Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1784
(1784)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVervolg van Papieren in de zaek van J.J. le Sage ten Broek. A.L.M.Ph. et Th. Dr. enz. enz.Wegens deze zaek is ons ter hand gekomen ene Missive van dikaiophilus aan zyn Vriend te Middelburg: nevens eenige Stukken betrekkelyk de zaek van D. ten broek. Deze Brief raekt voornaemlyk het gedrag van het mindergetal des Kerkenraeds te Rotterdam, en strekt ter beantwoordinge der volgende Vragen. ‘1. Behelst het berigt, door de Minderheid, wegens de zaak van Doten Broek aan Hunne Ed. Gr. Mog. overgegeven niet een verkeerde voordragt van zaken, eene verdonkering van pryslyke - eene aantyging van verkeerde oogmerken in de Meerderheit? en heeft men den Souverain daardoor niet eenigzins misleid? 2. Was de Minderheit verpligt, of zelfs wel bevoegd tot het overleveren van zulk een afzonderlyk Berigt? 3. Mogt zy dit zoo heimelyk en buiten eenige communicatie aan de Meerderheit verrichten, daar de Meerderheit het haare in den Kerkeraad gecommuniceerd heeft? En eindelyk 4. Heeft de Man, die het laatstgemelde als Scriba ondertekend heeft, in het byzonder, zich in dit geval niet zeer onheusch en onbetamelyk gedragen?’ Dikaiophilus beantwoord deze Vragen, met ene ontvouwing van de toedragt der zaken, op zodanig ene manier, dat hy ten klaerste toone, hoe 'er in dit alles niets berispelyks plaets hebbe. Ten dien einde gaet nevens deze Missive: het Request van Do. ten Broek, het berigt van de Meerderheid, benevens dat der Minderheid, met de daer toe behoorende Bylagen, en | |
[pagina 368]
| |
de Resolutie van de Heeren Staten van Holland en Westvriesland, op het inzien en overwegen dezer Schriften, in Hun Ed. Gr. Mog. Vergadering genomen: des de tot dit geval betrekkelyke Papieren hier by elkander gevonden worden. - Meer bepaeld tot de Leerstelling van Do. ten Broek zelve, is een ander Stukje, getyteld Tweede Dubbel-Tweetal Brieven aan en van den Hoog-Eerwaarden Heer ten Broek, zynde een vervolg van het voorige Dubbel-Tweetal, waervan wy onlangs gewag gemaekt hebbenGa naar voetnoot(*). By de melding dezer eerste Brieven, waeruit wy de beknopte opgave van 's Mans gevoelen medegedeeld hebben, zagen wy die Brieven aen, als best geschikt om ene grondige kennis van het wezenlyke verschil in dezen behandeld te verkrygen; en dit tweede dubbeld-tweetal bevestigt ons in die gedachten; daer deze laetste Brieven nog nader strekken ter ophelderinge van enige byzondere bedenkingen, welken daeromtrent zouden kunnen ontstaen; weshalven deze Brieven, in dit stuk, bovenal opmerking vorderen. Men voege hierby een Geschrift, 't welk juist niet regelrecht tot deze soort van Papieren behoort, maer 'er echter van ter zyde wel duidelyk betrekking toe heeft, als by deze gelegenheld opgesteld. Het is getyteld, de byzonderheden van Jesus Borgbetaaling, nevens de werkzaamheden van Gods Volk omtrent dezelve, opgehelderd door eenige voorbeelden. Na voorafgaande aanmerkingen over 's Heilands lijdende en doende gehoorzaamheid in 't gemeen, met oplossing der voornaamste tegenbedenkingen. Alles voorgedraagen in eenen Brief van J.C. Appelius, Predikant te Zuidbroek en Muntendam. Geschreeven aan, en uitgegeeven door J. Habbema, Dr. der H. Godgel. en Predikant te Rotterdam. De Eerwaerde Habbema, door den geleerden Schryver, de vryheid hebbende om dezen Brief door den druk gemeen te maken, heeft, gelyk hy in zyne Voorreden zegt, denzelven uitgegeven, ‘onder eenen Titel, waarin hij den hoofdzaakelijken inhoud heeft getragt op te geeven, en onder de aandagt te brengen:’ ook kan men uit den titel genoegzaem afnemen wat het hoofdbedoelde van den Brief geweest zy. De Eerwaerde Appelius en Habbema zyn in hunne denkbeelden over 't Borgtogtlyke lyden van den Heiland, in deszelfs byzonderheden eenstemmig; des de inhoud van dezen Brief, wat het wezenlyke betreft, nagenoeg dezelfde zy, als die van het bekende Geschrift | |
[pagina 369]
| |
van den laetstgenoemden. Voor hun derhalven, die den aert van 't verschil tusschen de Eerwaerde Heren Habbema en ten Broek begeerig zyn nog verder na te spooren, kan deze Brief van enigen dienst zyn, voor zo ver het Stuk hier en daer wel eens een weinig uit een ander gezichtspunt beschouwd word; dat echter in de zaek des verschils geen verandering te wege brengt. |
|