binnen te stappen, met het oogmerk, om daar een waardig voedzel te vinden voor 't verstand, voor 't hart en voor den trek tot vermaak. Daar de reden, de Godsdienst en het zelfbelang dit maakt tot de ware einden der verkering; hoe dwaas is 't dan niet, of kwade oogmerken, of in 't geheel gene bepaalde oogmerken bij uwe samenkomsten te bedoelen? Rampzalige gezelschappen, daar men niets doet, dan zig onderling den tijd te doden; daar men, juist, om dat men 'er zonder doel, zonder waardige oogmerken verschijnt, geen wezenlijk vermaak geniet, 't hart ledig laat, of laat ik liever zeggen, gelijk ik behoor, het vernederd en bederfd. Smaakt daarom de verkering, wanneer uwe kragten rust en ontspanning vorderen. - Koomt daar met het edel doel, om u onderling op te scherpen, en door menschkunde uwen geest te verrijken. - Koomt daar, om, in 't midden van uw vermaak, uwe harten te openen tot het aankweken van alle de zagte aandoeningen van Godsdienst en vriendschap. - Geen trotschheid noch eigenzinnigheid vernietige immer 't vermaak van eenen broederlijken omgang. En schat alle die bijeenkomsten voor verlooren, ja voor schadelijk, daar men niets heeft zoeken toe te brengen, of ter verbetering van 't verstand, of ter veredeling van 't hart; daar men geen wezenlijk vermaak, geen ware vriendschap smaakte, alleen om dat men 'er ligtzinnig inkwam, zonder dat men iets deugdzaams, iets waardigs bedoelde.’
2. Des Leeraers tweede les betreft de keuze der Vrienden, met welken men gemeenzaem verkeert. Men behoort dezelven te schatten, niet naer hun uiterlyk vertoon, maer naer hunne inwendige waerde, naer de deugdzaemheid, naer het godvruchtige hunner gevoelens. Snoode spotters met God of de menschen zyn te schuwen; zo ook openbare zondaren, en zelfs ligtzinnige harten. Een vertrouwlyke omgang, ene gemeenzame verkering met dezulken, is te vermyden. En roepen ons plicht en Godsdienst zomtyds om met hun te verkeren, men zy dan op zyne hoede tegen alle verleiding, en pooge zyn gedrag, door bescheidenheid, menschliefde en Godsvrucht, zo in te richten, dat het geschikt moge zyn, om invloed te kunnen hebben op hunne harten.
3. Hier aen hecht hy eindelyk ene derde les, behelzende ene waerschuwing tegen de meest gewoone zouden in de verkering, waeronder hy wel voornaemlyk de vol-