Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1787
(1787)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijReize naar de Oost - Indien en China, in de Jaaren 1774-1781, op last des Konings van Frankryk, gedaan door den Heer Sonnerat, Commissaris der Zeezaaken, gepensioneerd Natuurkundigen van den Koning, Korrespondent van zyner Majesteits Natuurkundig Kabinet, en van de Koninglyke Academie der Weetenschappen te Parys, Lid van die te Lyons, enz. Uit het Fransch vertaald door J.D. Pasteur. Derde Deel. Te Leyden, by A. en J. Honkoop, 1786. In gr. 8vo. 252 bladz.Dit derde en laatste DeeltjeGa naar voetnoot(*) van sonnerat's Reizen, 't welk in 't byzonder aanmerkelyk is, wegens de beschryving der nieuw ontdekte voorwerpen, zo wel in het Ryk der Viervoetige Dieren en Vogelen, als, in dat der Planten, geeft ons tevens, in eenige aanmerkingen, een beknopt denkbeeld van Isle de France, Bourbon, de Kaap de Goede Hoop, Ceylon, Malacca, de Maldivische, Philippynsche en Moluksche Eilanden. Tot een staaitje, zullen wy hier mededeelen, het geen hy ons van Isle de France opgeeft. ‘In voorige tyden, (zegt hy,) wierd het door de Hollanders bewoond, zy wilden 'er zelfs eene Volkplanting stichten; doch, naardien de voordeelen de onkosten niet konden goedmaaken, waren zy verplicht, dat Eiland te verlaaten. De Heer de la Bourdonnais, Gouverneur van de Maatschappy op het Eiland Bourbon, meende een land in bezit te moeten neemen, dat door zyne nabyheid dienstig voor zyn Gouvernement kon zyn. Gevolglyk zond hy inwooners om het te bevolken, en men maakte 'er in 't vervolg het Hoofdcomptoir van; maar hoe veel moeite men zich ook gegeeven hebbe, de grond, altyd onvruchtbaar, levert het bestaan van den Planter niet op; zyn voedsel moet hem jaarlyks van de vreemde Natiën toegevoerd worden: de haven, alwaar men eene stapelplaats voor Indie maaken kan, is het eenigst voordeel, dat men van deeze bezitting trekken | |
[pagina 208]
| |
kan; men ziet 'er echter geene bedelaars, om dat men slechts daar tweederlei standen kent, dien van Meesters, en dien van Slaaf. Deszelfs bewooners beginnen zich op den Landbouw toe te leggen. Men vindt 'er aanmerkelyke Koffy- en Suiker - Plantagiën; men teelt 'er ook Indigo, welke de Americaansche te boven gaat; maar de Plant, in dat Eiland, al te droog staande, zal derzelver teeling wel dra verwaarloosd worden, om dat zy de vereischte kosten niet opbrengt; men heeft niet nagelaaten, verschillende zoorten van die Plant van Madagaskar, van de Kust van Coromandel, van Agra, van Bengale, van China, van America, op Isle de France te brengen, om die daar te naturaliseeren; maar de uitslag heeft daaraan niet beantwoord, het schynt, dat zy allen ontaart zyn, en dat de Amerikaansche soort de beste niet was, vermids deeze in alle de proeven, welke men met dezelve genomen heeft, niet meer, dan de helft, heeft opgeleverd van het geen men daarvan in de nieuwe waereld trekt. De Heer de Cossigni, een der yverigste Planters in dat Land, heeft zeer gewigtige ontdekkingen, omtrent dat onderwerp, gedaan, welke in zyne Verhandeling over de Indigoteelt vervat zyn; een Werk, dat de Regeering te Isle de France heeft doen drukken. De Speceryen geeven een gegronder hoop; de Heeren de Tremignon en de Coetivi bragten dezelve aldaar in de Jaaren 1769 en 1771. Deeze twee tochten wierden gedaan door den Heer Poivre, Intendant van Isle de France en Bourbon, die deeze twee Volkplantingen zoekende te verryken, niets verzuimde, om haar deezen nieuwen Tak van Koophandel te bezorgen. Men heeft tot heden toe gewild, dat de Speceryen, op Isle de France gegroeid, hunne eigenschappen gedeeltelyk verliezen zouden, maar zy, die dit voorgegeeven hebben, zyn bekend