naam van Responsa prudentum, Responsa Sapientum. Ten tyde van Keizer Frederik den eersten begonnen twee zeer beroemde Milaansche Rechtsgeleerden, met naame Obertus de Orto of Horto, en Gerardus Capagistus, bygenaamd Niger (de zwarte) over het Leenrecht te schryven, en dit had ten gevolge, dat, onder de regeering van dien zelfden Keizer, uit de instellingen van de Keizers, uit de evengenoemde Schriften van Obertus de Orto en Gerardus Capagistus, en uit de byeenversamelde Advyzen van Regtsgeleerden, een soort van samenstel van het Leenrecht in de waereld kwam, in het welk door den Professor in de rechten Hugo, of Hugolinus, eenen van de allerberoemdste Rechtsgeleerden van zynen tyd te Bononie openbaar onderwys gegeeven wierd.
Ten tyde van Keizer Fredericus den tweeden wierdt dit samenstel van Leenrechten in twee boeken verdeeld, en onder den tytel van de tiende Collatie in het corpus Juris by de Novellen van Justinianus, welke uit negen collatien bestaan, gevoegd. Hierin bediende hy zich voornamelyk van den raad en hulp van eenen anderen, niet minder beroemden rechtsgeleerden, Hugolinus, bygenaamd de Presbyteris. Zie Mascovius de jure Feud. cap. 1.
De Groote Jacobus Cujacius, een man van onvergelykelyke verdiensten, heeft by deeze twee boeken eene menigte stukken bygevoegd, en eindelyk dezelve op nieuw in vyf boeken verdeeld, en met zyne allerheerlykste aanmerkingen verrykt. Dezelve zyn te vinden in de schoone uitgaave van alle de werken van deezen grooten man, welke door de zorg en yver van Liborius Ranius, eenen Napolitaanschen Rechtsgeleerden, in het jaar 1758, te Napels in elf Deelen in folio is in de waereld gekomen, in het 2 Deel pag. 1178 tot aan het Einde.
Deeze boeken over het Leenrecht, bekend onder den naam van Consuetudines Feudorum, (onder welken naam zy thans in het Corpus juris zyn te vinden) behelzen dus het oude Longobardische leenrecht, of jus feudale Longobardicum, en dit recht word nog in Duitschland algemeen gebruikt voor een jus subsidiarum, of voor een recht, waartoe men, wanneer de Landwetten over de Leenen zwygen, zynen toevlucht neemt.
Wy hebben eene ontelbaare menigte van Schryvers over het Leenrecht by alle volkeren, waar het zelve bekend is, welke alle op te noemen een oneindig werk zou zyn.