Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1787
(1787)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 84]
| |
Volledig Leerstelsel van Opvoeding, ontworpen door eenige beroemde Geleerden in Duitschland, en uitgegeeven door J.H. Campe, tweeden Deels eerste Stuk. Te Amsterdam by de Erven P. Meijer en G. Warnars, en de Wed. J. Dóll, 1786. In octavo 288 bladz.
| |
[pagina 85]
| |
gelyke zorgvuldigheid gebruik te maaken. Want aan u, en niet aan uwe egtgenooten, heeft de Voorzien igheid dit eerste werk der opvoeding byzonder en eigenlyk opgedraagen. Uwe mannen moeten hierby slechts uwe raadgeevers, uwe helpers zyn, en dan eerst in uwe plaats treeden, wanneer het kind voor de tweede opvoeding en voor het vaderlyk onderwys, is ryp geworden. Ik oordeel dus, dat ik dit opstel niet beter kan sluiten, dan wanneer ik u met de woorden van denzelfden man, dien ik in deeze Verhandeling zo dikwerf en zo gaarne voor my liet spreeken, nog eenige gronden onder 't oog breng, welken deezen uwen gewigtigsten en heiligsten pligt nog klaarblykelyker voor u maaken zullen.’ ‘“De eerste opvoeding, zegt rousseau, doet het meeste, en deeze eerste opvoeding komt ontegenzeggelyk de Moeders toe. Want behalven, dat deeze meer dan de mannen in staat zyn om 'er op te letten, en 'er ook meer invloed op hebben, raakt haar het gevolg daarvan ook dies te meer; dewyl byna de meeste weduwen zich aan de willekeur van haare kinderen zien overgelaaten, en dewyl dan deeze kinderen haar de uitwerking van de wyze hoe zy opgevoed zyn, in het goede en in het kwaade, zeer sterk laaten ondervinden. Wil men ieder een tot zyne eerste pligten doen wederkeeren, men moet met de Moeders een begin maaken; en men zal met verbaasdheid de verandering zien, welke men daardoor in de menschelyke maatschappy zal voortbrengen. Alles welt van tyd tot tyd op uit deeze eerste bron des verderfs; alle zedelyke orde wordt daardoor het onderst boven gekeerd; de natuurlyke inborst wordt in aller harten gesmoord; de innerlyke gesteldheid van het huis verliest haare levendigheid; het zielroerende tooneel van een aangroeijend huisgezin kan de mannen niet meer bekooren, en aan vreemden geene achting meer inboezemen; men eert de Moeders minder, welker kinderen men niet ziet; de huisgezinnen hebben geen vast verblyf meer; de gewoonte bevestigt niet meer de banden van bloedverwantschap; daar zyn geene Vaders, noch Moeders, noch Kinderen, noch Broeders en Zusters meer; allen kennen elkander naauwlyks, hoe zouden ze elkanderen dan kunnen beminnen? Wannneer het huis slechts eene treurige eenzaame plaats is, moet men zyn vermaak buiten het zelve zoeken. Maar, wanneer de Moeders slechts willen goedvinden, om zelve haare kinderen wederom te zoogen, (indien geene zwakheid haar de beoefening van den moederlyken pligt onmogelyk maakt,) dezelven zelf op te passen, zich het meest met hen bezig te houden, dan zullen de zeden van zelven verbeteren; de natuurlyke gewaarwordingen van zelve in alle harten wederom ontwaaken; de staat wederom bevolkt worden. Dit eerste stuk, dit stuk alleen zal alles wederom vereenigen. De | |
[pagina 86]
| |
bekoorelykheid van het huiselyke leeven is het beste tegengift tegen de slechte zeden. Het geraas van de kinderen, het welk men voor lastig houdt, wordt aangenaam; dit maakt het voor Vader en Moeder noodzaakelyker, om elkanderen te beminnen, dit strengelt den huwelyksband sterker in een. Is het huisgezin levendig en vlug, dan zyn de huiselyke zorgen de aangenaamste bezigheid voor de vrouw, en de bevalligste tydkorting voor den man. - Op die wyze zou, uit de verbetering van dit enkel misbruik, welhaast eene algemeene verbetering ontstaan, de natuur zou alle haare rechten wederom ontvangen. Men laate de Vrouwen slechts eerst wederom Moeders worden, de Mannen zullen welhaast wederom Vaders en Egtgenooten zyn”’ ‘En laat ons, eer wy dit zullen beleefd hebben, geen algemeene en klaarblykelyke uitwerkingen verwachten van het verbeterde Leerstelsel der Opvoeding’
Wat wyders het, volgens het Plan, hier nevens afgegeeven Leesboek voor Kinderen betreft, het zelve behelst eene groote verscheidenheid van geschiedenissen, fabelen, opwekkende bedenkingen en leerzaame onderrigtingen, welker leezing den Kinderen op eene gevallige wyze nuttig kan zyn, en hunne leerzugt verder opwakkeren. |
|