Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1786
(1786)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 225]
| |
Nieuwe Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen.De Bybel verdeedigd, door y. van hamelsveld. Vde Deel. Te Amsterdam, by J. Allart, 1785. Behalven de Voorreden, 385 bladz. in gr. octavo.Op de beschouwing der Wonderwerken in 't algemeen, waer mede het vierde Deel beslooten werd, volgt in dit vyfde ene overweging van de Wonderwerken zelven, die ons in de Bybelbladen verhaeld worden. De Hoogleeraer van Hamelsveld vangt aen met de beschouwing van de Schepping der Wereld, als het eerste onmiddellyk werk van God, en doorloopt verder de Geschiedverhalen van Wonderwerken in de Schriften des Ouden Verbonds aengetekend. Hierby komen voorts in opmerking de Wonderdaden van Jezus Christus, naer luid der Euangelische berichten, geduurende zyne omwandeling op aerde tot op zynen dood; ter welker gelegenheid ook de wonderen, by en op zynen dood voorgevallen, in overweging genomen worden; blyvende zyne Opstanding, Hemelvaerd, mitsgaders de wonderen door de handen zyner Apostelen gewrogt, ter nadere beschouwinge in het zesde Deel uitgesteld. Zyn Eerwaerde gaet hier in de voornaemste tegenbedenkingen van het Ongeloof oordeelkundig tegen, en verleent ons tevens ene duidelyke opheldering veler byzonderheden, tot die ondetwerpen betrekkelyk. Zie hier zyne gedachten wegens het wonderdadige Manna, waermede God Israël in de woestyn spyzigde. ‘Hy gaf hun, zegt hy, het Manna, het welk zich daaglyks met den daauw vertoonde en verzameld werd, en het gebrek van brood, geduurende den veertigjaarigen togt, vervulde. Exod. XVI. 4, 5, 13 - 36. vergel. Num. XL 7-9. De naam word daarvan afgeleid, om dat de Israëliten, het zelve vindende, en niet wetende wat het was, tot elkander zeiden (Man hou!) het is Man!Ga naar voetnoot(*) Ook hier hebben de vyanden der Openbaring | |
[pagina 226]
| |
eenen aanval gewaagd op de geschiedenis van Moses. Zy hebben gezegd dat dit Manna der Hebreen, het gewoone Manna zynde, door de Israëliten op hunne Reizen gevonden, terstond echter door Moses voor eene wonderdaadige spyze zal uitgegeven, en daarvan een grooten ophef gemaakt zynGa naar voetnoot†. Terwyl anderen, hoewel op dezelfde onderstelling bouwende, gespot hebben, dat het buikzuiverend Manna eene slegte spyze geweest is voor de Israeliten, ja geheel geene spyze, om iemand te voeden; waarom zy liever het geheele WonderwerkontkennenGa naar voetnoot(§).’ Zyn Hoogeerwaerde meld, dat zommige Uitleggers van die natuurlvke onderstelling niet geheel vreemd zyn, houdende dit Manna der Israeliten, voor die soort van Arabische Manna, welke Teringabin of Terend schabin heet; zynde een honigachtig sap, het welk uit ene zekere plant of struik uitsypelt, en als ene soort van gom stremtGa naar voetnoot(*). Dan dat ze tevens opmerken, hoe 'er in de bykomende omstandigheden echter meer dan ene buitengemene en wonderbare byzonderheid plaets heeft. Wyders getoond hebbende, hoe men, dit denkbeeld aengenomen zynde, de tegenwerping van 't Ongeloof nogtans bondig kan tegengaen, zo dat 'er voor 't Ongeloof geen uitvlugt overblyve; betuigt hy voorts, dat hy, alles wel overwoogen hebbende, die onderstelling, dat het Manna der Israeliten het gewoone Manna geweest zou zyn, niet aen kan nemen; waervan hy de volgende reden geeft. ‘Voor eerst, al wat men van de overeenkomst van het gewoon Manna, met de beschryving van Moses bybrengt, levert ten hoogsten slechts een bewys uit, dat 'er in het uitwendige, en in sommige hoedanigheden, eenige overeenkomst plaats had, terwyl ondertusschen in de daad in het wezenlyke groot onderscheid gevonden werd. Ten tweeden, wanneer ik de getuigenissen, nopens het eeten van Manna, naauwkeurig overweeg, vind ik niet, dat het | |
[pagina 227]
| |
