val van een en ander althans met 'er tyd had te duchten, - daar God aan sommige menschen byzondere krachten, bekwaamheid en neiging daar toe geest, somtyds in eenen zeer hoogen trap, - als dan de uiterlyke roeping daar by koomt, en wy Gods wil daarenboven in geschrift hebben, en aanwyzing wat en hoe wy dien allen menschen in 't gemeen, en ieder naar zyne vatbaarheid in het byzonder, zullen voordraagen; hoe zal men ons euvel kunnen duiden, wanneer wy zeggen, wy zyn Gods booden in Christus plaats, God vermaant door ons, enz. Zo dat gééne roeping is, dan is 'er in 't geheel geene Godlyke roeping meer, en niemand kan met recht zeggen, in welken staat hy ook zy, al is hy de hoogste of mindere overheid: - “Ik ben door God, ofte door zyne Voorzienigheid, in
deezen post gesteld, God heeft my tot dit Ampt geroepen.” - En dan loopt alles in de waereld maar zoo by geval door malkanderen, - en evenwel komt alles roch in het einde goed uit, en maakt een volmaakt geheel. En dus word uit een blind ongerymd, en onkundig geval, de volmaaktste juistheid en orde geboren. Dit, dunkt my, kan geen gezond verstand gelooven.’ - Op dit voorstel toont zyn Eerwaerde verder, wat 'er in opgeslooten ligge, zo ten opzichte der Leeraren, als ten aenzién der Gemeente; brengende voorts zyne Leerreden met gepaste aenspraken ten einde: welk alles de Eerwaerde van der Aa beknopt en nadruklyk uitvoert.