Zedelyke bedenkingen.
Alle Vervolging loopt niet alleen tegens een gezonde staatkunde aan: maar die geen, welke ze gebied, benadeelt zichzelven. Daarenboven kunnen 's menschen begrippen wel geleid, maar willen niet gedwongen, worden. - Wat zyn alle pogingen, omtrent onzen Evenmensch, indien zy deszelfs geluk niet bedoelen? Dan, wie heeft ooit gehoord, dat dwang iemands geluk kan uitbreiden, of dat eene gedwonge beloofsbelydenis oprechte menschen maakt.
Het zou een bewys van dwaasheid zyn alles te willen ontkennen, waarvan men de grondoorzaken niet duidelyk weet. Want het verschil is groot, de grondoorzaak van iets niet te zien met het bestaan daar van onmogelyk te stellen.
Het oog van den Mensch, schoon een der kleinste leden van het Lighaam, is nochtans van zo eenen edelen aart, en door den Almagtigen hand des Groten Scheppers aller kunstigst gevormd, en zo toegerigt, dat het grote en kleine zaken, duizend en duizend dingen, van malkanderen kan onderscheiden, zonder die onderëen te vermengen. - Voorwaar een groot en edel vermogen, dat de kenmerken draagt van enen Oneindigen, Almagtigen en Alwyzen Werkmeester. Dan welk een Volmaakt, welk een Oneindig Wezen moet dat zyn, het welk door eene enkele daad allen de geschapen Wezens te gelyk doorziet, onderscheid en bewerkt.
Wat zou men voegelyker kunnen antwoorden, als een Godlochenaar vroeg: ‘Waarom gelooft gy dat 'er een God zy, dien gy erkent, en eerbiedigt als den Almagtigen Schepper van Hemel en van Aarde?’ Om dat al wat ik in de Waereld ontdek, zodanig bevinde te bestaan, dat het niet volstrekt noodzakelyk is, dat het op eene andere wyze kan, en geheel zou kunnen niet, bestaan: - ten anderen om dat het Wondergebouw het Geheelal, het groot, het kunstig Waereldgestel niet van zichzelven kan zyn, maar ene Oneindige, Almagtige, en Alwyze Oorzaak tot zynen Formeerder moet hebben, naardemaal de onbepaalde Magt, en Oneindige Wysheid van den Alvermogenden Bouwheer, allerwegen klaar en helder schitterend uitblinkt.
Eene gepaste vrymoedigheid, in de verkering en gesprekken, is eene goede wellevenheid. Maar ongepast vrymoedig, maakt iemand onbeschoft.
De Dood is aller Stervelingen lot, het einde aller dingen, - de beslisster van alle zaken. - Gelukkig Hy, voor wien de Dood is de Overbrenger in een altyd Zalig Leven.
C.v.d.G.