Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1786
(1786)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 539]
| |
Mengelwerk, [tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen betrekkelyk.]proeve behelzende aanmerkingen op de geschiedenis des bygeloofs. Door G. Gregory.Het zy wy het aanmerken als een stuk van loutere nieuwsgierigheid, strekkende om de grenzen onzer ontdekkinnen, in dat belangryk vak der weetenschappen, welke de Zierkunde der Menschen ten voorwerp heeft, uit te breiden, 't zy wy het beschouwen als een stuk van nuttigheid, dat men den ongerymden oorsprong opdelve van veele vooroordeelen, niet geheel by ons, uitgerooid, zal de Geschiedenis der verkeerdheden van 's Menschen Rede een onderwerp zyn, 't geen alzins eene wysgeerige naspeuring verdient. Eene uitvoerige Geschiedenis zou in veele opzigten, gewigtig weezen, doch veelligt al te groot en omslagtig worden. Godsdienstige Dwaaling en Zedelyk Vooroordeel zyn de verdervendste Pesten der Menschelyke Natuure geweest. De oogmerken van Eigenbaat, en de verwoestingen van Eerzugt kunnen door 't geweeten verydeld, of door wetten bedwongen worden: men kan de slegte gevolgen daar van voorkomen door om- en voorzigtigheid; 't zyn onheilen, maar toevallige en slegts voor een tyd werkende onheilen. De heerschappy des vooroordeels is algemeener en de werking daar van zekerder. De Menschen mogen berouw hebben van andere ondeugden, en geene gelegenheid zoeken om ze te herhaalen; doch het verstand moet eene zoort van omwenteling ondergaan, het moet ontleerd, zo wel als onderweezen worden; men moet alle de bronnen der dwaaling ontdekken, eer hy, die een Vooroordeel heeft ingezoogen, kan handelen als een Redemagtig Schepzel of een nuttig Lid der Zamenleeving. Het stuk der Zedelyke Vooroordeelen, voor een anderen tyd bespaarende, bepaal ik my thans om eenige aanmerkingen in 't midden te brengen wegens den oorsprong en de gevolgen van zekere Bygeloovige Begrippen, die men Godsdienstige Dwaalingen zou kunnen heeten. De meest in het ooge loopende byzonderheden in de Geschiedenis des Bvgeloofs zyn I. Veelgodendienst, II. Afgodery, III. Huichelary en Oordeelproeven, IV. Offeranden, V. Fabelagtige Vertellingen van Wonderdaadige en Verschrik- | |
[pagina 540]
| |
lyke Verschyningen. - Deeze Dwaalingen hangen natuurlyk zamen; en de algemeene Oorzaaken derzelven zyn redenkavelingen, uit overeenkomst afgeleid, en onkunde van natuurlyke Oorzaaken. I. Tegen de ondervinding valt geen pleiten, en wy hebben het voldingendst gezag om te gelooven, dat, by zommige stammen van Menschen, de oorspronglyke overlevering van den Godsdienst geheel verlooren is geraakt: by andere kunnen wy ligt bevroeden, dat de trekken daar van zo slaauw en duister geworden zyn, dat de ziel open staat om alle verzinzelen, welke drift of verbeelding invoeren, toe te laaten. 't Is den Mensch eigen, 't geen hy niet volkomen begrypt, te vreezen of te bewonderen: en wanneer deeze driften heerschend worden, is de verbeelding zeer werkzaam. - Een Man verloor zyn gezigt, in den slag van Marathon. Hy verhaalde dat hy by het eindigen van den slag, een spookzel zag van een monsteragtige gedaante, komende van de zyde des Vyands, 't geen onmiddelyk den Man naast hem, staande doodde, en op dat oogenblik verloor hy zyn gezigt.Ga naar voetnoot(*) Herodotus kon zich niet bedriegen in de opgave van de omtrekken des gevals; daar hy ons verhaalt dat hy den Man kende: doch de oplossing van 't zelve is, myns oordeels, niet bezwaarlyk. De Man was waarschynlyk van eenen vreesagtigen aart; doch een bezef van Krygseere hadt hem