in navolging van Watson, ten besluite van dit Deel, met de volgende trekken, onpartydig en naar waarheid afschildert.
‘Nimmer was een man geschikter tot het volvoeren van moeilyke onderneemingen, om een verdrukt volk van het juk eens dwinglands te ontheffen, dan Willem de Iste. Zyne bitterste vyanden erkennen, dat hy wakker, onvermoeid, diepdenkend en schrander was; en eene byzondere behendigheid bezat om de genegenheid van anderen te bestuuren, tot zich te trekken en te behouden. - De deugden van grootmoedigheid, rechtvaardigheid en gematigdheid bezat niemand ooit in grooter maate. Te midden van alle Lotgevallen, was hy nimmer opgeblazen, nimmer neerslagtig. Het zy de zaaken mede of tegenliepen, hy was zich zelven altyd gelyk. - Beschuldigingen van gierigheid en schraapzucht, hem te laste gelegd, zyn woorden zonder bewys. - Die van bedrog en geveinsdheid, smaadredenen in het wild uitgebraakt. - Wat aangaat zyne ongodsdienstigheid, hy was vry van Bygeloof, een haater van Vervolging, en beoefende de plichten van den Godsdienst naauwkeurig; maar zyne menschlievendheid beletten hem zulken, die anders dachten, te verdoemen. - Met één woord, hy verdiende de eernaamen van Vader des Vaderlands, van Beschermer der Vryheid en der Wetten, en van Handhaaver van den gezuiverden Godsdienst. En met deeze verhevene eertytels daalde hy, in den ouderdom van weinig minder dan 52 jaaren, ten grave, alwaar wy hem zullen laaten rusten, en dit Deel eindigen.’