| |
| |
| |
Nieuwe Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen.
Oude en tegenwoordige Staat en Geschiedenis van alle Godsdiensten, van de Schepping der Waereld tot op den tegenwoordigen tijd, door W. Hurd, D.D. Uit het Engelsch vertaald, Zesde Deel. Te Amsterdam bij M. de Bruyn, 1786. In gr. octavo, 519 bladz.
By de aenvanglyke beschouwing van den Protestantschen Godsdienst, in 't voorige Deel, ontvouwde ons de Heer Hurd eerst, de Leer, Plechtigheden, Gewoonten en Kerkelyke Tucht der Lutherschen, en vervolgens die der Engelsche Kerke. Daer by komt nu voorts, in dit Deel, ene beschouwing der Geschiedenisse van den Kalvinischen Godsdienst, mitsgaders van die der Schotsche Kerke; met een nevensgaend bericht van twee of drie Aenhangen, uit dezelve voortgesprooten; te weten dien det Afwykers, welke, onder de benaming van Burgers en Tegenburgers, in tweeën gesplitst werd, en dien welke zich de Klassis der Vertroostinge noemt. By de melding dezer Aenhangen, die ingevolge der Akte van Patroonschap ontstaen waren, en dus niets als byzondere Gezindheden maer als onderscheiden Partyen, in den Schotschen Eerdienst, te beschouwen zyn, voegt de Heer Hurd nog een verslag van twee afzonderlyke Gezindheden in Schotland, naemlyk die der Cameronianen of Bergbewoaners, (welken echter denzelfden Eerdienst hebben als de Schotsche Kerk,) en de Glassiten, doorgaens genoemd Sandemanianen, die alle verbintenis met alle openbare en door de Wet bekrachtigde Kerken op den Aerdbodem verwerpen. - Na het afhandelen hier van gaet hy over, tot ene voordragt van de opkomst, den voortgang en den tegenwoordigen staet der Dissenters in Engeland; waer onder hy, na een voorafgaend verhael van de geschiedenis der Puriteinen, ons, in de eerste plaets, voor oogen brengt de Presbyterianen in Engeland, en wel, zo als ze, volgens zijn bericht, te onderscheiden zyn, in
| |
| |
Kalvinistische, Arminiaensche, Ariaensche en Sociniaensche Presbyterianen. Verder vestigt hy onze oplettenheid op de Independenten, zo Regulieren als Irregulieren; en vervolgens op de Anabaptisten, welke hy, op eene dergelyke wyze als de Presbyterianen, onderscheid in Kalvinistische en Ariaensche of Sociniaensche Anabaptisten; mitsgaders de Sabbatarissen of Sabbathouders, welken hy insgelyks als Kalvinistischen en Ariaenschen beschrijft. Hierby komen nog de Vrienden, doorgaens genoemd Kwakers; en eindelyk de Nietzweerders, zo Engelschen als Schotschen. - Het geen aen deze Gezintheden en de voornaemste Partyen in dezelven, byzonder eigen is, ontvouwt de Heer Hurd vry naeuwkeurig, en geeft dus den Lezer verscheiden byzonderheden daertoe betrekkelijk aan de hand, die men met nut kan nagaen. Zie hier zyne onderrichting, wegens het tegenwoordige algemene Kerkbestuur der Schotsche Kerke.
‘In ieder Gemeente staat ten minste één Leeraar, en zomtijds twee; doch overal, daar meer Leeraars zijn dan één, hebben, egter, allen eene even groote magt: want, in de Schotsche Kerk, heeft de eene Leeraar geene magt of gezag over den anderen. Behalven den Leeraar worden, in ieder Gemeente, eenige eerwaardige Mannen benoemd, Ouderlingen genaamd. Het getal dezer Ouderlingen is grooter of kleiner, naar gelange van de uitgestrektheid der Gemeente. Op eene staatelijke wijze worden zij geordend of bevestigd, voor hun leeven. Hun werk is, de kranken te bezoeken, en, in de afweezigheid der Leeraars, met hun te bidden; zorge te draagen dat de Ouders hunne kinderen op eene betaamelijke wijze opvoeden; onderzoek te doen na alle aanstootelijke en onchristlijke bedrijven, en daarvan verslag te doen aan den Kerkeraad.
