Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1786
(1786)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijTaelkundige Mengelingen, uitgegeven onder de Zinspreuk: Linguae Patriae excolendae Amore. N. VI Te Leydén, by F. de Does, 1785. In gr. octavo, 88. bladz.Dit Stukje is een vervolg van het voorige N. IV en V, het welk ons eenige Maeso-Gothische overblyfzelen, vergezeld van eene woordlyke Nederduitsche vertaaling, mededeelde, met etlyke nevensgaande aanmerkingen over eenige Maeso-Gothische woorden, in die overblyfzelen uit den Brief van Paulus aan de Romeinen voorkomende, waarvan wy voor eenigen tyd verslag gegeeven hebbenGa naar voetnoot(*). Als een vervolg hiervan behelst dit Stukje eenige soortgelyke aanmerkingen, nopens zommige Maeso-Gothische woorden, in de andere overblyfzelen, te weeten, het Onze Vader, en de Lofzangen van Maria en Simeon. Hiernevens zyn nog gevoegd aanmerkingen over zommige oude Nederduitsche woorden, die in de woordlyke overzetting van 't overblyfzel van des Apostels brief gebruikt zyn; heb- | |
[pagina 33]
| |
bende men zig, in die overzetting, hier en daar bediend van oude Nederduitsche woorden, die beter met de Maeso-Gothischen overeenstemden, en derzelver betekenis beter uitdrukten, dan onze tegenwoordigen. - Het eene en 't andere dient, ter staavinge van 't voorheen beweerdeGa naar voetnoot(*), raakende de gemeenschap der Gothische en Nederduitsche taale; als geevende een aantal van voorbeelden aan de hand, die ons de naverwantschap deezer taale ten duidelykste voor oogen stellen. En 't nagaan hier van geeft tevens meermaals aanleiding, tot het ophelderen van de beketenis en den nadruk veeler thans verouderde woorden onzer taale; 't welk dikwils ten beteren verstande onzer oude Schryveren kan strekken. - De Liefhebbers onzer Nederduitsche Taaloefeninge zullen des hier op nieuw t' over reden vinden, om deeze Taelkundige Mengelingen in waerde te houden. De opheldering van een en ander woord verstrekke hier ter proeve. Mitils is het M-G. magnus, groot, hier van Mitiljan magnificare, groot maten. Dit M-G. Mitils, in onze Tongval overgebragt zijnde, is het bij ons reeds voorlang in onbruik geraakte michel, magnus. Bij kiliaen is dit woord niet bekend. Dat het evenwel ten tijde van g. de scheuren, in den jaare 1477, Cancellier van het Hertogdom Kleef, in gebruik was, blijkt uit zijnen Theutonista, alwaar gevonden wordt, Mijchel groit, magnus.’ Bij Schrijvers van vroeger eeuw vindt men het gemeender gebruikt. Lodewijk van velthemGa naar voetnoot(a). - Gi Heren! nv siet!
Ginder komt op ons een michel dietGa naar voetnoot(†);
Het sijn viande, na minen wane.
jacob van maerlant bedient zich ook op verscheide plaetzen van dit woord, over welken zie onze Aanteekeningen in het II Deel. In Duitschland is het langer in gebruik gebleven volgens het getuigenis van WachterGa naar voetnoot(b) De verwandschapte taalen erkennen mede dit M-G. woord; als A.S. micel, micl, micle, micyl, micla. Al. michil, mikil, magnus. Zie verder wachter en vooral jo. ihreGa naar voetnoot(c).’ Wat wyders het werkwoord Mikiljan betreft, daaromtrent merken onze Schryvers nog aan, dat 'er hun wel overblyfzels van voorgekomen | |
[pagina 34]
| |
zyn in onze verwanschapte taalen, maar niet in't Nederduitsch. Voorts verzenden ze ons, over het tegenwoordige gebruik van het woord Michel, tot het aangetekende, door m.h. goldastusGa naar voetnoot(d). ‘Van het M-G. Manwjan, Gamanwjan parare, praeparare zijn, noch in onze verwandschapte taalen, noch in ons N.D. eenige overblijfsels te vinden, dan alleen in ons verouderd N.D. maenen door m. stokeGa naar voetnoot(e) gebruikt.
