Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1784
(1784)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 373]
| |
Nieuwe Aardryksbeschryving voor de Nederlandsche Jeugd, door den Heer W.E. de Perponcher, tot gebruik zyner Kinderen opgesteld. Te Utrecht, by de Wed. J.v. Schoonhoven, 1784. Behalven het Voorbericht, 532 bladz. in octavo.Het plan van onderwys, dat de Heer de Perponcher zigzelven voorgesteld heeft, leidt hem thans tot de Aardrykskunde, waarvan hy met dit Stukje een aanvang maakt. 's Mans Voorberigt, voor het zelve geplaatst, vordert eenigzins eene byzondere opmerking, in zo verre dezelve, buiten de algemeene onderrigting nopens de uitvoering en het gebruik van deeze Aardryksbeschryving, tevens behelst een ernstigen aandrang van de noodzaaklykheid, om zig zo wel op het beschaavende onderwys der Dogteren als der Zoonen toe te leggen; welke eerstgenoemden niet zelden, in dit geval, schandelyk verwaarloosd worden; 't welk meermaals ten gevolge heeft, dat zy zeer ongeschikte Moeders ter opvoedinge haarer Kinderen zyn. Zyn Ed. hegt hier aan, een beknopt verslag van zyne agtervolgende leerwyze, met nevensgaande aanmerkingen over dezelve. En 't gewaagen hiervan geeft hem aanleiding, om ook nog mede te deelen, een Gesprekje om aan Kinderen de Godlykheid des Bybels te bewyzen, als een Voorlooper van zyne beoogde ontvouwing der Geopenbaarde Waarheden. - Wat nu verder deeze zyne Aardryksbeschryving zelve betreft; de Heer de Perponcher brengt ons eerst onder 't oog, hoe men het onderwys in de Aardrykskunde met Kinderen ten meesten nutte kunne beginnen, en door welke middelen men hun hetzelve aangenaam en gemaklyk kan maaken. Hierop laat hy voorts volgen eene verklaaring van voorbereidende kundigheden, die tot deeze Weetenschap in 't algemeen behooren. En daarmede gaat hy bepaaldlyk tot zyne Aardryksbeschryving over; beginnende met eene beschryving der Vereenigde Nederlanden, als zynde het Vaderland, waartoe wy bovenal betrekking hebben, vestigt hy vervolgens het oog op de Oostenryksche Nederlanden; geeft verder een verslag van Vrankryk, en brengt nog in dit eerste Deel zyne berigten raakende de Brittannische Eilanden ten einde. Zyn Ed. behandelt dit alles als een Man van kunde, die, deezer Weetenschap meester zynde, het geen tot derzelver kennis behoort in een beknopt bestek klaar | |
[pagina 374]
| |
byeenbrengt, met vermyding van het overtollige, zonder van het weezenlyk noodige iets te verliezen. Uit dien hoofde is dit Werk van dien aart, dat het, hoewel in de eerste plaatse geschikt voor Kinderen, die reeds voorbereid zyn, ter wier onderrigtinge het met veel vrugts gebruikt kan worden, ook tevens voor meer bejaarden van weezenlyken dienst kunne zyn, indien ze lust hebben, om een geregeld denkbeeld van de Aardrykskunde, en 't geen daar toe betrekking heeft, te erlangen. - In 't behandelen der voorbereidende kundigheden, waartoe ook de kennis der verschillende Regeeringsvormen behoort, is ons eene voorstelling daarvan voorgekomen, in welke de Heer de Perponcher dit Stuk zo beknopt en duidelyk ontvouwt, dat wy gedagt hebben veelen geen ondienst te zullen doen, met dezelve ter deezer gelegenheid over te neemen. ‘Uit het 29 Gesprekje van 't 3de Deel onzes Onderwys p. 220 &c. (dus vangt hy aanGa naar voetnoot(*)) zult gy u herinneren kunnen, dat 'er in alle maatschappyen of samenwooningen van menschen Overheden zyn moeten, om wetten te maaken; regt onder de menschen te doen; alles wat tot de goede orde, de veiligheid en 't welzyn der maatschappy, dienstig is te bezorgen; en ten dien einde belastingen op te leggen; amptenaars aan te stellen; de zaaken van vreede en oorlog te bestieren, verbintenissen met andere volken aan te gaan; en wel byzonder ook de belangen te bevorderen van den koophandel, die zelf de algemeene band is, welke alle de volken der aarde, door wederzydsch belang, samen verbindt, en met behulp der zeevaart, (nu deeze haar kring tot alle de deelen der waereld heeft uitgebreid,) in eene groote, en zig over 't gantsche menschlyke geslagt, uitbreidende, maatschappy vereenigt. Het opperbestier, over de beschikking en bezorging dezer groote belangen, waarin eigentlyk het werk en gezag | |
