Vermaak, en ik wil Vermaak hebben. - Ik moet, derhalven, myzelven de vraag doen, wat is Vermaak? Bestaat het in veel eeten en sterk zuipen? Ik moet myn eigen keus doen, en dus eenigen tyd van overleg neemen. - In geen van beiden steekt, ik moet het bekennen, veel fraays. Een Vraat is een slordige Knaap, en een Dronkaart een Beest, daarenboven weet ik niet of myn Lichaamsgesteltenisse het wel zou uitharden. Ik zou de Podagra krygen: dat zou slimmer weezen. Ik zal misvormd van gedaante worden, rood van aangezigt, vol puisten, stinkend van adem, een walg voor de Dames. - Het denkbeeld hier van kan ik niet verdraagen: want ik ben zeer op de Sexe gesteld. - Vaarwel dan opgevulde tafels, vlessen, en wat 'er meer by behoort. Ik stel de goede gunst en genegenheid der Schoone Sexe verre boven het gezelschap van Dronkaarts. Ik wil Maatig weezen alleen om dat ik Vermaak bemin.
Maar als ik den Wyn voor de Vrouwen opoffer, wil ik myzelven voor die opoffering betaalen, en ryklyk genoeg doen. Ik wil de schoonste de liefste Meisjes hebben, die voor Geld te bekomen zyn. - Geld. wat zeg ik? Wat klank is dat? - Als ik Schoonheid voor Geld koop, en 'er geen Liefde tevens voor kan koopen? want 'er is geen Vermaak in Schoonheid zonder Liefde. Ik vind my zeer bedremmeld en verlegen met deeze ongelukkige vraag: gekogte Liefde! dat is onzin; dat is geveinsdheid; dat stoot. Ik zou de laffe minnekoozeryen eener Liefde-voorwendende Hoere smaaken? haar voor een valsch betoonde tederheid betaalen? - Dit vind ik weder niet goed. Ik kan geen Hoer beminnen. Het voorwerp myner Liefde moet eene eerbaare en zedige Vrouw zyn; en als deeze my wel aanstaat: wat dan? Als ik smoorlyk op haar verliefd ben, en, zonder haar, niet gelukkig kan weezen, dan is my geene andere keuze overgelaaten, dan dunkt my moet ik haar Trouwen! Ja zeker, ik moet: want, indien Vermaak langs dien weg te vinden is, en Vermaak is myn voorwerp, dan is het Huwelyk myn lot; ik besluit, derhalven, te trouwen, alleen om dat ik Vermaak bemin.
Wel! nu ik alle andere Vrouwen opgegeeven heb voor ééne Huisvrouw, heb ik beslooten Vermaaks genoeg te vinden in haar te bezitten. Ik moet, derhalven, omzigtig op myne hoede weezen, dat niemand anders dat zelfde Vermaak ook neeme: hoe zou ik anders my gelukkig kunnen agten? dan mogt ik liever ongetrouwd gebleeven zyn. Ik zou een gek moeten weezen, indien ik voor 't bezit eener Huisvrouwe zo veel gaf, en een ander hier in nevens my deelde: ik heb, derhalven, beslooten, haar voor myzelven te houden; want Vermaak is myn eenig voorwerp, en dit hou ik voor eene soort van Vermaak, 't welk geen deelgenootschap gedoogt.
De volgende vraag is: - Hoe moet ik het aanleggen om