als eene eigenlyke spyze, maar alleen als toespyze gebruikt word, men eet het by de spyze in plaats van zuiker, men gebruikt het als kaas. Doch als men nu het gebruik, het welk de Israëliten van hun Manna maakten, daar mede vergelykt, blyft 'er dan wel zo veel overeenkomst? Ten derden, laat ons eens zien, wat Moses van het Manna der Israëliten getuigt. Wanneer het Manna het eerst viel zo zeggen de Israëliten Man hou. Indien men deeze woorden vraagswyze neemt wat is dit? dan zal de vraag reeds te kennen geven, dat de Israëliten niet wisten wat het was? Maar is dit gelooflyk, indien het gewoon Manna was, het geen hun niet onbekend kon zyn, als zynde in Egypten en de nabuurige Gewesten overvloedig? Neemt men de woorden stelligerwyze: Het is Man! of twyfelachtig, is het Man? dan word 'er wel vehaald, dat de Israëliten het, op het eerste voorkomen, gehouden hebben voor het hun bekende Manna, maar zy wisten echter niet wat het was, zegt Moses uitdruklyk Exod. XVI. 15, en Moses onderricht hun, dat dit het brood was, het welk hun de Heere gegeeven had. - Het Manna der Hebreën, met den daauw vallende, versmelt als de Zonne heet werd, zo dat men het elken morgen moest verzamelen. Het gewoone Manna word ook wel 's morgens voor Zonne opgang verzameld, en van de bladen op een doek geschud, en is dan het beste Manna; en als het 's morgens vroeg niet afgeschud word, en dat 'er een heete dag komt, dan smelt het van de Zon, doch het verderft daarom niet, maar hoopt zich al meer en meer op de bladen, zo dat zy hoe langer hoe dikker worden. Om nu ook dit Manna te krygen, brengt men zo veele bladen naar huis als men wil, of voortbrengen kan, werpt dezelve in het water, of wel in kookend water, en verzamelt zo het Manna, het welk als oly boven op het water dryftGa naar voetnoot(*). Het Manna der Hebreën, tot 's anderen daags bewaard wordende, vervuilde en werd stinkende en vol wurmen, terwyl dat, het welk voor den Sabbath verzameld werd, goed bleef, gelyk ook dat, het welk ter gedachtenisse in een gouden kruik bewaard moest worden. Hier verandert geheel de natuur van het gewoone Manna, het welk lang goed blyft, en bewaard, ja overal heen verzonden word. Is het Manna der Hebreën het gewoone Manna, dan | |
[pagina 228]
| |
is hier een Wonderwerk, het welk men niet zoude verwagten, van het welk men geene reden kan opgeven. Men is geneigd, om het getal der Wonderwerken te verminderen, en ondertusschen hier vermeerderen dezelve volgens deeze onderstelling. - Het Manna van Moses valt zes dagen, en op den zevenden valt het niet: op denzelven was het niet, Exod. XVI. 26. en zy, die uitgingen op den zevenden dag, vonden het niet. By het gewoon Manna word die onderscheid dcr dagen geenszins opgemerkt. - Het Manna der Israëliten viel geduurig en bestendig, geduurende 40 jaaren der reizen van de Israëliten in de woestyne, en by hunne komst in Canaän hield het op, Jos. V. 10-12, om dat zy van het koorn des Lands aten. Het gewoone Manna heeft zyne gezette tyden, op welke het verzameld word, en word nog heden verzameld. Indien de Israëliten het alleen als eene toespyze hebben gebruikt, waar by zy meel mengden, waarom houd het op, na dat zy van het koorn des Lands gegeeten hebben? - Het Manna der Hebreën was als Corianderzaad, en werd door de Israeliten met molens gemaalen of in mortieren gestooten, enz. Num. XL 7, 8. Dit past op 't gewoon Manna zeker niet. Het is waar, daar is een slech't soort von Manna, wanneer de bladen der struik met het Manna door malkanderen gestooten worden, gelyk niebuhr ons bericht, maar dit is niet het zuiver Manna, het welk, voor dat het door smelten verdikt is, verzameld word; en echter verzamelden de Israeliten dus hun Man, voor dat de Zon heet werd. - Uit dit alles besluiten wy, dat het Manna der Hebreen niets dan den naam, en misschien eenige uitwendige omstandigheid of gedaante met het gewoone Manna gemeen gehad heeft, gelyk dan ook Moses het een brood noemt, het welk de Heer bun gegeven heeft, vergel. Deut. VIII. 3. en XXIX. 6. en de Psalmdichter Ps. LXXVIII. 24, 25. Hemels koorn en het brood der magtigen, teerkost tot verzadinge, Ps. CV. 40. En nehemia IX. 15. Brood uit den Hemel voor hunnen honger, vergel. Joh. VI. 31.Ga naar voetnoot(*). - Volgends deeze gedachte, vervalt dan de eerste Tegenwerping, dat bier seen Wonder zou hebben plaats gehad, en ook alle die laffe spotternyen, welke men daaruit afleid, dat het gewoon Manna geene spyze is, ge- | |
[pagina 229]
| |
schikt, om 's menschen leven geduurende eenen langen tyd te voeden. Het is zo, dat de murmureerende Israëliten het Manna eene ligte, eene slechte spyze noemen. Num. XXI. 5. maar hunne ziele was verdrietig op deezen weg, en wie kan eenige acht geven op de taal van verdrietige en murmureerende lieden? - Dat eindelyk s. parvish zegt,Ga naar voetnoot(*) dat het Wonder in zich zelve onmogelyk en onwaarschynlyk is, word door hem zonder eenig bewys ter neder gesteld. Zoude niet die God, die het gewoon Manna voortbrengt, op eene voor ons onnagaanbaare wyze, dit wonder-Manna hebben kunnen voorbrengen?’ |
|