Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1787
(1787)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
Plegtige Redevoering op den honderd en vijftigsten Verjaardag der Utrechtsche Academie, gedaan den 31 Mey 1786. Door Sebald Rau. Te Utrecht by A. van Paddenburg 1786. In gr. octavo 40 bladz.
| |
[pagina 87]
| |
berigten, nopens het geen 'er, buiten het openbaare, waar van hy oor- en ooggetuigen was, binnenskamers, in de Vergaderplaatzen der feestvierende Heeren, plaats gehad hebbe, en voorgevallen zy. Men vindt hier, uit dien hoofde, een aaneengeschakeld verhaal van al het merkwaardige op dien plegtigen dag, met eene nevensgaande verklaaring van het bedoelde zinnebeeldige, en 't geen verder nog eenige opheldering mogt vorderen. - Voor aan dit Verhaal is gevoegd een beknopt verslag van de oprigting en vroegeren staat, als mede van den tegenwoordigen toestand, dier Academie. - En op het einde van dit Geschrift heeft men nog laaten volgen, eene lyst der Professoren, mitsgaders wie hunner in den tyd Rectoren geweest zyn, overgenomen uit het Byvoegzel, op de voorgemelde Latynsche Redenvoering van den Hoogleeraar RauGa naar voetnoot(*); waarby nog komt een Alphabetische Naamlyst der Heeren Studenten, die zig aan deeze Academie, by de viering van dit Feest, bevonden, met aanwyzing der Faculteit waarin zy studeerden. Ten laatste vinden wy 'er nog geplaatst een vvftal van Feestzangen, uit welks eersten wy niet wel kunnen nalaaten over te neemen, de vier volgende Coupletten, die ons den aanvang en het in stand houden der Academie, op eene zeer gepaste wyze, uitdrukken.
Toen Deugd het wanbegrip verdreeven
Uit Bato's tuin gezuivert zag,
Kreeg 't Zaad der wysheid kragt tot leeven,
Ontkernd, daar 't zonder voedzel lag:
't Ontfing, bevochtigt, groei en weezen
De noeste By begon te leezen
Van 't voedzaam zoet der wetenschap:
't Misvormde spoor van Kunst en taalen
Werd glad gevloerd in Tempelzaalen;
De godsdienst zat op de eere-trap.
Men zag de wrakke puinen slechten
Der neergestorte onwetenheid;
En aan 't gebouw der Roomsche rechten
Een meesterlyke hand geleid.
| |
[pagina 88]
| |
Geneeskunst vestte zich een zetel,
Ten spyt, van die, door waan vermetel,
Zich roemde de eer der Kunst te zyn.
De wysbegeerte onttoog het duister
Ontdeed zich van den Schoolschen Kluister,
Gesmeed voor het bekrompen brein.
't Bataafsch Gewest zag School en Tempel
Der Wysheid en der Deugd gesticht:
Daar 't wanbegrip stond op den drempel
Der doodsche cel, beroofd van licht.
By 't uchtend rood dier gulden dagen,
Die 't merk van 's Hemels gunsten draagen,
Rees Utrechts Hoge School om hoog;
En zints den loop van zo veel jaaren
Blonk, schoon door nevlen van gevaaren,
Haar Zonlicht in Europa's oog.
Dat nu de dankbre toonen vloeien,
Daar 't oeffenschool in glorie-stand,
Zints honderd-vyftig jaar bleef groeien,
Tot cieraad van het Vaderland!
Zoms deeden wel de ramporkaanen
Het Zonlicht der geleerdheid taanen,
En stormden op het Stichts Atheen:
Geen nood! - de God der wysheid waakte
En dreef, wanneer het onweer kraakte,
De donderwolken voor zig heen.
|
|