Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1784
(1784)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 514]
| |
Reize door Frankryk en Spanje van den Heer Ph. Thicknesse, Esq. Uit het Engelsch vertaald Derde Deel. Te Amsterdam, by J. Yntema, 1784. In groot octavo 144 bladz.In dit derde Deel voltrekt de Heer Thicknesse de beschryving zyner terugreize naar Calais, gaande van Avignon, door 't Landschap van Dauphiné, naar Lyon; en verder in Bourgogne door Chalons en Beaune, over Arnay le Duc, naar Auxerre; van daar door Champagne naar Sens. Vervolgens over Pont sur Tone in l'Isle de France komende, zettede hy, over Fontainebleau, zyne reis naar Parys voort, en kwam eerlang, den gewoonen weg over Amiens en Boulogne, in Picardie, neemende, weder te rug te Calais, na een aanmerkelyk gedeelte van Frankryk tweemaal doorkruist te hebben. Zyne manier van schryven is tot aan 't einde dezelfde als in 't begin; hy geeft gemeenlyk een kort verslag van 't merkwaardigste dat hem ontmoet is, en doormengt zyn verhaal met leerryke aanmerkingen en geestige invallen over veelerleie soorten van byzonderheden, die hem voorgekomen zyn. Tot eene proeve hier van strekke een gedeelte van den Brief, waarmede dit laatste Stukje aanvangt. Op zyne reis door 't Landschap Dauphiné, trok hy, behalven door andere plaatzen, ook door Vienne, niet meer dan vyf uuren gaans van Lyon gelegen; zyn verhaal en verdere bedenkingen, by de melding zyner komste aldaar, luiden aldus. ‘Vienne is eene zeer oude Stad, en was voortyds eene Romeinsche Volkplanting. De Cathedraale Kerk is een groot en treflyk Gothisch gebouw; en in dezelve is eene fraaie Graftombe van den Cardinaal de mountmoin; in de bewerkinge, naar men zegt, die van richelieu in de Sorbonne evenaarende. Maar dit wordt zo gezegd door persoonen, die geheel niet bevoegd zyn om 'er behoorlyk over te oordeelen. Het is, inderdaad, een kostbaar, maar tevens ellendig, stuk werks, wanneer het om den prys dingt met de werken van girardeau. Omtrent eene halve [Engélsche] myl van de Stad, is een treflyk Romeinsch Gedenkteken, eene kantzuilGa naar voetnoot(*), die gezegd wordt, ten tyde der Romeinen, op de marktplaats gestaan te hebben. Nog is in deeze Stad te zien eene vloer van Mosaïk werk, eerst voor weinig jaaren ontdekt, inderdaad verwonderlyk schoon, en na genoeg tien voeten vierkant, schoon niet volkomen in haar geheel; zynde, kort na dat zy ontdekt was, door eenig kwaadaartig volk, in den nacht, uit enkele baldaadigheid, gebroken. In deeze Stad had men my [de Herberg] de ronde Tafel | |
[pagina 515]
| |
aangeprezen. Maar dewyl 'er twee van dien naam zyn, de groote en de kleine, moet ik u de kleine aanpryzen. Want van alle verschrikkelyke Vrouwen, welke ik ooit naby kwam, heeft Madame roussillion de minst zoetluidende toonen. Haare slechte behandeling, evenwel, bezorgde my de eer van eene zeer aangenaame kennisse, den Markgraave de valan, die my beschaamd maakte, door ons eene beleefde oplettendheid te toonen, welke wy geen recht hadden te verwachten. Maar deeze is eene, onder veele andere aangenaame omstandigheden, welke vreemdelingen, die in Frankryk reizen, ontmoeten. Fatzoenlyke luiden, in Frankryk, zien nimmer Vreemdelingen kwalyk behandelen, zonder zich voor dezelven in de bresse te stellen, en ik hoope, dat de fatsoenlyke luiden in Engeland, welken horatius noemt: Britannos hospitibus ferosGa naar voetnoot(*), derzelver voorbeeld zullen volgen, dewyl dit een stuk van rechtvaardigheid is, jegens Vreemdelingen, in welk Land, of van welk