Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1786
(1786)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 607]
| |
ren bewyze strekt. De stem der Natuur werkt kragtig in 't hart van Vader Boncour, die zyne Dogter en haaren Beminden het vlugten en aangaan van een huwelyk, tegen zynen wil, vergeeft; daar hy bezeft dat zyne trotsche hoogmoed de bronwel zyner voorige mishandelingen, en in zo verre de aanleidende oorzaak geweest is, tot alle die onheilen, waarin dat standvastig minnend paar gedompeld was gcworden. Tom Jones te Londen schetst ons natuurlyk het bekende geval van Tom Jones, en wel inzonderheid de ontdekking der verraderlyke handelwyze van Blifil, en der waare geboorte van Tom Jones als een Broeder van Blifil, een Zoon der Zuster van Alworthy, uit een laater geheim aangegaan Huwelyk met Summer.- In het derde Tooneelstuk speelt Mathurine, op eene schrandere wyze, den rol van de Beste Moeder, daar ze een gewenscht Huwelyk van haare Dochter met een braaf inwooner van het Dorp te wege brengt; terwyl ze de oogmerken van een inhaaligen Petit-maitre, die haare Dogter, om het Huwelyksgoed, zoekt te behaagen, en van haaren Minnaar af te trekken, listig verydelt. - Ten laatste levert men ons hier nog, de Schoorsteenveeger Prins en de Prins Schoorsteenveeger; welk Stuk, door eene toevallige verwisseling van kleederen, den eenen en den anderen zonderlinge rollen doen speelen. De Prins trekt 'er dat voordeel uit, dat hy agter eenige geheimen komt, en ziet hoe hy in veelerleie opzigten schandelyk misleid is geworden: en de Schoorsteenveger bevindt zig meermaals in benarde omstandigheden, naauwlyks weetende hoe hy zig in zyne vermomming zal gedraagen, zonder ontdekt te worden, 't welk hem egter gelukt; tot dat de Prins weder verschynt, en zamenloopende omstandigheden den verkleeden schoorsteenveger ontdekken. - Het comique, dat in dit laatste stuk plaats heeft, doet den Uitgeever, in zyne voorafspraak, de Tooneelspeelers waarschuwen, tegen een gebrek, 't welk, zyns oordeels, maar al te veel op de Nederduitsche Schouwburgen gevonden wordt; dat men, naamlyk, het comique te veel wil vermeerderen, en daardoor te verre van het waarschynlyke afwykt; terwyl het laage comique zig in plaats van 't hooge comique vertoont. ‘Mogten, zegt hy, onze Nederduitsche Tooneelspelers zig, in de observations sur l'art du Comedien, par Mr. de Hannetaire, Paris 1775. vlijtig oeffenen.! dan zouden zodanigen onder hun, wien het aan geen gezond oordeel en goeden smaak mangelt, die theorie in praktijk brengende, hunne kunst aanmerkelijk voortzetten, daar, bij het toeneemen van kundigheid, en smaak, verscheide gebreken van onze Tooneelen van zelven zullen wijken.’ |
|