Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1787
(1787)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 221]
| |
Nieuwe Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen.De Bybel, door beknopte Uitbreidingen en ophelderende Aenmerkingen verklaerd, door J. van Nuys Klinkenberg, A.L.M. Theol. en Phil. Dr. Hoogleeraer in de H. Godgel. en Kerkl. Gesch. aen het Ill. Ath., en Predikant in de Gemeente te Amsterdam: mitsgaders Lid van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen te Vlissingen. Dertiende Deel. Te Amsterdam by J. Allart 1786. Behalven het Voorwerk 632 bladz. in gr. octavo.Na het behandelen der Geschied- en Dichtkundige Boeken van den Bybel, komen de Prophetische Schriften in overweging, onder welken de Godspraken van Jesaias de eerste plaets bekleeden; tot welker opheldering de Hoogleeraer zich in dit Deel bepaelt. Onze geachte Bybeluitlegger is, in de verklaring van dit gewigtig Boek, doorgaens zeer oplettend op ene oordeelkundige schifting en verdeeling der Prophetische Leerredenen, welker inhoud hy leerzaem uitbreid en opheldert, met een bescheiden voordragt van zyn gevoelen over de voorspellingen van den Propheet, zo nopens de lotgevallen van 't Joodsche Volk, als rakende den Messias en de Euangelie-Kerk. Zyn Hoogeerwaerde behandelt dit Stuk, in 't een en 't ander opzicht, zo beknopt en te gelyk volledig in zyne soort, dat Bybeloefenaers 'er zich met vrucht van zullen kunnen bedienen. Men oordeele hiervan enigermate uit het gene hy ter ophelderinge van Jes. 11. 2-5 bybrengt; waer over hy het volgende eerst vooraf laet gaen. ‘De tijd, wanneer deze belovte zou vervuld worden heet het laetst der dagen, vs. 2. 1. Het laetst der dagen betekent, in den stijl der Joden, den tijd van den messias, of van het Nieuwe Testament. - Zy verdeelen de gansche geduurzaemheid der waereld in drie tijdperken, voor de Wet, onder de Wet, en in de dagen van den messias. - De tijden van den messias heten, niet alleen in het Prophetisch woord, het laetst der dagen, verg. onder anderen Jer. 48:47. maer petrus | |
[pagina 222]
| |
spreekt ook van de laetste dagen, Hand. 2:17. en paulus van het einde der eeuwen, 1 Cor. 9:21. - Trouwens, met het hoogste recht, wordt de tijd van het Euangelie het laetst der dagen genaemd: om dat dezelve, met het eindigen der oude huishoudinge, eenen aenvang nemen zoude; en om dat de bedeeling van het Euangelie de laetste is; zo dat 'er, na dezelve, geene verandering meer in de huishouding van Gods Kerk zal voorvallen. Alleenlyk komt het nog in bedenking, of deze belovte haer uitzicht hebbe, op de eerste dagen van het Euangelie; dan wel op den heerlyken staet der Kerke, welken wy nog in den avond der waereld te gemoet zien. - Onzes erachtens, moet het op de eerste wijs begrepen worden: niet alleen om dat de vervulling van alle de byzonderheden, in den sterksten nadruk, in het begin der Euangelische bedeeling kan worden aengewezen; maer ook voornamelyk, om dat toen ter tijd des heeren woord en wet, uit Jerusalem, tot de Heidenen is uitgegaen. vs. 3. - Wy onderscheiden in deze belovte twee hoofdzaken. I. De verheffing van den Tempelberg, boven alle andere bergen van den wijden aerdbodem, vs. 2. II. De merkwaerdige gevolgen, welke deze gebeurtenis hebben zoude, op en onder de Heidenen, vs. 2b-5. 2. ende het sal geschieden in het laetste der dagen, in het begin der Euangelische bedeeling, dat Sion,Ga naar voetnoot(a) de bergh des huyses des heeren, op welken de prachtige Tempel gebouwd is, door eene wonderdoende kracht sal geplaetst, en onbeweeglyk vastgestelt zijn op den top der hoogste bergen, ende dat hy sal verheven worden boven de heuvelen, zoo dat de Tempelberg, boven alle heuvelen, en toppunten der meest verhevene bergen van den wijden aerdbodem ver weg zal uitsteken; ende tot denselven sullen alle heydenen toevloeijen: even als kleine rivieren, welken, elkander ontmoetende, in eenen algemeenen kuil te zamen vloeien. Het wijst zich van zelfs, dat het een en ander in eenen geestelyken zin moet worden opgevat. - Sion, de berg van 's heeren huis, is een zeer bekend zinneprent van de Kerk des Nieuwen Testaments, Ps. 24:3. Jes. 56:7. - Bergen en heuvelen zijn zinbeelden van Koningrijken en Staten, verg. Jer. 51:25. In het byzon- | |
[pagina 223]
| |