De Kerkeraad bestaat uit den Leeraar en de Ouderlingen. Dezelve vergaderen ten minste eenmaal 's weeks, en wel, ten platten lande, doorgaans op Zondag, naa de openbaare Godsdienstoeffening. Deeze Vergadering doet onderzoek omtrent de klagten tegen de Leden der Gemeente. Indien deeze klagten hoererij of overspel betreffen, wordt hun de volgende straffe opgeleid. In ieder Kerk staat een zitplaats of gestoelte, in een in 't oog loopende gedeelte van het gebouw; hier moet de misdaadige drie agtereenvolgende Zondagen zitten, en telkens door den Leeraar openlijk bestraft worden. Doch van
| |
| |
dit vonnis mag de overtreeder zich beroepen op de Klassis, van welken wij straks zullen spreeken.
De laagste rang van Kerkendienaaren, in de Schotsche Kerk, bestaat uit de Diakenen. Deeze, even gelijk de Ouderlingen, zijn in getal evenredig aan de talrijkheid van de leden der Gemeente. Zij worden altoos gekoozen uit het midden van deftige en geagte huisvaders. Hun beroep brengt mede, onderzoek te doen na den toestand der behoeftige ledemaaten, en hun de aalmoezen der Gemeente te laaten toekoomen. Doch zij hebben het regt niet om zitting te neemen in Kerkelijke vierschaaren.
Het Prestyberium, of de Klassis, bestaat uit de Leeraars eener zekere landstreeke, welke, naar de gelegenheid des gewests, mag bevatten van tien tot zestien Gemeenten. Uit ieder Gemeente verschijnt, in deeze zamenkomst, zo wel een Ouderling als een Leeraar. Zij vergaderen om de zes weken. Zij ontvangen de beroepingen van de Kerkeraaden, en verkiezen, uit het midden hunner, Leeraars, welke op de Algemeene Vergadering hunne persoonen verbeelden.
Van de Klassis staat de beroeping open op de Sijnode. Deeze is zamengesteld uit alle de leden van drie of vier Klassissen. Tweemaalen in 't jaar koomen zij te zamen, om herziening te doen van de handelingen der Klassikaale Vergaderinge. In beide deeze zamenkomsten, wordt de President, of, zo als hij genoemd wordt, de Moderator, altijd verkooren uit het midden der Leeraaren. Hij stelt de zaaken voor, en neemt de stemmen op, Zo wel in de Klassikaale als Sijnodaale Vergaderingen hebben de Procureurs vrijheid van pleiten.
In rang en aanzien munt boven alle deezen uit, de Algemeene Vergadering, welke, in een eigenlijken zin gesproken, mag genaamd worden het Parlement der Schotsche Kerke. Deeze hooge Kerkvergadering bestaat uit driehonderd vijfenveertig Leden, zijnde gedeeltelijk Leeraars en Ouderlingen, gedeeltelijk Afgevaardigden der Universiteiten. Zints de Revolutie heeft zij telkens jaarlijks haare zitting gehouden te Edenburg, in de laatste week van Bloeimaand. De Koning zend derwaarts eenen Gelastigden, welke zijnen persoon vertegenwoordigt. Bij de aankomst van deezen Gelastigden te Edenburg, begeeft hij zich, in staatelijken op ogt, na de Hooge Kerk alwaar eene Leerrede wordt gedaan, door den Moderator
| |
| |
of Voorzitter van het jongst verloopene jaar. Den Godlijken openbaaren Eerdienst verrigt zijnde, begeeft zich de Vergadering na een Vleugel, behoorende tot de Kerk, alwaar een throon staat, overdekt met karmozijn sluweel. Op deezen throon neemt de Gelastigde zijne plaats, en drie treden laager de Voorzitter van het naastverloopene jaar, nevens eenen Klerk of Schrijver, die altoos een Leeraar is, aan eene tafel voor den throon. De Koninklijke Gelastigde, die, geduurende zijne amptsverrigting, den tijtel van zijne Genade voert, ontvangt zijnen Lastbrief uit handen des Stafdraagers, en overhandigt dien aan den Moderator, welke hem voorts aan den Klerk, of Schrijver, overreikt.