voor lieden, die den roem des Heeren Poivre, welke hy, geduurende zyn bestier, behaald heeft, wangunstig zyn. Deeze Intendant, heeft in de Volkplanting, vyanden gehad, en heeft 'er nog, om dat hy, die nuttig is, den nyd altyd ten doel staat, en het slagtoffer der ondankbaarheid is. De Speceryen komen op Isle de France zeer wel voort; de Kruidnagelen Boomen, van zaad geteeld, staan heden met Nagelen bezet, die, voor die, welke ons de Hollanders verkoopen, niet behoeven te wyken, en de Franschen zullen hen in 't kort niet alleen kunnen missen, maar zelfs van die Speceryen aan an- | |
[pagina 209]
| |
dere Natiën kunnen verkoopen. De Muskaaten - Boomen zyn zo wel niet geslaagd, om dat die onder de Boomen van tweeërlei Sexe behooren, en men deeze hunne hoedanigheid niet kende; zo dat 'er slegts weinige Wyfjesboomen onder het getal der geenen, die men aangebragt heeft, gevonden zyn, het welk oorzaak geweest is, dat zy zich zo ras niet hebben kunnen vermenigvuldigen als de Nagelen Boomen: Deeze gelukkige poogingen zyn wel waardig, dat zy alle de oplettendheid der Colonisten bezig houden; maar het is te vreezen, dat de Europeaanen, die naar dat Eiland oversteeken, hen van het een ontwerp op het ander zullen doen vallen, door hun hunne Systematieke grillen mede te deelen, en dat zy de Koffy zullen laaten vaaren, om Katoen te planten, welke zy vervolgens wederom zullen uitroeijen, om Suikerriet, Korenmais of Maniok te teelen. Een der grootste hinderpaalen voor de vorderingen van den Landbouw is ook dit, dat geen Europeaan, daar naar toe, overgaat, met inzicht, om 'er een doorgaand verblyf te houden; men gaat daar voor drie of vier jaaren, geduurende welken tyd men zich tracht te verryken, door het weinig geld, dat men mede gebragt heeft, op de Schepen te waagen die, op Madagaskar of Mozambique, Slaaven gaan koopen, een handel, die gewoonlyk veel voordeel aanbrengt, gelyk meest de zulken, die de Natuur onteeren. De Inwooner besteedt zyne overwinst nooit tot verbetering der Landen; de Slaaven werken slap; wat kan men van een ellendigen verwagten, die men door geweld van sweepslagen dwingt, de interest, van het geen hy gekost heeft, op te brengen? Ik heb menschlievende en medelydende Meesters gekend, die hen niet mishandelden, en hunne slaverny verzachtten, maar zy zyn zeer weinig in getal. De overigen oefenen eene wreede en ontmenschte tiranny. De Slaaf, na dat hy den geheelen dag gewerkt heeft, is genoodzaakt, zyne kost in de bosschen te gaan zoeken, en leeft alleen van ongezonde wortelen. Zy sterven van ellende en mishandelingen, zonder het allergeringste gevoel van medelyden op te wekken; ook laaten zy geene gelegenheid voorby gaan, om hunne ketenen te verbreeken, en in de bosschen eene onafhanglyke armoede te gaan zoeken. Alle poogingen der nyverheid vermoogen niets op den onvruchtbaaren grond van Isle de France; het zal zyne bewooners altyd met ondankbaarheid beloonen, zy zullen | |
[pagina 210]
| |
zich daar nooit de aangenaamheden van het leven kunnen verschaffen; want, zonder de verwoestingen, welke de Orkaanen aanrechten, te rekenen, hebben zy ook te worstelen tegen een legioen Rotten en schaadedoende vogelen, de Sys en de Dikbek of Kerssevink van Java, welke men eerst had overgebragt als zeldzaame Vogeltjes, en zorgvuldig in kooitjes hield, zyn daar thans zo zeer vermenigvuldigd, dat zy byna alle oogsten verslinden. Om hen van de bezaaide Landen te keeren, is men verplicht, verscheiden Zwarten op schildwacht te zetten, die gestadig schreeuwen, en in de handen klappen. De Rotten zyn in zulk eene groote menigte, dat zy dikwils, in eenen enkelen nacht, een veld met Mais kunnen opëeten; zy eeten ook vruchten, en bederven de jonge Boomen, door