Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785
(1785)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijChemische Oefeningen, voor de Beminnaars der Scheikunde in 't algemeen, en de Apothekers in 't byzonder, door P.J. Kasteleyn, Apotheker en Chimist te Amsterdam, enz. enz. 2 en 3de Stukje. Te Amsterdam, by A.J. van Toll, 1785. In gr. 8vo.De Inhoud deezer twee Stukjes van dit nuttig Tydschrift is van geen minder aanbelang voor de Beoefenaaren der Scheikunde, dan het eerste StukjeGa naar voetnoot(*), ook is de rangschikking der onderwerpen dezelfde, namentlyk in vier byzondere Afdeelingen. ----- De Heer Kasteleyn begint in de eerste Afdeeling van het tweede Stukje, met een beredeneerd Voorschrift te geeven, ter bereiding van het sal Sedativum Hombergii. De wyze, om dit byzonder Zout uit den Borax af te scheiden, geschied door den weg der Sublimeering, of Kristalschieting. Onze Schryver heeft by deeze Konstbewerkinge onderzogt, en door proefneemingen overtuigend aangetoond, dat de weg van Kristalschieting verre de beste, de gemakkelykste en voordeeligste is; dat men door Sublimeering, uit zes oncen Borax, niet meer dan een once Sal Sedativum verkrygt, terwyl eene gelyke hoeveelheid Borax door de Kristalschieting meer dan twee oncen van dit Zout levert, 't welk in al- | |
[pagina 464]
| |
le opzichten aan het gesublimeerde gelyk is. ----- Eene tweede Verhandeling is van den Heer schonck, Apotheker te Amsterdam, betreffende eene verbeterde bereiding der Flores Benzoin. De wyze, welke de Heer Schonk opgeeft, doet zyne inzichten en ervaarenheid in de Scheikunde eere aan, en daar wy volkomen overtuigd zyn, gelyk ook de Heer Kasteleyn zelfs toestemt, dat deeze bereiding verre weg de voorkeur boven de gewoone manier verdient, zo twyfelen wy ook niet, of zyne Kunstgenooten zullen hem met ons voor deeze ontdekking verpligt zyn. ----- Eene verbeterde bereiding der Oleum Ovorum sluit deeze Afdeeling. In de tweede Afdeeling ontmoeten wy wederom verscheiden middelen, om de echtheid van een aantal natuurlyke Lichaamen en Scheikundige Praeparatien te beproeven, als die van Oculi Cancri; de Cera flava; het Antimonium Diophoreticum; van de gedestilleerde Olien; van den Spiritus Nitri acidus, Spiritus Salis acidus, Spiritus Nitri dulcis, van het Sal Acetosellae, den Balsamus Peruvianus, den Spiritus Sal. Ammon. c. sale Tartari parat. In de derde Afdeeling komen verscheiden Chemische Bewerkingen voor, die betrekking hebben op de Oeconomie, enz. en die van geen gering aanbelang voor het algemeen zyn; onder deeze verdient byzonder genoemd te worden eene Natuurkundige Verhandeling, welke de Algemeene Grondregelen voor den Land- Akker, en Tuinbouw, vervat. ----- De vierde en laatste Afdeeling behelst eenige der nieuwste Ontdekkingen en Verbeteringen in de Chemie, die, van minbedreevenen in de buitenlandsche Schriften, met vrucht zullen geleezen worden. De onderwerpen, in het derde Stukje voorkomende, zyn insgelyks in vier byzondere Afdeelingen gerangschikt. De uitvoerige Verhandeling, in de eerste Afdeeling voorkomende, is eene nadere Beschouwing over het Liquor Anodynus mineralis Hoffmanni, en de Oleum Vini; hoofdzaakelyk ingericht ter beantwoording eener Bedenking, die wy by gelegenheid der Recensie van het eerste Stukje gemaakt hebben. Men zoude oneindig grootere vorderingen in de Weetenschappen gemaakt hebben, indien de Schryvers genegen waren, de, uit een billyken grond gemaakte, Aanmerkingen in dien zin op te vatten, als de Heer Kasteleyn de onze opgevat heeft. ----- Wy verblyden ons, dat wy, door dezelve, gelegenheid gegeeven hebben, tot het opstellen eener Verhandeling, die voorze- | |
[pagina 465]
| |
ker de goedkeuring en erkentenis der Kenners zal wegdraagen, daar zy een nieuw licht, over de Kunstige Napthae, verspreidt, en tevens tot een gegrond onderzoek omtrent de waare natuur van dezelve, en den Liquor Anodynus, zulk eene ryke stoffe aanbiedt. Wat de oplossing onzer gemaakte Bedenking betreft, zo zyn wy het thans met den Schryver eens, dat het Acidum Vitrioli (en dit Acidum alleen) in staat is eene zuivere Oleum Vini uit den Alcohol af te scheiden. ----- De door onzen Schryver bygebragte Redenen, Bewysgronden, en Proeven hebben ons daarvan volkomen overtuigd. ----- Wat nu ondertusschen de Geneeskundige Krachten aangaat, zo moeten wy blyven vraagen of dezelve in een zo volkomen zuiver Liquor Anodynus in alles zouden gelyk zyn, aan een Liquor, waarin men een gedeelte Acidum Vitrioli vindt, hoedanige Liquores Anodyni men gewoonlyk aantreft? Zoo ja, langs welken weg, een Geneesheer zig van het ontvangen van zulk een zuiver Liquor zal kunnen verzekerd achten? Wat het laatste betreft, hierop zal de Heer Kasteleyn met recht antwoorden, dat dit alleen van de Kunst der Bewerking, en van de Bekwaamheid der Scheikundigen afhangt: ----- in dit geval ware het te wenschen, dat men daaromtrent vaste voorschriften had, naar welke men dan ook allerwegen een zelfde Liquor Anodynus, ten opzicht van zuiverheid en sterkte, kon bereiken. Dit strookt ook volkomen met het Oogmerk, dat onze Schryver tot dit onderwerp eigentlyk bepaalde. Om nu zodanig voorschrift aan de hand te geeven, zoude onzes oordeels de Heer Kasteleyn het best in staat zyn. Het eerste zoude eigentlyk de zaak der Geneesheeren zyn, om namentlyk door naauwkeurige Waarneemingen te besluiten, welke Liquor het best aan het oogmerk voldeed, welke het geschiktste was om de ongeregelde aandoeningen van het Principium Vitale te regelen. ----- Die namentlyk, welke, volgens de denkbeelden van onzen Schryver, volkomen zuiver is, of die, welke eene geringe hoeveelheid Acidum Vitrioli in zig bevat. Een middel, dat zo algemeen in gebruik is; een middel, dat, onder de vereischte omstandigheden, zulke voortreflyke uitwerkingen heeft, ----- verdient tog, met recht, de aandacht der Genees- en Scheikundigen, en tot zulk een nader onderzoek heeft onze Schryver den weg gebaand. De onderwerpen in de tweede, derde en vierde Afdeeling zyn van geen minder aanbelang, dan die der voorgaande | |
[pagina 466]
| |
Stukjes; echter verbiedt ons de ruimte eener Recensie daarvan afzonderlyk gewag te maaken. ----- Wie wenscht niet, dat de Heer Kasteleyn naar verdiensten moge aangemoedigd worden, met de voortzetting van deezen zynen arbeid? |
|