Hierna leest de Klerk den Lastbrief voor, eerst in de Latijnsche, en vervolgens in de Engelsche, taale. Altoos loopt dezelve in den volgenden zin. Hij begint met eene betuiging van zijne Majesteits liefde en hoogagtinge voor de Kerk van Schotland, en erkent de gunsten, welke zijn geslagt van die Kerk ontvangen heeft. Hierop volgt eene vermaaning aan die Kerk, om de belangen yan waarheid en deugd voort te planten, en bekwaame Leeraars te zenden onder de arme Hooglanders, op dat zij, als nutte leden der zamenleevinge, mogen opgeleid worden tot de vreeze des Heeren. Den Lastbrief geleezen en te boek gesteld zijnde, worden 'er twee Kandidaaten voorgesteld, die na den post van Moderator dingen; de verkiezing geschiedt bij meerderheid van stemmen. Straks neemt de nieuwe Moderator zijne plaats in het gestoelte, en opent de Vergadering met een gebed.
Terstond naa het gebed doet de Koninklijke Gelastigde eene aanspraak van den throon; waarin hij een berigt geest van den toestand der Natie, vrede en eensgezindheid. aan de Vergadering aanprijst, en zijn genoegen betuigt over de eere van den persoon zijner Majesteit te mogen vertegenwoordigen, in eene zo geleerde en eerwaardige Vergadering. Thans vertrekt hij. De eerste zaak, welke de Vergadering bij de hand neemt, is het opstellen van een Adres aan zijne Majesteit, 't welk ter hand gesteld wordt aan den Gelastigden, die het voorts behandigt aan den Geheimschrijver van Staat. Vervolgens maakt zij gereed een Ontvangbrief op de Exchequer, om te betaalen duizend ponden sterlings, ter ondersteuning der Armenschoolen in de Hooglanden. Hierop de Afgevaardigden
| |
| |
verkoozen zijnde, loopt doorgaans het werk van den eersten dag hier mede ten einde.
Den volgenden dag neemen zij zulke zaaken bij de hand, welke, in het naast voorgaande jaar onafgedaan gelaaten waren. Ieder lid heeft vrijheid, om over de voorgestelde zaak zijn gevoelen te zeggen. Regtsgeleerden, alle welken, egter, Advokaaten zijn moeten, mogen, in deeze Vergadering, in alle de betwiste stukken pleiten. Gegrond is, derhalven, het zeggen van een geleerd Schrijver, dat de Algemeene Vergadering der Schotsche Kerk een oeffenschool van welspreekendheid is.
Zo dikmaals hij het goed vindt, mag de Koninglyke Gelastigde in de Vergadering verschijnen; doch hij mag geen deel neemen in haare geschilvoeringen; zelf heeft hij geene stem. De zaaken, voor de Vergadering hangende, zijn beroepingen op dezelve of oorspronklijke regtsgedingen, welke gevorderd worden door middel van dagvaardingen. Van verschillenden aart zijn de beroepingen, en onder dezelve eenigen, welke voor de Kerkeraaden, Klassen en Sijnoden reeds gediend hebben.
Van meerdere aangelegenheid zijn de oorspronklyke regtsgedingen, en hebben, voor het meerendeel, hun opzigt op de aanstelling van Leeraaren. Zints den tijd der Hervorminge, tot in den jaare 1649, hadden Kerkelijke Patroonen het regt van begeevinge van opengevallene beroepen; doch, zints dien tijd tot de Herstelling, of het jaar 1660, wierden de Leeraars door het volk verkoozen.
