Proeve van Poëtische Mengelstoffen, door het Diehtlievend Kunstgenootschap, onder de Spreuk: Kunstliefde spaart geen vlyt, en Prysvaerzen. XI de Deel. 1 Stuk. Te Leyden, by P. van der Eyk en D. Vygh, 1786. In gr. 8vo. 92 bladz.
Deeze bundel doet de voorigen geene oneer aan, zo wat de Prysversen, als wat de Mengelstoffen betreft: uit de laatstgemelden zullen wy onzen Leezers een Dichtstukje, getyteld Cinthia, mededeelen.
Waarom, ô Cinthia! (helaas zo wreed a ls schoon)
Verachtge dus myn' Cithertoon?
Groeit niet de laage wilg naast honderdjaarige eiken
Die aan de wolken reiken?
Zwicht niet de morgenster, hoe zilverwit van glans,
Zodra de gouden zon verryst aan 's Hemels trans?
Of hoort ge nooit in groene woudprieelen
Een mindren toon, dan dien der schelle Filomeelen,