De Heeren van Waldheim. Uit het Hoogduitsch vertaald. Eerste Deel, tweede Stuk. Te Rotterdam, by D. Vis, 1786. In gr. 8vo. 282 bladz.
De Heer Waldheim komt, naa dat hy den dienst verlaaten heeft, op zyn Landgoed te rug, waar hy een' aanvang maakt met de herstelling van het verloop daar plaats hebbende. Zie daar alles wat den Held der Geschiedenis, in dit tweede Stuk vordert, en nochtans moet dit geschrift de hoogste goedkeuring van elken Romanleezer, die niet bedorven is door eenen Wertheriaanschen smaak, wegdraagen. De Edelmoedigheid van eenen Waldheim, in hoe ruw een bekleedsel, doet traanen storten, die de Ziel veredelen; de braave Wildmann eischt elks hoogachting, en zyne verliefdheid is eene waarlyk menschlyke verliefdheid, - maar wy vreezen of de eerwaardige Blazuissen, benevens hunne Engelinnetjes, wel veel smaak in de hun zowel gelykende Pourtraiten zullen vinden.