Geduurende het tijdverloop tusschen de Herstelling en de Revolutie, wierd het regt van Patroonschap in zyne oude gedaante hersteld; doch ten tijde der Revolutie, toen de Presbyteriaanerij hersteld wierdt, in den jaare 1690, wierd het regt van Patroonschap afgeschaft. Ten tijde der Vereeniging (van de twee Koninkrijken Engeland en Schotland, in 't jaar 1706,) wierdt 'er bevel gegeeven, dat de vaststelling, bij de Revolutie gemaakt, zou voortduuren. Doch de Whigs, door hunne eerzucht, hoogmoed en gierigheid, alle aanspraak op de Koninklyke gunst verbeurd hebbende, veranderde Koningin anna, in den jaare 1710, haar Ministerie, en verkoos zulke persoonen, welke toenmaals den naam voerden van Hooge-Kerkgezinden. Deeze luiden haatten de Kerk en het Volk van Schotland, niet alleen uit hoofde van de eenvoudigheid van hunnen Godsdienst, maar ook om dat zy zich bevlijtigden om te doen al wat zij konden, om het
| |
| |
Pausdom te onderdrukken, en het tegenwoordige Huis van Hanover tot den throon te brengen.
Om, derhalven, den Jakobitischen aanhang te behaagen, en de leden der Schotsche Kerke te zarren, wierdt 'er eene Bill ingeleverd in het Parlement, om het regt van Patroonschap te herstellen. Eenige der Schotsche Leden verklaarden zich tegen deeze Bill, als grondig overtuigd zijnde, welke heillooze gevolgen dezelve zou te wege brengen, door het volk tot opstand te lokken en den Godsdienst te onteeren. Anderen, nogthans, hadden meer eigenbaatige oogmerken. En, wat aangaat de Engelsche leden, deeze bekommerden zich deswegen niet: de Bill wierdt, derhalven, met kleine tegenkanting, aangenomen.
Onmogelijk is het te beschrijven, hoe groot een misnoegen 'er ontstondt, onder alle rangen van menschen in Schotland, ten tijde als deeze Akte wierdt werkstellig gemaakt. Dit niettegenstaande moeten wij hier aantekenen, tot roem en eere van den Schotschen Adel, dat 'er veele jaaren verliepen, eer zij zich bedienden van het voorregt, welk hun bij deeze Bill gegeeven wierdt. Na verloop van jaaren, egter, bedienden zij 'er zich van; en dit veroorzaakte veel kwaads. Prijswaardig, in de daad, was, ondertusschen, het gedrag der Schotsche Kerke bij deeze gelegenheden.
De Patroon moet den Kandidaat aan de Presbijteriën, of Klassen, voordraagen, binnen den tijd van zes maanden; indien zij hem niet behoorlijk bevoegd oordeelen, mogen zij hem afwijzen. Wanneer zij, integendeel, hem behoorlijk bevoegd agten, doch, ten zelfden tijde, redenen meenen te hebben, dat hij niet aangenaam zijn zal bij de Gemeente, zo dat zijn dienstwerk vrugtloos zou worden, doen zij alles wat zij kunnen, om den Patroon te beweegen om eenen anderen te zenden, die, waarschijnlijk nutter zijn zal. Ja, in zommige gevallen, zullen de Klassen haare vertoogen en tegenbedenkingen schriftlyk inbrengen, en weigeren tot de Bevestiging over te gaan. Dit veroorzaakt eene menigte beroepingen op de Algemeene Vergadering, van wier uitspraaken, nogthans, geene hoogere beroeping open staat.
Behalven de Algemeene Vergadering, is 'er eene andere, welke met regt den naam mag voeren van den Geheimen Raad der Schotsche Kerke: om reden dat dezelve is zamengesteld uit eenige weinige Afgevaardigden, welke de
| |
| |
zaaken in orde brengen, die voor de volgende Vergadering moeten gebragt worden. Nogthans hebben zij het gezag niet, om op hunnen eigen naam besluiten te vervaardigen, maar kunnen alleenlijk geschriften opstellen, en onderzoek doen, of de Klassen gehoorzaamd hebben aan de bevelen der Algemeene Vergaderinge. Deeze Vergadering draagt den naam van de Commissie der Vergaderinge, en houdt haare zamenkomsten te Edenburg, zo dikmaals zij het goedvindt: want zij zijn aan geen vasten tijd verbonden. Voornaamlijk bestaat zij uit zulke mannen, welke meest vermaard zijn om hunne geleerdheid, wijsheid, godsvrugt, en andere soortgelijke hoedanigheden, welke hen meest in slaat stellen, ter voldoeninge van alle die pligten, welke op hun rusten, als Vaders en Schutsheeren der vastgestelde Kerke.’
|
|