weleer was het land hieromstreeks eene woestyn. Maar, zo als de overlevering luidt, en hier te lande getrouwlyk geloofd wordt, een vermaard Fakir, of Indiaansche Heilig, Jha-Monera genaamd, vernomen hebbende de natuurlyke vrugtbaarheid van dat gewest, t welk geene andere bewooners, dan tygers, wolven en wilde honden had, vervloekte dat gedierte, verdreef het door de kragt zyner gebeden, en bouwde 'er eene kleine Kapel, in welke hy veele wonderen verrigtte. Dewyl het gerugt zyner heiligheid veele lieden derwaarts lokte, en hem eene menigte aalmoessen aanbragt, vond zyn bediende, naa 's Mans aflyvigheid, in zyne Kapel, zeer veele en aanmerkelyke rykdommen; en deed, voor dezelven, ter zyner gedagtenisse, eene pragtige Moskee bouwen, die vervolgens voor eene menigte Fakirs tot eene woonplaats diende. Niet ver van dezelve staat nog eene Moskee, doch kleiner dan de voorgaande. Men ziet aldaar een steenen Elefant, houdende in zyn snuit een Adelaar: de kragt van dit dier tegen bliksem, donder en stormwinden, wordt hier zeer hoog geroemd. En rondom deeze plaats krielt het gestadig van Fakirs, die den Pelgrims hunnë verdichtzels zoeken op te dringen, en door zogenaamde godvrugtige bedriegeryen veel gelds afknevelen. Eindelyk kwam de Graaf te Soëpra, en vond den Directeur Sanderus in een kwynenden staat; doch het gelukte hem zyne | |
[pagina 301]
| |
geneezing te bewerken.Ga naar voetnoot(*) Het Kantoor van Soëpra is alleenlyk aangelegd tot den inkoop van Opium en Salpeter, welken men in deezen oord in groote menigte vindt. Het gebouw, door de Hollanders hier gestigt, ligt aan den Ganges, is een langwerpig vierkant, hebbende op elken hoek een toren: het kan aangemerkt worden als bestaande uit drie onderscheiden gebouwen. Naast het eerste ligt een fraaie tuin; het middelste gebouw bevat het pakhuis en gemaklyke wooningen voor de Bestuurders; het derde is het werkhuis, in 't welk de Salpeter bereid en gezuiverd wordt. - Onze Reiziger ging vervolgens, deezen togt voltrokken hebbende, te scheep na Persie; doch deeze reis had, door eenige belemmeringen, geen voortgang; hy verbleef nog eenigen tyd in de Indiën, en nam eerlang de terugreize na 't Vaderland aan. |
|