| |
| |
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen betrekkelyk.
Tafreel van huislyk geluk, of een gelukkig huisgezin geschetst.
Het is door my, zegt de Godsdienst, dat de banden des Huwlyks heilig en onverbreekbaar zyn; - dat de Vaders hunne kinderen vederlyk beminnen; - dat de Kinderen vol van eerbied voor hun, aan wien zy hunne geboorte schuldig zyn, hen met vermaak gehoorzaamen; en dat de ondergeschiktheid in alle staaten plaats grypt.
Clemens de XIVde.
Wy gronden onze schets van een gelukkig huisgezin op twee waarheden, die we slechts veronderstellen zullen; om dat derzelver noodzaaklykheid, en baarblykelykheid, zo duidelyk in 't oog loopen, dat het betoog van dezelven onnodig is.
De eerste is, dat het Huwlyk gegrond zy op waare Huwlyksliefde, geboren uit overeenstemming en achting.
En de tweede, dat de Echtgenooten een vereenigd doel hebben, om in Christelyke Godvrucht en deugd te leeven.
Heilryke bronnen in de daad! Liefde, gegrond op eenstemmige begrippen! gevestigd op zuivere achting! Opgebouwd en voltrokken door Godvrucht en Deugd! - welke edele beginzels zyn dit niet! maar ook, welke gelukkige gevolgen - welke gezegende vruchten - moeten daar uit niet voortvloeien! - En dit zal ons de bedoelde schets doen erkennen.
Wy beschouwen onze Echtelingen, als stellende zich den oirsprong hunner vereeniging, - den waaren en nooit volprezen God, - ten voorwerpe van nederigen dienst en aanbidding. Zo in het openbaar, als in hun huis, bestieren zy alles tot zyne eer, en ter nakoming van zyne geboden. Zy beginnen den morgen, en eindigen elken dag, met de vuurigste smeckingen, en oprechtste dankzeggingen, Hem op te draagen, en toe te wyden. Zy bevelen Hem, hunne persoonen, belangen, en huis aan; en bidden om Zyne bestiering, ten einde hen, in de be- | |
| |
trachting hunner onderlinge en afzonderlyke pligten, te helpen ondersteunen. Zy zoeken, in den Godsdienst, den grond hunner liefde langs hoe tederer te maaken, hunne toomelooze driften te beteugelen, ongeregelde hartstochten te bedwingen, en hun volgend' geluk daar van af te wachten.
Hier by, is het hun toeleg, om bestendig genot van stoorelooze liefde te hebben. Zy ontwyken allen twist, tweedracht en geschil, en verdraagen elkanderen in liefde, en met geduld. Ryst 'er tuisverstand, zy wapenen zich daar tegen, met kloekmoedige beraadenheid, en voorzichtig beitier. Ontstaat 'er oneenigheid of verschil, men neemt de zaak van de beste zyde aan, en zoekt de schuld zo veel by zich zelf, als by den anderen, te vinden. Zy oefenen onderlinge toegevendheid en inschikkelykheid; hebben berou v over begaane misstappen, en vraagen verschooning wegens oploopende driften. Zy schaamen zich, wen onverzettelyke hoofdigheid, de plaats der rede, en van het goed verstand, heeft ingenomen, en waaken met oplettendheid tegen heerschende gebreken van het hart.
