Zedelyke bedenkingen.
Het is onbetwistbaar zeker, en het zal over het algemeen van elk roegestemd worden, dat bewezen diensten met dankbaarheid moeten beantwoord worden. Dan handelen de meeste menschen wel zo? Het tegendeel is maar al te waar. Over het algemeen, worden ontvangen weldaden met ondankbaarheid beantwoord.
Altoos te willen verschelen van anderen, 't zy in woorden of daden, word ten lange laatste, zulk eene hebbelykheid, dat men den helderen middag bykans nagt, en zwart wit, zou noemen: daarenboven maakt het iemant kregel van humeur en zeer lastig in de zamenleving. Elk wake tegens deze ondeugd met al zyne magt; want byaldien hy dat niet doet, zal hy weldra bevinden, dat ze op hem de overhand kryge, en hem geheel overmeestere.
Doet een dwaas niet voorzigtigst, zyn mond te houden, en niet te spreken? die toch kan niet open gaan, zonder zynen meester te verraden.
Wanneer de Mensch zich gewend om over alles te klagen, krygt hy weldra een lastig humeur. Niets bykans zal hem bejegenen, of het valt hem tegen, het mishaagt hem. Deze Mensch is te vrolyk; die te zomber; deze heeft te veel, die te weinig praats; deze is te luidrugtig, die weder te stil. Nu is het te mooi, dan te slegt weêr. Nu is het te heet, dan weder te koud. - Kortom, niets in de wyde wereld kan hem behagen; niets is naar zyn zin; nooit is hy wel te vreden. Gelukkig zy, die zich weten te schikken naar de zaken zig voordoen: dezen zyn altyd wel te vreden; waartegen de anderen nooit vergenoegd zyn, en nimmer rust hebben.
Ongeoorloofde minnaryen, ontugtigheden en zoortgelyke bedryven, zyn altyd kwaad. Maar zulks te plegen in geheiligde plaatzen, is onvergeeflyk.