zyn post doen houden, tot op het eindigen van den slag. Het gewaande Spookzel was zeker een der Vyanden: en de Man, een naast zyne zyde ziende vallen, kreeg zulk een schok, dat zyn Gezigtzenuw verrekte, en door den invloed der vreeze ongesteld bleef. Dan verondersteld zynde, dat de eerste overlevering van den Godsdienst by eenigen stam van Menschen uitgewischt is, dan zullen de verschrikkingen, verwekt door de groote Verschynzelen der Natuure, iets naar een stelzel van Godsdienst gelykende invoeren. De Verwoesting van een Aardbeeving, van een Onweer, het schikbaarend vertoon van een Comeet, of de schielyke wegneeming van licht by eene Zon- of Maanverduistering, zullen by den niet wel onderweezenen schroomlyke denkbeelden verwekken, zo van den wil als van de Magt van dat Weezen, 't welk deeze gebeurtenissen bestuurt. - Uit de | |
[pagina 541]
| |
overeenkomst redenkavelende, en waarneemende dat 'er eene menigte van mindere weezens is, wier leeven van onzen wil afhangt, is de overgang gereed om te veronderstellen, dat 'er weezens zyn in magt verre boven ons verheeven, doch even wreed, even grillig. - De Zon en Maan, de zigtbaarste zynde van alle natuurlyk werkende oorzaaken, worden waarschynlyk aangezien als de vernaamsten dier verschynzelenGa naar voetnoot(*). En ik geloof, dat de eerste Eerdienst van alle Afgodische Volken aan deeze Hemellichten is toegebragt. - Wyders veronderstellende, dat 'er eenige trekken van de oorspronglyke overlevering des Godsdienst zyn overgebleven, en wel byzonder het geloof, dat de Godheid zich vertoond had aan het Menschdom dan zal een ruw Volk zeer gereed besluiten, dat deeze Hemellichten, zo veel dienst doende, en welker verschynzelen zo verscheiden en onverklaarbaar zyn, voor de zichtbaare vertooning van de Godheid moeten gehouden worden.. Andere beginzels zullen met dat van Vreeze medewerken om Bygeloof te doen gebooren worden. Vrees dient, in dit geval, alleen om de aandagt op te wekken: en deeze eens opgewekt, en op dit voorwerp in de Natuur gevestigd, bemerken zy de uitwerkzels daar van: doch niet in staat om de oorzaaken te bevatten, zal men ze toeschryven aan eenigen hooger en onzigtbaaren werker. De Germaanen ziende, dat de Aarde van zichzelven het bestaan gaf aan veele dingen, bragten 'er Eerdienst aan toeGa naar voetnoot(†). De Persiaanen hielden het Vuur voor eene GodheidGa naar voetnoot(§). De Otaheiters geeven aan den Oppergod eene Godin, niet met hem van dezelfde natuur O. te papapa geheeten; deeze bragt O. Steena voort, de Godin die de Maan baarde; van deeze stammen alle de mindere Goden af, en Ook het Menschdom.Ga naar voetnoot(**) | |
[pagina 542]
| |
Herodotus verhaalt eene zeldzaame Geschiedenis, welke schynt aan te wyzen dat de Egyptenaars eenig denkbeeld handden van de onzigtbaare natuur des eeuwigen Geests. Zy, die te Thebes hunnen Godsdienst volbragten, offerden een Ram, en schryven den oorsprong hier van, aan 't volgende geval, toe De Egyptische Hercules was, volgens de overlevering, zeer begeerig om Jupiter te zien, die langen tyd deeze begeerte niet wilde voldoen. Hercules steeds aanhoudende, vilde Jupiter in 't einde een Ram, en de vagt omhangende, vertoonde hy zich in die gedaante aan Hercules, te welker oorzaake de Standbeelden van Jupiter met een Ramskop gesneeden worden.Ga naar voetnoot(*) Indien 'er eenige grond was voor de overlevering kwam dezelve waarschynlyk voort van eenen Geestdryver, die een meer volkomene en zigtbaarder ontdekking van de Godheid ernstig verlangende, in het oogenblik zyner verrukkinge een Ram zag, en zich gevolglyk verbeeldde dat de Godheid