Henchelyke Echt waarlyk! Hoe gemakkelyk is het niet, langs dit spoor, de liefde te doen voortduuren, verwytingen uit den weg te neemen, en het gemeen geluk te bevorderen! Geen drift, geen kwaade luim, geen misverstand, kunnen de echtelyke genegenheid schenden, of de liefde uitroeijen die alhier gevonden wordt! En hier toe, moet de liefde, door de betrachting van eenige pligten opgewakkerd, en meer en meer gevestigd worden. De echtelingen maaken zich langs hoe noodzaaklyker, en belangtyker, voor elkanderen. Hunne verlangens, om elkander veel te zien, dulden niet, hunne uitspanningen te verdeelan. Dagelyks zyn ze by een, zonder dat hun dit verveelt; en stichten elkanderen geduurig, door onderlinge gesprekken. In het gul onthaal van goede Vrienden, voor hun gezamenlyk geschikt, hebben zy meest smaak, en vermaaken zich blydelyk, om dat ze beiden in dat genoegen deel hebben. Zy zyn bereid en wilvaardig, om alle rampen en onheilen te zamen te torschen. Treffen hen ziekten, smartelyke toevallen, of lighaams kwaalen; wat haalt 'er by den troost, die 'er gelegen is, in de altoos gereede en onvermoeide hulp van eenen braaven Echtgenoot? - Wat voldoet meer, dan de noeste zorg van eene bekommerde wederhelft? - Wat streelt krachtiger dan de alles uitdenkende yver van eene nimmer verslaauwende
| |
| |
liefde? - en in één woord, wat is aangenaamer, dan het belangneemend hart van eene ons beminnende Vrouw? Dit zyn slechts gebrekkige kenmerken van de liefderyke vertroostingen en streelende genoegens, die zy wederkeerig in het werk stellen om den druk te verligten, en de smarten te verzachten. Worslelen zy met tegenspoeden, - wordt hunne echt niet met dien voorspoed en zegen bekroond, dien zy afgesmeekt hebben, en verwachtende waren; dit baart geen misnoegen van den een tegen den anderen, maar zy beyveren zich om stryd, 's Hemels gunst in te roepen, hunne poogingen te verdubbelen, hunnen yver aan te zetten, en, door eene zuinige levenswyze, voor den nooddruft van het huis in tyds te zorgen. En, schoon hun inkomen vermenigvuldige, myden zy nochtans alle onnutte en nodelooze uitgisten, en leeven, overeenkomstig hunnen staat en rang. Alle hoon, smaad, of onbiilyk verwyt, die een hunner geschiedt, trekt zich de ander aan, en zy houden het daar voor, als of hun beiden de belediging ware overgekomen. Even belangneemend, even liefderyk, verkeeren zy, wanneer het aankomt op de verdediging en zuivering van elkanders handelingen en bedoelingen. Zy zoeken geduurig den argwaan, die anderen in hun gedrag of gesprekken meenen te vinden, op eene betaamelyke wyze te verdedigen, of weg te neemen; en trachten elkander van de beste zyde voor te doen, en ieder aan te pryzen. Komen 'er, staande de echt, onder bloedvrienden, vernederingen, - heeft 'er kwaad gedrag of losbandigheid plaats, - treft hun nypende armoede, - deeze verdrietelykheden draagen zy met vertroostend geduld, en ontleenen daar uit, nimmer, eenige redenen tot kleinachting of schamper verwyt. Is het in hunne magt daar in verbetering te maaken, zy doen dit met lust, vlyt, en blymoedig, zonder in aanmerking te neemen, van welke zyde dit aankomt.
