geniet, aan denken, dat ik ze van u heb, en laat my uwe goedheid, die my thans door deeze spyze voedt en verkwikt, erkennen. (2) Maar laat my ook erkennen, dat gy voor my en de waereld nog edelere goederen, dat gy het Euangelie van jesus christus voor onze ziel bestemd hebt, en ons schenken wilt, waarnaar wy dan ook begeeriger behooren te zyn dan naar da spys voor ons ligchaam. (3.) Geef, dat wy, volgens uwen wil, deeze gaaven met dankbaarheid, in Christelyke maatigheid, en met vergenoegdheid, tot nooddruft en voedsel, niet in overdaad, genieten, en dat wy daarby onze behoeftige broederen ook niet vergeeten: dat wy ze zonder morren wanneer wy maar weinig hebben, en zonder begeerte naar kostelykere spys, genieten. (4.) Wy zyn te vreeden, wanneer Gy ons met brood verzadigt, en het weinige, dat wy hebben, tot onze gezoudheid laat strekken. (5.) Straf ons niet, wanneer wy somwylen, door mistrouwen omtrent uwe voorzorg, door onvergenoegsaamheid by geringe kost, door nyd wanneer anderen beter eeten, dan wy, hebben, en door ondankbaarheid ons verzondigd, en als ongehoorsaame kinderen verdiend hadden, dat Gy ons dit ook ontnaamt. Wees ons genadig, en houd niet op ons wel te doen. Wy willen ons onderling, dewyl wy allen door u verzadigd worden, des te vuuriger beminnen, en uw voorbeeld zal ons aanvuuren, om zelfs onzen vyand, wanneer hy honger heeft, te spyzen, wanneer hy dorstig is, drinken te geeven, en hem met eene werkzaame liefde gelukkig te maaken. (6.) Bewaar ons, dat wy, uwe gaaven genietende, die niet misbruiken, dat wy geene onnutte gesprekken houden, en niet vergeeten, om onze spyzen door het Gebed, en door de dankbaare herinnering aan u te heiligen. (7.) Wek ons op, om steeds vroomer en gelukkiger te worden. Uw boven alles verheven naam zy hoog geloofd, en van allen, welken deel aan uwe voorzorg hebben, aangebeden. Amen.’
Deze zevenledige verdeeling, welke de Hoogleeraer, in zyne Voorschriften, gewoonlyk gadeslaet, is ene navolging zyner verdeelinge van het Gebed des Heren in zeven Beden, die met ene Aenspraek aen God aengevangen, en met ene lofspraek ter eere van den Allerhoogsten beslooten worden.