[pagina 375]
| |
der hoogste Overigheid van ieder land bestaan, is, in sommige, schoon weinige landen, door het volk aan zigzelven behouden; invoegen, dat alle burgers, dat is, alle manspersoonen van zekere jaaren, door inboorlingschap, aankoop, of anderzins, dit regt verkreegen hebbende, van tyd tot tyd, in groote algemeene vergaderingen, by den anderen, komen; om, over alle deze onderwerpen, te raadpleegen en beslissing te doen, als mede de nodige amptenaars aan te stellen, ten einde de, in deze vergaderingen, gemaakte wetten en genomen besluiten, ter uitvoer te brengen. Zulke regeeringen worden Democratien of Volksregeeringen genaamd. In dezelven bezit een ieder, van regtswegen ten minsten, de grootste vryheid. Ook geeven zy eene byzondere kragt aan 't volks character; werken, ten sterksten, om aan allen belang en liefde, voor het Vaderland en 't gemeene welzyn, in te boezemen; en bieden aan een iegelyk de overvloedigste gelegenheden aan, om zyne gaven en vermogens te ontwikkelen, en, ten dienste van 't gemeen, in 't werk te stellen. Dan, daar tevens, in dezelven, de driften, ten sterksten, worden opgewekt, en elk zig even zeer als een ander geregtigd vindt, om zyn zin te hebben, en zyn gevoelen door te zetten; terwyl 'er gemeenlyks niemand, met genoegzaam gezag, bekleed is, om de heethoofdigsten, in bedwang, te houden, zyn deze regeeringen aan veele beroerten, twist en tweedragt onderheevig; gelyk ook men dikwils de buitenspoorigste, en tegen de vryheid en regten der byzondere leeden ten sterksten aanloopende, ja zelfs 't gemeene welzyn meest benadeelende besluiten, by zulke Volksvergaderingen, nemen zag; om dat de menigte, die, in dezelven, heerscht, zig meest, door haare driften, laat bestieren; en ook niet altyd verlicht genoeg, en wel genoeg onderrigt kan zyn, om haare en 's lands waare belangen te kennen. In andere landen, is de Oppermagt afgestaan, aan een min of meer groot getal, uit de voornaamsten en aanzienlyksten des lands, getrokken; en dit noemt men een Aristocratie, of Regeering der besten of aanzienlyksten. In dezelven vindt men gemeenlyks, daar zodanige Regenten beter onderweezen zyn, en meer tyd aan 't onderzoek en beleid van Regeeringszaaken geeven kunnen, het bestier, met meer wysheid en op een gelykmaatiger voet, ingerigt. Terwyl tevens die Regenten weinig genoeg, in getal, zyn, om gemaklyker, tot eenparigheid, te kunnen worden gebragt; en evenwel nog talryk genoeg, om de een den anderen, in be- | |
[pagina 376]
| |
dwang, te houden, en te beletten, dat een van allen de hun toebetrouwde magt misbruike. Dan ook dit wordt niet altoos, zonder twist en tweedragt, onder de leeden der Regeering en hunne aanhangelingen, en dus scheuring onder 't volk, te weeg gebragt. En wanneer deze leeden telkens, door 't geheele lichaam van 't volk, of een groot gedeelte van 't zelve, verkooren worden, geeft zulks, by ieder verkiezing, tot kuipery, omkoop, en niet zelden twist en beroertens, aanleiding. Vervullen zy, daarentegen, de onder hen openvallende plaatsen zelfs, dan weeten zy wel haast de geheele magt, onder een klein getal van geslachten, te brengen; verstaan zig met elkander; en maaken zig zodanig van alles meester, dat niets hun wederstaan kan, maar de voornaamsten uit hun zig, tot zoo veele kleine dwinglanden, opwerpen, die veilig en ongestraft hunne medeburgers, op allerlei wyzen, kunnen verdrukken en benadeelen. - Nog veel erger is 't, wanneer, gelyk in enkele Staaten plaats heeft, van regtswegen, en door de Staatsgesteltenis zelve, een klein getal geslachten alleen zig, tot de Oppermagt, geregtigd vindt; want daardoor wordt dan de weg, tot deze dwinglandy, die de eerstgenoemden, met veel moeite en gevaar, voor zig, ontsluiten moesten, voor dezen, van zelve en als van regtswegen gebaand. Beide deeze soorten van