de wortelen af te knaagen. Dit was, zegt men, de oorzaak, om welke de Hollanders dat Eiland verlaaten hebben. Deeze schadelyke Dieren hebben de aandacht der Regeering bezig gehouden; elk der Inwooneren is verplicht, een zeker getal derzelven te dooden, volgens het getal der Zwarten, die hy bezit, en moet de koppen der vogelen, en de staarten der rotten, die hy gedood heeft, aan het Comptoir der Policie zenden. Maar alle deeze voorzorgen kunnen niet helpen. Het is onmogelyk, dat men zich van dezelve ontslaan kunne, ten zy 'er groote roofvogelen en benden soldaaten, ter gelyker tyd, hen te keer gaan; het was op deeze wyze, dat men voorheen de Springhaanen verdelgde, welker getal zo ontzaggelyk groot was, dat, als eene wolk, uit zulke Insecten bestaande, op een veld met Ryst, Mais of Koren nederviel, 'er geen overblyfzel van deeze gewassen meer gevonden werdt. Een vogel, Martin genoemd, een soort van Merel, uit Indie overgebragt, maakte zich die Insecten tot aas, en de Regeering verdelgde het overschot; maar de mensch, die niet dan het tegenwoordig kwaad bespeurt, wierd dra moede zynen weldoener voor zyne oogen te zien, en ondanks alle verbod, doodt men dagelyks veelen dier vogelen. Isle de France was altoos noodlottig, en zal zulks altoos zyn voor de bezittingen der Franschen in Indie. Men meent dat dat eiland het middenpunt van hunnen koophandel is, en dat de troupes, welke men daar onderhoudt, in tyd van oorlog eene spoedige hulp aan onze Komtoiren kunnen toebrengen; maar men weet dat men vier maanden nodig heeft om tydingen en bevelen naar | |
[pagina 211]
| |
Isle de France te brengen: welke naarstigheid men ook aanwende tot het geen 'er te doen is, alvoorens men de troupen kan inscheepen, verloopen 'er echter nog acht anderen; ook is het altyd een jaar daarna geweest, dat alle de naar Indie gezonden esquaders ter plaatse hunner bestemming gekomen zyn. De Engelschen daar en tegen hebben hunne tydingen in zeventig dagenGa naar voetnoot(*); meesters van Indie zynde, hebben zy daar een aanmerkelyke krygsmacht, en verjaagen de Franschen geheel, alvorens men op Isle de France de tyding van den oorlog heeft. Om ons in dat ryk land staande te houden, hebben wy noodwendig een haven op de kust van Malabaar nodig, van waar onze Esquaders ten allen tyde die der vyanden in het oog kunnen houden; men weet dat men het verlies van Pondichery tweemalen aan het vertrek der esquaders verschuldigd geweest is, die de kust van Coromandel verlieten om weder naar Isle de France te stevenen. Schoon Isle de France maar één stip op den aardbol beslaat, is dat eiland echter het aanmerkelykst gedenkstuk van de omwentelingen, welke de aarde ondergaan heeft. Alles, waaruit het bestaat, is met yzer vermengd; alles is door het vuur gegaan; men vind 'er zelfs den mond van een uitgebluschte vuurkolk, en verscheiden diepe onderaardsche hoolen. De luchtstreek is daar zacht, gematigd, zeer gelyk, men vindt 'er geen fenynig kruipend gedierte; men kent 'er geen ander vergiftig dier dan den scorpioen en den duizendbeen. Dit eiland was eertyds zeer gezond; maar zedert men den grond omgeroerd heeft, is men daar de Koorts onderworpen. Behalven dat, houdt het rivierwater (gelyk de Heer de cossini, in zyn Traite de l'indigoterie zeer wel aangemerkt heeft) veel slym in zich door de ontbinding van de gewassen, die in hetzelve nedervallen, het geen verstoppingen, bloedvloeijingen en buikloopen veroorzaakt, die moeyelyk te geneezen zyn. Isle de France is de meeste zyner groeijende voortbrengzelen aan yverige reizigers verschuldigd, die dezelve uit Indie, China, van de Kaap de Goede Hoop, en uit Europa gebragt hebben. De Ossen, gelyk ook het meeste gevogelte, komen van Madagascar, en de Paar- | |
