De oorzaaken en gevolgen van het verval in de Godvrucht, nagespoort in eene Leerrede over Openb. II. 4. Uitgesproken op den plegtigen Dank- Vast- en Bededag, den 27sten April 1785. te Dordrecht, door Harmanus Wachter, Predikant. Te Dordrecht, bij A. Blussé en Zoon, en te Amsterdam, bij H. Keyzer en A. Mens, 1785. In gr. octavo, 62 bladz.
Na een beknopt voorslag van den inhoud en 't oogmerk van 's Heillands vermaning, aen de Gemeente van Ephese, Openb. II. 4. stelt de Eerwaerde Wachter zich voor (1.) na te spooren de oorzaken van het verval in de Godvrucht by een Volk; (2.) na te gaen, of die oorzaken, of enigen 'er van ook onder ons het zo zichtbaer verval in de Godvrucht bewerkt hebben; (3.) te doen kennen de vreeselyke gevolgen, die het verval in de Godvrucht heeft: (4.) en eindelyk ons op te wekken, om, van nu af, den Heer te dienen met een rein hart. Zyn Eerwaerde ontvouwt ieder dezer Stukken met een welwikkend oordeel, draegt zyne opmerkingen met bescheidenheid voor, en tracht door hartlyke waerschouwingen, vriendlyke vermaningen, en welingerichte raedgevingen, zyne Toehoorders op te wekken, om, terwyl het nog tyd is, op te richten de trage handen en de slappe knien, en rechte paden te maken voor hunne voeten, op dat het gene kreupel is, niet verdraeid, maer veel meer genezen worde. ----- De hoofdoorzaken, waeruit het verval in de Godvrucht doorgaens gebooren word, zyn, gelyk onze Leeraer kortlyk toont, ‘(1.) de zorgeloosheid en godloosheid der Overheden van onderscheiden naam en rang; (2.) het onvoorzigtig gedrag der Leeraaren; (3.) het verwaarloozen van de zedelijke opvoeding der kinderen; (4.) de onverschilligheid omtrent, en de verwaarlozing van, den openbaren Godsdienst; (5.) en laatstlijk, de bloei en de welvaart van een Volk, te weeten, door derzelver misbruik.’ Zyn Eerwaerde, het zwygen nopens de twee eersten raedzaem oordeelende, Overheden en Leeraers aen hun eigen onderzoek overlatende, poogt zyne Toehoorders te doen opmerken, dat de laetste oorzaek onder hen niet weinig tot hun verval medegewerkt heeft, maer bovenal vind hy de voorname bron, in het verwaerloozen der Opvoedinge en van den openbaren Godsdienst. Hy toont hun verder de gevolgen, welken, by voortgang hier