die gedaante hadt anngenomen. De Egyptenaars eerden de Zon en de Maan, onder de naamen van Osiris en Isis; de eerste betekent in de Egyptische taal de Veeloogige: dewyl de Zon alles beschouwt wat 'er op de wereld omgaat: de laatste betekent de Oude Isis, werd altoos met hoornen geschilderd, zinspeelende op de wassende Maan. Het blykt dat de Egyptenaars, in laateren tyde, de naamen van Isis en Osiris, by wyze van pligtpleeging, aan eenige hunner vroegste Monarchen toevoegden; en de overlevering verwarde hunne Geschiedenis met de oorspronglyke aanbidding van Zon en MaanGa naar voetnoot(†) - hier hebben wy een zeer waarschynlyk verstag, wegens den oorsprong van dien Eerdienst, toegebragt aan afgestorvene Mannen, gegrond op het getuigenis om eenen agtbaaren Schryver. Mangel aan een nauwkeurig tydregister, deedt hun het tydperk van Osiris en Isis zeer verre te rug zetten, en de overlevering, ten tyde van herodotus wilde, dat geen God, in menschelyke gedaante, zints 11, 340 Jaaren geregeerd hadt. - Een tydvak, 't geen het vrugtbaar vernuft hunner Priesteren aangevuld heeft, met gebeurtenissen, geschikt naar de vatbaarheid en den smaak hunner Leerlingen. Geduurende dat Tydperk vol wonderen, hadt de Zon | |
[pagina 543]
| |
niet minder dan vier keeren naaren loop veranderd, twee maal opkomende waar dezelve nu ondergaat, en twee keeren ondergaande waar zy nu opkomtGa naar voetnoot(*). Toen, volgens dezelfde Overlevering, de Goden in Egypte regeerden, heerschten zy by beurten, en waren niet allen te gelyk op aarde. Orus, de Zoon van Osiris, was de laatste die onder hun regeerde, en deeze Orus was de Grieksche Apollo.Ga naar voetnoot(†) Eene andere zoort van Veelgodendom mag toegeschreeven worden, aan de bezwaarlykheid om reden te geeven van 't geen in 's Menschen gemoed opkomt, 't welk de Menschen aanleiding gaf om zich eene gemeenschap met de Onstoslyke Wereld te verbeelden Het Volk te Madagascar vervoegt zich, als 'er iets van belang ontstaat, na de graven hunner Voorouderen om raad: en, myns bedunkens, is het zeer duidelyk, dat Wichelaary, Oordeel-proeven; en het raadpleegen der Orakelen, uit een dergelyk Vooroordeel, den oorsprong ontleenen. - Onbekwaam om de Gemoedsbeweegingen uit Wysgeerige gronden te verklaaren, - en eens het geloof in hooger Weezens aangenomen hebbende, en 't nogtans bezwaarlyk vindende te begrypen, hoe één Weezen alles ken beweegen, en oorzaak zyn van schynbaare tegenstrydigheden, - begreepen zy gereedlyk dat elke byzondere neiging en drift een onderscheide bewerker hadt; van hier, eer God der Liefde, een God der Wysheid, enz. - De Stoicynen poogden de ongerymdheden van het Veelgodendom te vergoelyken, door 'er eene geheimzinnige Leenspredk van te maaken, en dit stelzel onderstennden zy door de spraakkunstige afleiding van de naamen der Godheden. Zy beweerden, dat het eenig Algemeen Weezen afgebeeld wierd onder verschillende naamen, naar deszelfs onderscheide eigenschapdenGa naar voetnoot(§) - De Grieksche Fabel, wegens den oorsprong des KwaadsGa naar voetnoot(**), heeft veel van het Leenspreukige, als of de dood van Pandora diende om de uitwerkzels der | |
[pagina 544]
| |
