Nederlandsche Dicht-en-Tooneelkundige Werken, van het Genootschap, onder de spreuk: door natuur en kunst. Tweede Stuk. Te Amsterdam, by W. Holtrop, 1786. In 8vo, 89 bladz.
De Onpartydige Tooneelminnaar gaat in dit Stukje voort met de ongegrondheid van Diderot's Aanmerkingen, ten nadeele van het Treurspel, oordeelkundig ter toetze te brengen. - Hierop volgt eene Verhandeling over het Aanwyzend Proza in Tooneelstukken; deeze heeft eene byzondere Nuttigheid voor hun, die zich op het maaken van Spelen toeleggen; en bevat zeer gegronde Aanmerkingen. De Beschouwing van de Thirza van den Heer Mr. r. feyth draagt alle kenmerken van eene bescheidene Oordeelkunde, en vrymoedige Kunstliefde. - De Brief van Sicko Sjardama enz. is goed. De Herderskout tusschen Lydia en Coridon zou, ware hy minder langwylig, schooner zyn. - Doch het Vers, Gods Wysheid in zyne Werken, gaat op denzelfden schoonen en grootschen trant voort, als waarin de twee eerste Zangen geschreeven zyn.