der zullen ons de bergen en heuvelen de tempelen der Heidensche afgoden vertoonen; in tegenstelling van den berg van 's heeren huis, de plaets van den waren Godsdienst. Hier komt nog by, dat de Heidenen zich verbeelden, dat de toppen der bergen eene byzondere gemeenschap hadden met hunne gewaende Godheden; en dat de afgoden zelve daerom bergen en heuvelen schijnen genaemd te worden, Jer. 3:23. De Godspraek derhalven, het zal geschieden enz. geevt drie hoofdzaken te kennen. - (1.) Dat de Euangeliekerk meer aenzien hebben zoude, dan de grootste Koningrijken der aerde. - (2.) Dat alle Koningrijken en heerschappyen der waereld zich, van tijd tot tijd, aen de Euangeliekerk onderwerpen zouden. - (3.) Dat de leer van het Euangelie den verfoeilyken afgodsdienst, onder de Heidenen, zoude uitroeien. De volgende uitspraek, en tot denzelven zullen alle Heidenen toevloeien, sluit de volgende zaken in zich. - (1.) Dat de Heidensche volken zich van tijd tot tijd bekeeren, en by de ware Kerk voegen zouden. - (2.) Dat zy, even als waterstroomen, in zeer groote menigte komen zouden. - (3.) Dat zy zich, even als een sterk gedreven waterstroom, met drivt, yver en volvaerdigheid, by de gemeenschap der ware Kerk voegen zouden. Eindelyk heeft men nog op te merken, dat hier in de Prophetische vertooning iets bovennatuurlyks voorkome. De berg van 's heeren huis zou, boven den top der hoogste bergen, verheven worden, en evenwel zou de stroom der Heidenen derwaerds henen vloeien. Dit is een wonderdadig verschijnsel. - Het geevt in den Prophetischen zin te kennen: dat de Heidenen, door de almachtige genade van den Heiligen Geest, dermate zouden bewrocht werden, dat zy, in weerwil van hunne natuurlyke neigingen, den dienst der afgoden verlaten, en zich tot den levendigen God bekeeren zouden. 3. ende vele volcken, eene zeer groote menigte van Heidenen, sullen, tot den berg van 's heeren huis, henen gaen, zich voegen by de gemeenschap der ware Kerk, ende tot elkander seggen, komt laet ons opgaen tot den geestelyken bergh des heeren, tot den huyse des godts jacobs, op dat hy, die alleen de ware God is, ons leere van sijne wegen en geboden, welke wy, ter onzer eeuwige behoudenisse, bewandelen en betrachten moeten, ende dat wy wandelen in sijne | |
[pagina 224]
| |
paden, door het blymoedig gehoorzamen van zijne geboden: wantGa naar voetnoot(b) uyt zion sal de wet uytgaen, ende des heeren woort uyt jerusalem, het Euangelie zal eerst, te Jerusalem en onder de Joden, gepredikt worden, en van daer vervolgens, tot de Heidenen worden overgebracht. 4. ende hy sal richten onder de heydenen, ende bestraffen vele volckeren: ende sy sullen hareGa naar voetnoot(c) sweerden slaen tot spaden, ende hare spiessen tot sickelen; [het eene] volck en sal tegen [het ander] volck geen sweert opheffen, noch sy en sullen geen oorloge meer leeren. Wie is hier de persoon, van welken de Propheet zegt Hy zal richten enz. Buiten allen twijffel de heer, de God van Jacob, van welken vs. 3 gesproken is; byzonder de messias, zoo als hy, tot eenen Richter op den verhoogden Tempelberg, tot Koning over de Euangeliekerk, zou verhoogd worden, vergelijk Ps. 2:6. De Heidenen en volken zijn zekerlyk die zelvde heidensche volken, welke zich van tijd tot tijd, van de afgoden, en den levendigen God, bekeeren zouden. - Maar wat zegt het richten en bestraffen? Sommigen nemen het, in eenen kwaden zin, voor de daed van eenen vergramden Richter; en meenen, dat de Geest der Godspraek het oog hebbe, op die zichtbare en voorbeeldige strafgerichten, welke de verhoogde messias, aen de vyanden van zijn Koningrijk, zoude uitoeffenen. Dan, vermids het, onzes erachtens, uit het verband met vs. 2, 3 allerblijkbaerst is, dat hier niet van vyanden der Kerke, maer van bekeerde Heidenen, gesproken worde, voegen wy ons liever by dezulken, die de uitdrukkingen in eenen goeden zin nemen. - Het woord richten zal hier, gelijk meermalen, in het algemeen regeeren betekenen, verg. Ps. 67:5. Het ander woord bestraffen zegt, in die buiging, in welke het hier voorkomt, iemand door kracht van redenen overtuigen. De Godspraek zal derhalven te kennen geven, dat de verhoogde messias over de bekeerde Heidenen heerschen zoude, en, van tijd tot tijd, al meer volken, niet door geweld van wapenen, maer door zedelyke middelen, krachtig gemaekt door zijnen Geest, onder zijne heerschappy brengen zoude. | |
[pagina 225]
| |
De volgende woorden, en zy zullen hunne zwaerden slaen tot spaden enz. teekenen eenen tijd van rust en vrede, in welken de Krijgswapenen, tot werktuigen van den akkerbouw, hersmeed worden. Wy leeren 'er uit: (1) Dat 'er een geestelyke vrede, onder de bekeerde Heidenen, heerschen zoude, voor zoo verre zy, in onderlinge lievde, vrede en eensgezindheid, zouden verbonden zijn; verg. Ps. 72:7. - (2) Dat de bekeerde Heidenen, uit onderscheidene Koningrijken, die, in eenen onderlingen nationalen haet, geboren en opgevoed waren, nu elkander als broederen beschouwen en behandelen zouden. - (3) Dat de bekeerde Heidenen zich, met de geloovige Joden, lievlijk zouden vereenigen. - (4) Dat de leer van het Euangelie des vredes den woesten aert der Heidenen beschaven zoude, en in zoo ver de onderlinge oorlogen en bloedstortingen verminderen. ‘5 Dan zullen de bekeerde Heidenen zelvs de Joden gemoedelyk opwekken, om den heer in waerheid te dienen komt gy huys en nageslacht jacobs, zullen de geloovige Heidenen zeggen, ende laet ons te zamen blymoedig wandelen in den lichte des heeren, nae het voorschrift van het verlichtend Euangelie.’ |