Genoechelyke zamenleving die zo bestierd wordt! Welk een zegen is 'er niet te wachten, op handelingen die zo zeer met de Goddelyke bevelen overeenkomen! En hier toe daar de welstand en bloei van hun huis één van hunne voornaamste bedoelingen uitmaakt, is ieder der echtgenooten, in zyne betrekking, naarstig; met alle lust is elk bezig, in 't aanwenden der middelen, die daar toe strekken. Algemeene werkzaamheid, en noeste arbeidzaamheid, van alle de leden van het gezin, geeft voorpoed en zegen. De Man bewaart het nodige ontzag, en de Vrouw de ver- | |
| |
eischte liefde, van, en onder, allen, die met hun omgaan moeten. De man verkeert met de Vrouw, als met zyne geliefdste Vriendin; en zy met hem, als met haaren geëerden verzorger, verstandigen leidsman, en getrouwen vriend. Het oog van den Man spreekt van tedere liefde, en gevoelige aandoening, tot zyne beminde wederhelste: en dat van de Vrouw is vervuld, met die achting, toegenegenheid, en eerbied, welke het Vrouwelyke karakter zo zeer verciert. De kinderen, de dienstboden, ontzien hen niet, met eene beangste of gemaakte vrees, maar met eene liefderyke gehoorzaamheid en verpligte dienstvaardigheid. De Vrouw wikkelt, door geene ontydige nieuwsgierigheid, zich in 's Mans afzonderlyke zaaken, of zoekt hem, door listige vraagen, eenige geheimen te doen openbaaren. Al wat zyn beroep aangaat, laat ze voor hem alleen en geheel over, en verligt, zo veel haar doenlyk is, door de bevordering van orde, stilte en rust in huis, de waarneeming van 's mans werk. En zo ook bemoeit zich de man niet met de huishouding of het geen daar toe eenigzints behoort. Elk bepaalt zich tot dat geen, 't welk de onderscheiden betrekking van hem eischt: en zy bedoelen, terwyl ieder zich van zynen pligt kwyt, door een goed overleg, het huisgezin in stand te houden. Beiden schuuwen de weelde, verkwisting en onnutte verteering: - nochtans zoeken zy zich maatig te verkwikken, en, met de goederen van dit leeven, te
vervrolyken. Geen kaarig onthaal, geen asgemeeten brok, neemt het genoegen van hunne tasel weg. Een vriendelyk onderhoud, by een wel toegemaakt eenvouwig gerecht, wekt beider eetlust op, en zy kouten dankbaar by het onzondig en gemaatigd gebruik der aardsche Schepzelen. Hunne verkwikkelykste ogenblikken zyn, wanneer de Man zyn beroep, en de Vrouw haare bezigheden verlaat, om, in onderling verkeer, de vruchten van beider noeste poogingen, met een vergenoegd gelaat, en erkentelyk hart, te genieten. Alles zonder verhessing, ydele pracht, en trotze praal, instemmende met hunne geboorte, stand en beroep. Hunne verkeering is insgelyks daar na ingericht, en zy breiden den kring hunner vrienden niet te ver uit; zich altoos bepaalende, tot zulken, die zo in geboorte, bezitting, als wyze van leeven, met hun een zekeren trap van gelykheid hebben.
De Min-Yver beheerscht hunne zinnen niet. - Ook myden zy daar toe alle gelegenheid. De gezwoore
| |
| |
trouw, de onschendbaare en heilige verpligting op zich genomen, houden zy steeds voor oogen, en trachten zich in den Huwlyken staat onbevlekt te houden. Wordt echter hun hart verrast, - bekruipt hun onwillens eene onzuivre drift, - men brengt de afgedwaalde denkbeelden te rug, en bepaalt ze tot de echtelyke liefde en trouw.
Daar en boven, voor de eenwigheid geschapen, - geschikt, om, in dit leeven, voor een onsterslyk geluk toebereid, en bekwaam gemaakt te worden, vergeeten zy niet, dat hunne vereeniging ook tot dat edel einde geschied is, om daar toe dienstbaar te zyn. De eenwigheid in 't oog, - den Hemel in het hart, - wandelen zy als reisgenooten, die elkander geduurig opwekken ter bereiking van het groote doel! Zy kweeken het geloof aan; - zy oefenen de deugd uit; - en dienen en verheerlyken God in al hunnen wandel! Zy bereiden elkander tot eene scheiding, die wel ten aanzien van den tyd onzeker is, maar ras komen kan, en hen, in één ogenblik, aan elkanderen kan ontrukken! Zy leggen zich toe, om, na de verbreking van den Huwelyks-knoop, met stille gerustheid, aan den afgestorvenen te kunnen denken, en met vermaak zyn geluksland te bepeinzen.
Zo leeft men recht gerust! en langs dien weg kan men Christelyk sterven! Zo kan men gemoedigd zyn in kruis en druk! en, zelfs op het aangrimmen van den dood, gelaaten zyne komst verbeiden!
