Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1786
(1786)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijNederlandsche Dicht- en Tooneelkundige werken, van het Genootschap, onder de Spreuk: Door Natuur en Kunst. Eerste Stuk. Te Amsterdam, by W. Holtrop, 1786. Buiten het Voorwerk 88 Bladz. In 8vo.Eenige Kunstminnaars, bezield met eene zuivere zucht ter bevordering van de Diehtkunst in het algemeen en ter beschaaving van het Vaderlandsch Tooneel in het byzonder, leveren in deeze Afgift een aantal van vyf Verhandelingen en twee Dichtstukken. De eerste Verhandeling getyteld, de Onpartydige Tooneelminnaar, is slechts eene inleiding, doch kentekent, reeds eenigermaate dat de Schryver zich met recht dien naam mag aanmatigen. De tweede Verhandeling gaat over de Tweespraaken voor het Tooneel, vergezeld van eene gelukkige Proeve in Versen van dit soort van Tooneeloefeningen. In de derde plaats ontmoet men eene Beschouwing van het Treurspel Gaston en Bayard; in deeze Verhandeling wordt aangetoond, in hoe | |
[pagina 521]
| |
verre dit schoone stuk aan de Hoofdvereischten van het Treurspel, van Aristoteles tot den hedendaagschen Criticus toe, als de waare opgegeeven, voldoet. De vierde Verhandeling gaat over de Ter zyde spraaken in de Tooneel pelen wordende in deeze korte Verhandeling derzelver gebruik en misbruik klaar aangetoond. Da vyfde Verhandeling bestaat in Gedachten na het afgeloopen Speelsaizoen van den Nederduitschen Schouwburg te Amsterdam, 1786. Deeze vervat eene recensie van het uitvoeren der Tooneelstukken in het algemeen, en alles wat tot het Tooneel eenige betrekking heeft. Dit stuk eindigt met twee Zangen; ten tytel hebbende Gods Wysheid in zyne Werken, welke vervolgd zullen worden: beide deeze Zangen zyn by uitstek fraai, en doet dit Genootschap eer aan. Laaten deeze weinige regel voor ons getuigen.
Ontweak, aanschouw, en spreek, Leonsche reuzengeestGa naar voetnoot(*)
Waar zoude uw raad aan God hièr noodig zyn geweest?
Naar wat bestek meent gy, dat hy dat al moest vormen?
Naar 't Staatsbelang misschien van ondermaansche wormen?
Weet God is God, en gij, in glans en wederschyn
Van 't purper opgegroeid, kunt slechts een Koning zijn.
Hoe zeer ons het Plan en de Uitvoering van deeze Kunst-Vrienden behaage, wy duchten, dat onze Natie nog niet voor zulk soort van Geschriften geschikt is. Theoretische Verhandelingen, hoe uitsteekend nuttig ook, vallen, helaas! nog niet zeer in den smaak der Nederlanderen, hoe zeer zy den besten weg openen om de schoone Kunsten tot hooger toppunt van volmaaktheid op re voeren. Aangenaam ondertusschen zal het ons zyn, zo de Voortzetting van dit nuttig Werk deeze onze vrees vernietigt. |
|