Als d Ammirael gheware waert
Datte Grave hem ontboet,
Sette hi toe met haesten groet,
En ghine daer omme lopen selve,
En maende siere galeiden elve:
Jan Paydroeghe sette oec mede,
En maende daer ter selver stede
Acht en dertich groter scepe.
en het welk door huydecoper verklaard wordt te willen beteekenen, dat de Ammiraal en Jan Paydroge hunne laatste orden gaven om onder zeil te gaan. - Welke verklaaring juist wel niet van den weg af is; doch eigenlijk schijnt maenen hier in de beteekenis te komen van het M.G. Manwjan parare. De beteekenis van vocare, welke van hasseltGa naar voetnoot(f) aen deze plaats geeft, komt hier niet te pas; ook is maenen in dezen zih van vocare, roepen, door kiliaen ook geensins verklaard: want vocare is bij hem in jus vocare, 't geen te meer blijkt uit zijne nadere verklaaring door mannire. Meanen beteekent dan hier gereed maaken; en dus wil Stoke niet anders zeggen, dan dat de Ammiraal zelf zich haastede, om zijne galeiden gereed te maaken, of door zijne tegenwoordigheid te bezorgen, dat alles, wat noodig was, om schielijk onder zeil te gaan, gereed gemaakt wierdt.’ By deeze twee voorbeelden, die het Moeso-Gothische betreffen, zullen wy nog een derde voegen, overgenomen uit-de Aanmerkingen nopens eenige oude Nederduitsche woorden, in de opgemelde woordelyke overzetting gebruikt; waar toe wy die over het woordje Iof verkiezen. ‘Onder alle de beteekenissen van het woordjen of, door kiliaen en plantyn opgegeven.Ga naar voetnoot(g), is ook die van si, indień. Iof, door my hier gebruikt, is by hen niet te vinden. - Het is een van die woorden, die mooglyk ten tyde van die | |
[pagina 35]
| |
twee Schryvers reeds geheel in onbruik geweest zyn. - In het A.S. is Gif of Gyf indien. Het Alem. erkent ook Iof. Dergelyke voorzetting (prothesis) van j is niet zonder voorbeeld. Onze maerlant heeft zich menigmaal van dit woord bediend, en op het gezag van dien Schryver heb ik het ook genomen, om het M.G. jabai, zo veel als mooglyk was, letterlijk over te zetten. Maerlands woorden zyn dezeGa naar voetnoot(h) de geschiedenis van Jacob en Ezau verhalende, om niet alle plaatsen by te brengen:
Die moeder, die sijns maecte vele
Decte sijn hande ende sijn kele
Datten die vader vonde ru
Jof hij yet twivelde van esau.
‘Wat nu de beteekenis van of voor indien aangaat; daarvan vindt men verscheiden voorbeelden by onze Oude Schryvers. By melis stoke leest men het ook in dezen zin gebruiktGa naar voetnoot(i).
Si baden, dat God verdoemen
Moeste of si gaven raet
Tot so jamerliker daet.
Merk op in het voorbygaan, dat Melis nooit ons indien gebruikt heeft, maar het altyd op eene byzondere wyze uitdrukt. B.V.
Ic sal hem lesen sulken lesse,
Pensde hi; behoudiet leven,
Ic doe hem discipline gheven.
Maar keeren wy tot ons of weder. Gen. XXIIII.Ga naar voetnoot(k). Die knaep antwoerde, of dat wijf niet en wilde comen met mi. Ghuld. Troen.Ga naar voetnoot(l) Ghi vint oec die rechte wijsheit in uwen monde, of ghi vergeuet uwen schuldenaren opter stat dair ghi he machtich sijt, en of ghi god dancher sijt, alle sijnre ghenadeliker wercken. Somerst. vander Guld. Leg.Ga naar voetnoot(m) Ende vitus seide Doch comen dine gode dat si di genesen of si mogen. Hier mede zoude men dit gebruik van of voor indien, sive particula dubitandi, voor bewezen kunnen rekenen Dan laat ons eens zien, of men de oorsprong van deze beteekenis niet kan ontdekken. IhreGa naar voetnoot(n) leert ons, dat ief in het Sueo-Goth. twyfel, dubium, betekent. Hier dunkt my is de Etymologie al gevonden. En dan beduidt ons oude jof, of zo veel als 'er is twyfel aan. Deze afleiding | |
[pagina 36]
| |
schynt my toe wel zo veel streek te houden, als de vergezog te, welke ons skinnerus opgeeftGa naar voetnoot(o), het A.S. gif van gifan dare afleidende, en dan zoude het zo veel als dato, naar zyn zeggen, beteekenen. efa is in het Ysl. twyfelen, dubitare.’ Laatstlyk verleent ons dit Stukje nog eene Lijst van vergelyking tusschen de Laplandsche en Nederduitsche taal; waar in ons een aantal van meer dan vier honderd woorden medegedeeld wordt, die reeds eene merkbaare overeenkomst tusschen deeze twee spraaken aanduiden. Waarschynlyk heeft men dezelve, volgens den Opsteller deezer Lyste, daaruit af te leiden, dat men de Laplanders voor de eerste inwoonders van het oude Scandinavie hebbe te houden; by eene volgende gelegenheid staat dit onderwerp verder nagevorscht en ontvouwd te worden. |
|