Dan, eer we onze echtelingen tot dien geduchten stap doen naderen, moeten wy hen nog in twee betrekkingen, beschouwen: eerst, wanneer hunne Echt met geen, en dan, wanneer ze al, met Kinderen gezegend wordt.
Missen zy het genoegen, zich zelven in hun kroost te zien herleeven, zy voelen wel, ja, dat hun, de troost, die uit de bezitting van gezegende Spruiten voortvloeit, ontbreekt, - het smart hun, - maar, - zy berusten in Gods wil. Zy wannen niet wyzer te zyn, dan hun Hemelsche Vader, die zekerlyk met oogmerken, best met hun waar belang strookende, hun dezelven onthoudt. De gezellige genoegens, de levendige vermaaken, de aanvallige troetelingen, die zy hier door ontbeeren, verwisselen zy met de sterker gehechtheid aan elkanderen, en met te meerdere verkleefdheid aan hun onderling verkeer.
Is het tegengestelde hun deel, zien zy hun Huwlyk met Telgen gezegend; - zy beschouwen in hun kroost Gods
| |
| |
beeld! en begrypen, dat ze verpligt zyn, het op te leiden en aau te kweeken,tot nuttige leden van den burgerstaat, en eenmaal tot burgers van den Hemel! Tot dat grootsch en gewichtig einde, zoeken zy het hunne aan te wenden! In de uitoefening hier van kiezen zy den middenweg; zich wachtende voor te groote strengheid, hoeden zy zich, van den anderen kant, voor eene te uitgebreide toegeevendheid. Te veel inschikkelykheid kan verkeerde zaaden verspreiden, en, in de jonge Marten, zulke indrukken van onbuigzaamheid doen geboren wrden, die naderhand, of geheel niet, of moeilyk, te overwinnen zyn. De beginzels van onderwerping en gehoorzaamheid kunnen niet te vroeg, in de Zielen, geplant worden. De knoppen van ondeugd fnuiken zy, eer ze uitbarsten, en zy verbreeken de zwakke vezelen van onverstand, eer ryper Jaaren die buigzaamheid wegneemt. Mogen zy het geluk hebben, dat der Kinderen groei aan hunne moeite en zorg beantwoorde, - wat overtreft de aangenaame gewaarwordingen, de zoete bezeffen, en vleiende geneuchten, welke de Ouderlyke barten inneemen en vervullen? - Eer,genoegen, en wellust niet te beschryven!
Zie daar, hoe myne Godvreezende Echtgenoten, in alle deelen, ten voorbeelde voor Kinderen en Dienstboden strekken! Zy, in de nakoming hunner pligten getrouw, wekken natuurlyk Kinderen en Dienstboden op, om ook hunne pligten te, volbrengen: en valt him dit te beurt, wat vergroot het niet het huislyk geluk! - Doch, daar dit niet van de Echtgenoten afhangt, noch onafscheidenlyk verbonden is aan de beoefening hunner pligten, kunnen wy ook onze schets van een gelukkig Huisgezin daar aan niet hechten. En om deeze reden, zullen we dit eindigen met de volgende aanmerking: - dat het grontste genoegen, 't welk uit de getrouwe betrachting onzer Huwelyks-pligten voortvloeit, is de goedkeuring van God en van ons geweten. Deeze vergewischt ons, dat, hoe ook de uitslag van onze welmeenende poogingen zy, wy gehandeld hebben, zo als vvy hebben moeten handelen; en dit verschaft ons een' onuitsbreekelyken troost, die ons zelfs dan het meeste toejuicht, als wy, op het veege sterfbed uitgestrekt, gereed staan, onze lighaamlyke oogen voor het licht der waereld te sluiten, en zó, zó de eeuwigheid in te stappen! In die jongste ogenblikken de werking van een gerust en bevredigd gewisse te gevoelen, len, is alles wat dan begeerlyk zyn kan! Dun te kunnen
| |
| |
nederzien, op de gerechtigheid van den Middelaar en Zaligmaker J.C., die alles, wat wy niet konden, volkomen vervuld heeft, is de zaligste toestand, waar in men, aan deeze zyde der eeuwigheid, wen ons de waereld met alle haare goederen begeeft, kan geleid word en! Beschouwen wy orzen Christen Huisvader in deezen toestand werkzaam, - en zyn voorbeeld zal myn gezegde bckrachtigen!