Regeeringen, die des volks en die der aanzienlyken, worden Gemeenehesten en Republicainsche of vrye Regeeringen genaamd; schoon in die van het tweede soort, in de laatstgemelde gevallen, weinig vryheid te vinden zy; uitgezonderd alleen voor de heerschende geslachten. In zeer veele landen, heeft men Vorsten of Alleenheerschers aangesteld. Dat is, men heeft een enkel persoon, met al 't gezag der Oppermagt, bekleed, en aan hem de beschikking, over alle de belangen van den Staat, overgelaaten. Zulke Regeeringen worden Monarchien of Alleenheerschingen genaamd, en de Vorsten, die ze bekleeden, draagen verscheiden benaamingen, van Keizers, Koningen, Prinsen, Hertogen &c. In zodanige regeeringen heeft men gemeenlyk de minste beroerten, en tweedragt, te wagten; ook kan men, onder dezelven, wanneer de Vorst een uitmuntend goed character, by uitmuntende bekwaamheden, voegt, en zyn volk, gelyk een vader zyne kinderen, behandelen wil, zoo vry, als gelukkig leeven. Dan daar 'er, in zulke Staatsgesteltenissen, gemeenlyks, niemand is, die den Vorst, of de geenen, aan wie hy zyne magt toever- | |
[pagina 377]
| |
trouwt, in toom kan houden, hangt alles ook van zyne en hunne goede geneigdheid af. Wil de Vorst zyne magt misbruiken, of laat hy toe, dat zy, door zyne gunstelingen, worde misbruikt, dan is niemand, tegen hunne verdrukking, veilig; niemand ooit een oogenblik zynes leevens, zyner eer, of zyner goederen zeker; en geen ingezeeten kan meer vryheid of geluk genieten, dan de Vorst of zyne gunstelingen hem wel laaten willen. Deze onzekerheid, deze afhanklykheid, van den wil en wenk eenes enkelen mensche breekt de kragt van 't Volkscharacter; doet het belang en de liefde, tot het Vaderland, verdwynen; dooft alle vermogens uit, en maakt ook die ingezeetenen, die daadlyk vry komen, door de geduurige vrees en ongerustheid, ongelukkig. En dit alles heeft dan, voornaamlyk en in den hoogsten trap, plaats, wanneer 't gezag van den Vorst, door geene grondwetten van Staat, binnen zeekere grenzen, bepaald is. Daar zulke wetten ten gronslag zyn gelegd, vindt de onderdaan, ten minsten van regtswegen, nog eenige bescherming en toevlugt; - die echter altoos geëerbiedigd wordt. - De meesten dezer Monarchien zyn erflyk, zoo dat, de Vorst gestorven zynde, zyn Zoon hem, terstond en van regtswegen, (en dus zonder opzigt op zyne bekwaamheden of inborst,) in al zyn gezag en magt, opvolge. Sommigen daarentegen zyn verkiesbaar, zoo dat, na 's Vorsten dood, een ander, door 't Volk, door de Voornaamsten, of door eenige daartoe gestelde Kiesheeren, tot deze hoogste waardigheid benoemd wordt. En deze verkiezingen geeven zeer dikwils, tot beroerten, tweedragt, scheuring, ja binnen- en buitenlandschen oorlog, aanleiding. Andere Regeeringen eindelyk zyn van een gemengden aart; zoo dat men b.v. wel een Koning hebbe, maar aan wien niet de geheele magt is toevertrouwd, daar hy 't gezag moet deelen, met een of meer Raden, of lichamen van Regenten en Volksvertooners; aangesteld om den Vorst te beletten, zyne magt, ter onderdrukking van 't Volk, te misbruiken. - En zulke gemengde regeeringen schynen wel de besten te zyn; ten minsten wanneer zy zoodanig zyn ingerigt, dat het bewind in handen der voornaamste zy; het volk aan zigzelve invloed genoeg behouden hebbe, om het voor de Regenten moeilyk en gevaarlyk te maaken, hun gezag te misbruiken, of van hunnen plicht af te gaan; en een uitsteekend persoon, amptenaar of vorst, met juist bepaald vermoogen, bekleed, deze twee magten in even- | |
[pagina 378]
| |
wigt houde; de meenigte der deelhebbenden, in de Regeering, tot eendragt, eenpaarigheid, en de bejaaging van 't algemeenste welzyn wederbrenge; mitsgaders, aan de uitvoering der besluiten, den vereischten spoed en nadruk geeve. Op dat dus, in deze gemengde Staatsgesteltenis, de gebreeken der eene regeeringsvorm, door de voordeelen der andere, zoo veel mooglyk, opgewogen en verbeterd worden; daar tog geene menschlyke regeering, zonder gebreeken en zwarigheden, bestaan kan.’ |
|