Land, zy ook mogen weezen; het is, anderen doen, gelyk men zelve zou wenschen dat ons gedaan wierd. Dat vooroordeel, dat in Engeland, zelfs by sommige luiden van fatsoen, de overhand heeft, tegen de Fransche Natie, is in den hoogsten trap onedelmoedig; ja, het is meer, het is eene schandvlek voor de Natie. Wanneer ik my herinnere, met hoe veel gemak, en onbelemmerd, ik zo veele groote en kleine Steden, en wyduitgestrekte Landschappen, doorgetrokken ben, zonder dat my eenige schyn van baldaadige ruwheid wierd aangedaan, blooze ik op de gedachten, hoe een Franschman, indien hy geen beter figuur maakte, dan ik deed, zou behandeld zyn geworden op eenen tocht door BritannieGa naar voetnoot(†). | |
[pagina 516]
| |
- Myn Aap, met een paar grobte Fransche laarzen, en zyn hair en queue, reed dagelyks eenige uuren als postknecht op myn sterk paard. Zulk een gezicht, moogt gy wel denken, bragt oud en jong, ziek en lam, voor den dag om na hem en zynen meester te kyken. Jocko zette heele Steden in beweeging, maar haalde nimmer zynen meester eenigen hoon op den hals. Men kwam uit om hem te zien en te lachen, maar nooit om ons te bespotten of te beleedigen. De postjongens, het is waar, vonden geen vermaak, in te zien, dat hunne Broederschap dus ten toon gesteld wierd op myn klein Tooneel; maar zy liefen dit zelden anders blyken dan door eene deftige groete; en somtyds noemde een vrolyke knaap hem kameraat, en boog zich voor Jocko. Zy konden niet lachen om zyne slechte wys van zitten; want geen van hun reed met meer gemak, of droeg een fraaier gegaloneerden rok. De Heer de buffon zegt, dat de Meerkat en de Aap (en de myne behoort tot de laatste soort, want hy heeft geen staart) hunne grynzingen of het kletteren met de tanden eveneens doen, zo om hunne gramschap te toonen, als om hunne begeerte te kennen te geeven. Met alle behoorelyke eerbiedigheid voor deezen grooten kenner der Natuurlyke Historie, moet ik verlos verzoeken om te zeggen, dat zyne aanmerking niet heel naauwkeurig is: 'er is zo veel onderscheid tusschen de grynzingen van mynen Jocko, wanneer hy toornig of hongerig is, en wanneer hy grynst om zyn genoegen te toonen, als 'er is in een man, wanneer hy in toorne met de tanden knarst, of lacht uit vrolykheid. Tusschen Avignon en deeze Stad, ontmoette ik een danzenden Beer, beschreden door een Aap: dewyl hét op den grooten wech was, vroeg ik verlof om Jocko aan zynen Grootvader aan te bieden; want zodanig scheen hy te zyn, beide in ouderdom en grootte. De byeenkomst, schoon zy beide mannetjes waren, was zeer aandoenlyk. Nooit ontving een vader zyn lang verloren kind met meer schynbaare genegenheid, dan de oude Heer mynen Jocko deed; hy omheisde hem met de grootste maate van tederheid, welke men zich kan verbeelden, terwyl de jonge Heer, (gelyk meer jonge Heeren van het tegenwoordige geslacht) eene volmaakte onverschilligheid liet blyken. Op myn geweten, ik geloove, dat 'er eenige bloedverwantschap tusschen hen was, of de verwelkoming zoude meer van weerskanten gelyk geweest zyn. Tusschen u en my, indien ik weder in Engeland stond te komen, geloove ik, dat ik misschien eene droevige party zou maaken in zulk eene byeenkomst. Dit is eene bedroevende bedenking: maar mogelyk zyn de zaaken wyslyk dus geschikt, met oogmerk, om de menschen, naarmaate zy ouder worden, te speenen van de voorwerpen hunner waereldsche genegenheden, op dat zy te gereeder zich overgeeven aan de besluiten van het noodlot. | |
[pagina t.o. 516]
| |
MANIER van REIZEN des heeren THICKNESSE, met zyne FAMILIE.