driften af te schetzen. Nogthans ben ik, met Lord kaim,Ga naar voetnoot(*) van gevoelen, dat de Leenspreuk boven het bereik der menschelyke vermogens was in zo vroeg een tydperk als de uitvinding der Grieksche Verdichtzelkunde. Het blykt derhalven, dat hel Veelgodendom der Ouden uit verscheide oorsprongen voortkwam. Eerst uit de aanbidding der Hemelsche Lighaamen. - Ten tweede, uit het toekennen van elke pooging der Natuur, aan een byzonder vermogen. - Ten derden, uk het toeschryven van ieder aandoening onzer Ziele, van ieder drift, aan de tusschenkomst van een onderscheiden onzigt baare Magt. - Ten vierden, hebben, in de duistere eeuwen, de eerbetuigingen, afgeleid aan vroege Monarchen, deezen de eigenschappen en naamen der Godheden geevende, veroorzaakt, dat men de Geschiedenis dier Monarchen verwarde met de verdichtzelen der Goden. De menigte van Halfgoden bestondt alleen uit de eerste Vinders van Kunsten en Staatsbestuur, die waarschynlyk hunne Vergoding daar aan verschuldigd waren, dat zy hunne uitvindingen, om de waardye en de moeilykheid te beter te doen bezessen, voorgaven van den Hemel gekregen te hebben. Zulk een denkbeeld is regtsstreeks verbonden met het geloof dat zy van de Goden afstamden, of althans onder de Gunstelingen der Goden behoorden, en verhief hun gereedlyk tot den rang hun toegeschikt. De meeste Volken hebben dat slag van Genii of Halfgoden. De Otaheiters derven ze niet, een deezer is van een boozen aart, en woont by de Morais en Toopapous, of Begraafplaatzen.Ga naar voetnoot(†) Ik weet niet, of de Eerdienst, den Dieren toegebragt, tot eene soort van Afgodery of tot het Veelgodendom behoort. De Koe, een den Menschdomme zo weldaadig Dier, was een voorwerp van aanbidding in de eerste eeuwen der Afgodery. Volgens de Wetten van Egyptenland, waren de Valk en de Ibis heilige Dieren, wie dezelve of moedwillig, of by toeval, doodde, werd met den dood gestraftGa naar voetnoot(§). De Egyptenaars eerden zelfs den Krokodil, dat verslindend Dier: dewyl de schrik van deeze Schepzelen diende om het Land te dekken tegen de invallen der stroo- | |
[pagina 545]
| |
pende Arabieren. Van deeze soort van Bygeloof, geloof ik, kan best reden gegeeven worden, door te stellen, dat zy de Dieren zelve niet enkel dienden; maar dagten, door dezelven eene soort van eerbiedenis toe te draagen, eer en dankbaarheid te betoonen, aan de byzondere Godheid, die deeze Dieren geschapen, en ten nutte van het Menschdom op de wereld geplaatst hadt. Het Geloof, in Volks en Plaats Godheden is een natuurlyk gevolg van het verdeelen der Opperste Magt, en het veronderstellen van het bestaan der mindere Godheden. De Persiaanen offerden aan de Grieksche Godheden, agtende dat zy het opzigt hadden over eene byzondere Landstreeke.Ga naar voetnoot(*) II. Overeenstemmende met dit begrip, is het denkbeeld dat het Godlyke Vermogen huisvest in byzondere Plaatzen en Dingen. De Germaanen voerden na het Strydveld Beelden en heilige Overblyfzels uit de gewyde bosschenGa naar voetnoot(†) De Otaheiters zetten du Beeldtenissen hunner Goden op de stevens hunner VaartuigenGa naar voetnoot(§) als behoedmiddelen tegen gevaar: waarschynlyk om dat zy gelooven, dat den Goden geen kwaad kan overkomen. Die gewoonte hadt ook plaats by de Romeinen: en de overblyfzels zyn 'er nog van by ons, schoon wy om den oorsprong niet denken.Ga naar voetnoot(**) In dit verslag der zaaken vinden wy, misschien, de kragtigst werkende oorsprong der Afgoderye. Mogelyk is 'er eene andere zeer waarschynlyke oorzaak van. 't Is den Mensch natuurlyk, alles, wat ten voorwerp van eerbiedenisse strekt, af te schilderen, of af te beelden; eene maat van eerbiedenisse zal zelfs afgelegd worden, aan de afbeelding van zulk een voorwerp, en die eerbiedenis welhaast in Aanbidding veraarten. Ik weet het is eeniger gevoelen, dat de eerdienst aan de Geesten van asgestorven Menschen, alle andere soorten van valschen Godsdiensten Afgodery voorging. Daar dit gevoelen ondersteund wordt, door Mannen van naam, doet het my leed het niet te kunnen onderschryven: want, vooreerst, vinden wy dar 'er eenige onbeschaafde Volken bestonden, onder welken geene Overlevering plaats hadt, | |
