De leeuw en de vos.
(Uit het Hoogduitsch van den Heer Meissner.)
Een Leeuw was in oorlog met vier Beeren. Hunne vereende magt wierd hem byna te sterk. Hy zondt den Vos uit, om met hun te handelen. Lang bleef hy agterwege; doch eindelyk kwam hy, met de vreugde op 't gelaat, terug.
Wat brengt gy my mede? riep de Leeuw reeds van verre, als hy hem zag aankomen, - Vrede?
Dat niet; maar mogelyk nog wat beters. - Zekerheid der overwinninge.
Van waar die?
Wyl ik, onder die onverzoenlyken met u, zaad van tweedracht gestrooid hebbe; en gy twyfelt immers niet, dat een twistende vyand reeds zo goed als een overwonnen zy?
Maar hoe dan, als hy zig ondertusschen verzoent?
Ook dan! gestopte reeten zullen toch nooit eén geheel uitmaaken.
Hoe na hebben Engelands Vredensboden zig ook van dit kunststukje bediend; en hoe gelukkig zyn deeze hunne poogingen tot dus verre verydeld!
C...