| |
[pagina 517]
| |
Die goede man, Dr. arbuthnot, scheen de nadering des doods niet zo zeer te vreezen met opzicht op zichzelven, als wel om de grievende tegenspoeden, welke hy reden had te vreezen, dat dezelve over zyne kinderen en huisgezin zouden brengen’. Op zodanig eene wyze is zyn verhaal gemeenlyk verlevendigd door invallende bedenkingen, die haare leerzaamheid of aangenaamheid hebben. Begeert men hiervan nog een ander staal, men vindt 'er, onder veele andere, een in zyn laatsten brief uit Parys, in welken hy, na het Koffyhuis van Monsieur en Madame felix au caffé de Conti, tegen over de Pont Neuf, aangepreezen te hebben, als het beste en bestgelegen Koffyhuis in Parys, om menschen voorby te zien gaan, in deezer voege vervolgt. ‘Ik sta verbaasd, dat, daar een zo oneindig getal van menschen leest in eenen zo naauwen omtrek, (want Parys is geenzins zo groot als Londen) men toelaat dat de lyken op zulk eene wyze als men hier doet, of in de Stad, begraven worden. 'Er zyn verscheidene grafkuilen in Parys, van eene bystere uitgestrektheid en diepte, in welke de doode lichaamen, het eene naast het andere, geplaatst worden, zonder dat 'er eenige aarde over gedaan worde, voor dat de onderste laag vol is. Dan, en niet eerder! bedekt hun eene dunne laag van aarde, en eene tweede laag van lyken komt 'er boven op, tot dat, door laag op laag, en lyk op lyk, het gat gevuld is met eenen hoop van menschlyke verrottinge, genoeg om eene pest te veroorzaaken. Deeze plaatzen, het is waar, zyn besloten binnen hooge muuren; maar daardoor kan, evenwel, de lucht niet verbeterd worden; en het denkbeeld van eene verzameling van rottende lyken, in één graf, zo dunnetjes hedekt, is zeer onaangenaam. De begraavenissen in Kerken worden ook dikwyls doodlyk voor de Priesters, en de menschen die het lyk verzellen. Maar ieder mensch, en ieder ding, te Parys, is zo leevendig, dat geen ziel zich bemoeit met de dooden. Ik wenschte dat ik een Franschman geboren ware. - De Franschen leeven, als of zy nooit zouden sterven. De Engelschen sterven geduurende hun gantsche leeven: en, evenwel, zo als lodewyk de XIV zeide, “denke ik niet, dat sterven eene zo moeilyke zaak is, als de menschen zich gewoonlyk verbeelden, wanneer zy 'er slechts in ernst de proef van neemen.” Ik ben verzekerd, dat de dood een grooten troost aanbrengt, te weeten, dat men dus verlost wordt van een oneindig aantal van schurken. Ik moet u, eer ik Parys verlaate, nog vertellen, dat ik eens overgestapt ben na Marli, om de Koningin te zien. Den Koning had ik voor negen jaaren gezien: maar toen was hy geen Koning over achtGa naar voetnoot(*) millioenen van menschen, en over | |
[pagina 518]
| |
het schoonste Land onder de Zonne. Evenwel schynt hy niet zo zeer zich te verheffen op zyn magtig vermogen, als men wel zou mogen verwachten van een zo jongen Vorst, maar heeft een deftig en peinsachtig voorkomen. Men vertelt my, dat hy veel werk maakt van den arbeid, en zyn best doet om zyne Onderdaanen gelukkig te maaken. Zyn besluit, om zich de Kinderziekte te doen inënten, onmiddelyk na dat hy in de regeering van zulk een Koningryk was opgevolgd, is een bewys, dat hy eene groote maat van kloekmoedigheid bezit. In Engeland zou men zulk een besluit met onverschilligheid hebben aangezien: maar in Frankryk, daar het gros des Volks niet gelooft, dat de inënting den Lyder beveiligt tegen een tweeden aanval; daar de Geestelykheid, in het algemeen, dezelve, zelfs in een Godsdienstig licht, als schadelyk beschouwt; en daar de Geneeskundigen, by gebrek van oeffeninge, de behandeling deezer ziekte niet zo wel verstaan, als dezelve in Engeland bekend is, mag ik waagen te zeggen, zonder dat ik van vleierye beschuldigd worde, dat het een heldhaftig besluit was. Voeg hier by, dat, gelyk de Koning wist, dat, indien zyne Onderdaanen zyn voorbeeld volgden, het werk voornaamelyk moest gedaan worden door hunne eigene Heelmeesters en Geneeskundigen, hy zich ook geheel aan derzelver behandelinge overgaf, niettegenstaande, zo ik meene, sutton op deezen tyd te Parys was. De Koningin is van eene fraaie gedaante, schoon, en ten uitersten leevendig, kleedt zich in den tegenwoordigen smaak van hoofdsierselen, en zonder halsdoek, en spreidt daardoor een allerliefsten hals ten toon. Ik zag in een porcelein-winkel, te Parys, de beeldtenissen van den Koning en van de Koninginne, fraai uitgevoerd, en zeer wel gelykende, in porcelein. De Koning speelt op de harp, en de Koningin wordt verbeeld haar werk neder te leggen, om naar het speelen te luisteren. De beide beelden, omtrent een voet hoog, waren geplaatst in een fraai vertrek, en het geheel was het aartigste stuk poppegoed, dat ik immer zag. De prys was dertig guineas.’ Laatstlyk zyn by deeze Brieven nog gevoegd, Algemeene Onderrichtingen voor Vreemdelingen, die in Frankryk reizen, welken etlyke leerzaame Reislessen bevatten, die veelen te stade kunnen komen. |
|