Hy voelt, dat de tyd zyner slaaking, van zyn verscheiden, nadert. - Vol vertrouwen op God, bezield met een levendig geloof in zynen Goddelyken Zaligmaaker, beveelt by zyne 'achterblyvende Weduwe, en zyne Vaderlooze Kinderen, aan de alles machtige bescherming, zegen en gunst van Hem die alles regeert. Zyne geliefde wederhelfte verlaat by wel ongaarne, maar echter, daar God hem roept, met stille onrwerping. Met weenende oogen, met een bewoogen ziel, aanschonwt by haar, die hy gereed slaat het laatst vaarwel toe te spreeken! - hy voelt de menschelykheid! - de tedere banden, die hem strengden, knellen gevoelig! doch, hy dott alle poogingen die los te rukken en zyne verklecfdheid te overwinnen! Dan aarzelende, - dan schroomeind, - dan angstvallig, keert zyn gemoed zich telkrns af, - en als hy meent zo veel krachten te bebben, dat hy, zegenvierend zal kunnen scheiden, dan nog randen hem zyne driften en genegenbeden met zo veel geweldaan, dat hy als schynt daar onder te zullen bexwyken! Eindelyk verheft hy zich boven dit alles! - grypt moed! - omhelst zyne Vroiuw met de grootste tederheid! - drukt haar aan zyn kloppend en algesloofd hart! - herinnert haar de genoegens van bun huwelyksleven! - Verleveudigt zyne ongeveinsde liesde! - en bemoedigt haar, met den troost, dat zyn vertronwen op God in Christus onwankelbaar is en, dnt zy elkanderen, eenmaal, in oneindig gelukkiger staat, in de wooningen van eeuwig licht, zullen wedervinden! ‘Ik verlaat u, - ja ik moet van u scheiden; - de dood wenkt my aan, - by nadert met rappe schreden, - maar zyne komst verschrikt my niet! - In Christus, die my kracht geeft, zal ik hem overwinnen! - in, en door, hem, zal ik getroost dit leven asleggen; - en U! myne hoogstbeminde Vrouw! gemoedigd vaarwel zeggen! - Uwe liefde boeir my aan deez aarde! myne ziel is aan de uwe vastgekleefd! dan, daar by, die ons verbonden heest, onze scheiding
| |
| |
eischt, ben ik wilvaardig, om van dit toneel, vol wisselingen en veranderingen, af te stappen, en u mynen laatsten zegen toe te spreeken! - Myn hart gevoelt al de kracht der tederheid, en welke dankbaare erkentenis zy aan uwe liefde en trouw verschuldigd is! - in de eeuwigheid nog zal ik daar aan gedenken! - en deeze herinnering zal daar myne dankstof vermeerderen! Ontvang dan, voor de laatsle maal, aan deeze zyde van het graf, den vuurigsten, den welmeenendsten dank! - het offer dat ik u toezwaai, en waar op gy een onbetwistbaar recht hebt! - Ontvang tevens mynen zegen: -en deel, ingevolge van denzelven, in de onafgebrooken gunst, van onzen algenoegzaamen Vader en Leidsman! - Zyn oog zy steeds in liefde op u, - Zyne rechtehand bewaare u, - Zyne Geest trooste en geleide u, - en Hy zelf, vervulle aile uwe behoeften, en zy in den volsten nadruk uw God! - Onze Kinderen strekken u tot blyde Spruiten van onzen Echt, - tot waardige gedenktekenen, om u onze liefde te verlevendigen, - en tot een stut en steun! Ik beveel ze, naast God, aan uwe zorge en toezicht! Gy moet voortaan den moeilyken pligt hunner opvoeding alléén volvoeren: volhardt in die betrekking kloekmoediff, dat spoor te