[pagina 212]
| |
den van het eiland Bourbon en van de Kaap. De kust is zeer vischryk; zy levert een menigte schelpvissen, steenplanten, Madreporas en zelfs kooraal op; de groenten zyn daar goed, het verkensvleesch voortreflyk, de doperwten en artichokken zyn zo goed als die in Frankryk; men begint 'er thans Aardappelen te teelen, welke men van de Kaap heeft aangebragt; de patates zyn 'er zeer gemeen; op sommige plaatsen slaagen de kudden wel en brengen veel winst aan; maar alzoo men geene anderen dan zieke of by ongeluk gestorven beesten in het slagthuis brengt, eeten de bewooners der haven niet dan slegt vleesch. Het voedsel der zwarten is mais, maniok, patates, cambars, en wortelen van Songe; de gemeenste vruchten zyn de verschillende soorten van Bananes, de Ananas, de Goijave, Jambos (Jamrosade) en Mangen. Men vindt 'er ook Persikken en Appelen, maar behalven dat zy niet gemeen zyn, kunnen zy op verre na niet by die van Europa haalen; sommige streeken brengen ook vrugten en Aardbeziën voort. Men begint 'er nog eenige andere goede vruchten te plukken, dank zy de zorgvuldigheid van eenige yverige Landbewooners, vooral den Heer ceré, Opzichter van 's Konings tuin, die, door het geheel eiland, zaad van Litschi, van Longane, van Wampi, van Avocat, van Evi of Cythereavrucht, van de Kima of den broodboom; van Cacao, van Kruidnagelen en Muscaaten, van Ravensara, van Sandelhout en anderen, heeft verspreid. De Heer de cossigni, die den fraaisten tuin van de volkplanting bezit, heeft zich ook beyverd om de zeldzaame en dierbaare planten, welken hy met groote kosten van Europa, van de Kaap, van Batavia, van China en uit Indie heeft ontboden, te vermenigvuldigen, en den inwooners mede te deelen. Wat het hout aangaat, het ebbenhout is zeer gemeen; men vindt 'er zelfs verscheiden soorten van, gelyk het zwart, het wit en het gemarmerd. De Heer linnaeus, de Zoon, heeft onlangs het geslacht van deezen boom bepaald, dat men nog niet wist, hy rangschikt denzelven onder de Diospiros. Toen wy nog op China handel dreeven, was het ebbenhout een artikel van uitvoer; onder de andere soorten van hout is 'er geene, die tot bouwen dienen kan. De houten van Isle de France zyn in het algemeen te zwaar, en krimpen onophoudelyk. Dat van | |
[pagina 213]
| |
Takamaka, het eenigst dat men des noods gebruiken kan, geeft eene harst, van welke men zich in de Geneeskunst bedient, en die onder den naam van Takamaqué bekend is. Het hout van den Kaneelboom wordt gemeenlyk voor schrynwerk gebruikt, het is fraai gëaderd, maar het neemt verscheiden maanden, nadat het verwerkt is, eene stinkende reuk aan; het natte hout, Appelboomenhout en Takamakahout dienen gewoonlyk voor timmerwerk. De Heer aché heeft onlangs een zeer fraai hout ontdekt, dat men voor eene soort van Roozenhout heeft aangezien, maar dat het niet is. Isle de France is zeer Wildryk; men vindt 'er pintades of paerelhoenderen in overvloed, gemeene en gepaerelde patryzen, tortelduiven, corbigos, twee soorten van haazen, die naar de Europische gelyken; de eerste soort, die klein is, heeft zo veel van het konyn als van den haas, zy graaft niet in de aarde, haar lyf is lang, haare ooren zyn kort, en haar vleesch wit. De andere soort is grooter, maar echter nog kleiner dan die van Europa; haare ooren zyn korter, haar hair is glad en kort, zy is daarenboven zeer wel te onderscheiden door eene zwarte driehoekige vlak, welke zy achter aan den kop heeft. De herten beginnen minder gemeen te worden; om de geheele uitroeijing derzelven voor te komen, is de Regeering genoodzaakt geweest eene Ordonnantie uit te vaardigen, waarby ieder, die overtuigd wordt een hert gedood te hebben, in boete geslagen wordt.’ |
|