Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1786
(1786)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAan God en het Vaderland, door den Heer A.J. Roustan. Uit het Fransch vertaald.
Hy, die voor 't Vaderland, voor Deugd of Godsdienst lydt,
Is zeker dat zyn ramp eens tot zyn heil gedyd.
Feith. Te Rotterdam, by de Leeuw en Krap, 1736. In gr. 8vo. 156 bl. De schrandere roustan, die door zyne vernuftige Brieven over den Staat des ChristendomsGa naar voetnoot(*), reeds by onze weldenkende Landgenooten bekend is, en in achting staat, deelt ons in dit Werkje, dat in den jaare 1764 te Amsterdam, by M.M. de Rey, oorspronglyk uitgegeeven is, onder den titel van Offrande aux autels & a la Patrie, drie Verhandelingen mede, van welke de eerste ingericht is, tegen den vermaarden Wysgeer j.j. rousseau, die elders in zyn Contract Social beweerd heeft, dat de Christelyke leer, zo niet schadelyk voor, ten minsten onbestaanbaar is met, de Maatschappye; eene Verhandeling, die, schoon deeze Stoffe reeds uitvoeriger behandeld is in de vier beantwoordingen der Vraage, door de bestuurders van het Stolpiaansche Legaat, in den jaare I 81 opgegeeven, echter haare waarde behoudt, en regt geschikt is, om de heil aanbrengende Kracht van den Christelyken Godsdienst, die zo voor gantsche Maatschappyen in 't algemeen, als voor elk Lid in 't byzonder, van zulk een weldaadige uitwerking is, aan te toonen niet alleen, maar ook te bevestigen, en ons den invloed der Deugd, met betrekking tot den bloei der Volkeren, te doen opmerken. De tweede Verhandeling behelst de beantwoording eener allergewigtigste vraag, voorgesteld door het Genootschap te Bern. Welke zyn de middelen om een Volk aan het Zedebederf te onttrekken, en welke is het geschiktste Plan, | |
[pagina 508]
| |
't geen een Wetgever ten dien einde kan volgen? terwyl de derde eene aanmerkelyke Samenspraak vervat tusschen Brutus en Caesar, in de Eliseesche Velden, alle over onderwerpen, die, in deeze onrustige dagen, der leezinge en overweeginge waardig zyn. Wy hoopen, en wenschen, met den Vertaaler van dit werkje, dat deeze verstandige voortbrengzels van vernuft, waarin op den blaakenden eerbied en getrouwe liefde voor den Heilryken Godsdienst - voor Deugd - Vryheid en Vaderlandsliefde wordt aangedrongen, mogen strekken om alle onhevooroordeelden aan te spooren, om, met allen ernst, hunne welmeenende en yverige poogingen aan te wenden ter instandhoudinge der Vryheid, ter bevordering van de altyd versterkende Eendracht, en ter verdeediging van den Roem des Godsdiensts en des Vaderlands; op dat het waare Karakter der Nederlanderen van deeze dagen weder moge gelyken naar dat van onze Voorvaderen, en Neerlands Inwooneren hunne Deugd, hunne Vryheid, hunnen Roem, tot aan de laatste Nakomelingschap, mogen overbrengen! |
|