betreden, dat wy, daar in, gemeenschaplyk gehouden hebben! - Zie vreugd van uwe Kinderen! geniet den troost eener braave opvoeding! en leef van alle kanten gezegend! - En gy, myne Kinderen! - nan wien ik niet te vergeefsch niyne zwakke krachten beproefd heb! daar gy reeds aanvangkelyk doet blyken, dat gy uwe pligten kent, en u in derzelver uitoefening vennaakt! - Vergeet njyne lessen niet; laaten deeze myne laatste woorden, alle gevoel en indruk op inve Harten hebben! Myne zwakke, en nog geringe onverschietende, krachten, gedoogen niet dezelven te horhaalen. Ik heb ze u, in gezondheid, veelvuldige reizen ingescherpt, en voorgehouden: gedenkt aan dezelven, en slelt ze steeds te werk! Myn oog zal uwe gangen niet meer belpieden, - myn mond zal u die lesisen niet meer
voorhouden: maar denkt, dat God u ziet, en dat my, in de eeuwigheid mogelyk uwe handelingen niet onbekend zullen blyven! Zorgt toch, dat de toekmstige staat my, ook van wegen uwe Godvrucht, tot geluk zy! en dat myne hoope niet ongegrond range zyn, om u eenmaal in den kring der hemellingen te ontmoeten! en u, voor den troon van Go! en Christus, te mogen geleiden! In dit bly uitzicht, en met den hartelyken Wensch, dat
| |
| |
God u byblyven en verder weldoen zal, verlaat ik u gerust; Zalige stond! waar in ik uwe Moeder, en u, weder zal ontmoeten! Heilryk ogenblik! wat zeg ik? nimmer eindigende Eeuwigheid, waar in wy gezamenlyk gelukkig, onbechryf baar gelukkig, zyn zullen. En gy onder myne Kinderen, van wien ik met leedweezen zeggen moet, die hoope thans zo verzekerd niet te kunnen voeden, gy zult bid ik, door genade, leeren God te dienen, uwe Moeder te eeren, uwe pligten te betrachten, en die te vervullen. Van u allen, die verder in myn huis verkeeren, en myne sponde omringen, neem ik tederiyk asscheid; gaarne vergeev ik u alles, wat gy my gedaan mogt hebben, dat dienen kon, om mynen raad te versmaaden, en my tot verdriet te strekken. Vergeev my ook alzoo myne verkeerde leidingen en bestieringen, en denkt aan my met toegenegenheid en liefde. Ik beveel u allen der Goddelyke gunst, en Hy zv uw deel. - Myn einde spoedt aan, - alles, wat tot de waereld behoort, ontzinkt my, - myn oog verduistert, - myne krachten zyn weg. - Maar, te midden van dat alles, wakkert myn geloof aan, en de gerustellende hoope op de zalige onsterfelykheid wordt levendig. Myn God en Zaligimaaker, niet lange nieer, of ikzal U kemmen, zo als Gy van al de gezaligden gekend wordt. Haast zal ik den Engelen gelyk zyn. - Haast zal ik eeuwig juichen. - Dit zegt my myne ziel; die troost' wordt sterker, gevoeliger, en krachtiger dan ooit. Hemelsch licht omstraalt myne ziel. Goddely'k heil onderssteunt my, ontneemt my alle twyfelingen. De tegenstand van inyn hart is gebroken, en ik zegevier over onkunde, verbiinding en zwakheid. Myn deel zal zalig zyn. En in dit bemoedigend, troostend, licht, geef ik u allen, myn laatst Vaarvvel!!’
Zo luisterryk, zo iretroost, stapt myn Christenheld, van het tooneel deezer Aarde! En ik sluit myn Tafreel van Huislyk Geluk, met den wensch, dat onzer aller einde zyn moge, als dat van deezen Oprechten.
|
|