[pagina 546]
| |
dat hunne Godheden ooit op Aarde verkeerd of eene Menschlyke gedaante aangenomen hadden. Herodotus verzekert uitdruklyk, dat de Persiaanen niet, gelyk de Grieken, geloofden, dat da Goden ooit in een Menschlyke gedaante bestondenGa naar voetnoot(*), en dit ontdekken wy ook, het geval te weezen in eenige deelen der Nieuwe Wereld. - Ten tweeden, in deeze Landen, waar de Afgodenry eerst in zwang geraakte, waren de oorspronglyke Afgoden geene Afbeeldingen van Menschen; maar van Hemelsche Lichaamen, van Beesten, enz.Ga naar voetnoot(†), als onder de Egyptenaaren. - Ten derden, het schynt natuurlyker dat het geloof in hooger en onsterslyke Weezens aanleiding geeft, tot de veronderstelling, dat de goeden en grooten eene maat van gelukzaligheid in eenen anderen staat genieten, dan dar het geloof van de Onsterflykheid der Ziele eerst aanleiding zou geeven tot Godsdienstige eerbiedenis. III. Bygeloof kan bestaan zonder eenige vastbepaalde begrippen van GodsdienstGa naar voetnoot(†), het volk op Madagascar Caesar de Bello Gall. Lib. I. c. 50. heeft geen Godsdienststelzel, en nogthans een menigte van bygeloovige dwaasheden en vooroordeelen. Zo zeer geeven zy agt op 't geen zy gelukkige of ongelukkige Dagen noemen, dat zy alle de Kinderen, op de laatstgemelde gebooren, om 't leeven brengenGa naar voetnoot(*). Wichelaary en Oordeelproeven ontstaan, nogthans, uit een begrip, schoon een valsch en verkeerd begrip, van eene Godlyke Voorzienigheid en de werkzaamheid van hooger weezens. De Machlyeensche Maagden, een Volk in Africa, vogten met steenen op het Feest van Minerva, of de Godin des Krygs, en die van de bekomene wonden stierven, kreegen den naam van valsche MaagdenGa naar voetnoot(†)). In de Legers der Germaanen waren altoos WichelaaressenGa naar voetnoot(§). Om den uitslag eens | |
[pagina 547]
| |
krygs, die gestreeden zou worden, te weeten, koozen zy een gevangenen uit het vyandlyk volk, en stelden hem over tegen iemand uit hun eigen, hem in alle opzigten gelyk; en ieder streedt met de wapenen zyns Lands openlyk om de overwinning. Wanneer een Scythisch Koning in het ziekbed stortte, was het de gewoonte de Wichelaars te roepen, die aanweezen, wie der Burgeren zich aan Meineed hadt schuldig gemaakt, zweerende by de Huisgoden des Konnings Ga naar voetnoot(*). De verdagte Persoon werd beproefd; indien hy 't ontkende, zondt men om andere Wichelaaren: en indien zy met de eersten zamenstemden, werd de Man onthoofd, en de eerste Wichelaars traden in 't bezit zyner goederen. De beschaafde Staaten van Griekenland maakten welhaast verandering in deeze barbaarsche gebruiken, de zekere werktuigen van Priesterlyke dwinglandy en gierigheid, en stelden een zagter en vernuftiger soort van Bygeloof in stede. Het bedrog en de dubbelzinnigheid der oude Orakelen behoeven niet te wyken voor iets 't geen wy leezen in de gedenkschriften van Godsdienstige Bedriegeryen. In gevallen van Pest of andere Volksrampen, wanneer de Orakels geraadpleegd werden over de middelen om die onheilen af te weeren, bevalen zy veelal dat 'er een Tempel moest gebouwd of eenige langduurige Plegtigheid verrigt worden: en eer dit een van beide gedaan was, moest de Volksramp, volgens den gewoonen loop der Natuure, ophouden. De Orakels werden dikwyls omgekogt, en dit werd zomtyds ontdekt; 'er zyn voorbeelden voorhanden, dat de Priesteren en die haar omkogt des straffen leedenGa naar voetnoot(†). (Het Vervolg by de eerste Gelegenheid.) |
|