Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1784
(1784)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHistorie van den Graave De Valmont. Uit het Fransch vertaald. Tweede Deel. Te Delft, by J. de Groot Pz., 1784. In gr. octavo, 310 bladz.Op het doorbladeren van 't eerste Deel, hebben wy dit Geschrift: reeds als nuttig beschouwdGa naar voetnoot(*), en in deeze gunstige gedagten zyn we, by de leezing van het tweede Deel, nog meer bevestigd geworden. Het eerste Deel stelt ons den Graaf de Valmont voor in zyne losbandige en wispeltuurige Jeugd; waarin hy zig, door zyn wangedrag, herhaalde onheilen op den hals haalt. In 't tweede Deel ontmoeten wy hem, als op den weg der Deugd gekeerd, en zyne denk- en leevenswyze schetst ons het character van een by uitstek voortreffelyk Man. Deugd en Naarstigheid hebben hem met Rykdom begiftigd; hy keert, na eene veeljaarige afweezigheid, weder na zyn Vaderland, en ontdekt eerlang zynen Zoon, voor wien hy zig, uit hoofde van het vroegere voorgevallen, egter geheel onbekend houdt. Hy weet, met een omzigtig | |
[pagina 354]
| |
beleid, zig als een onbekend persoon van groot vermogen by zynen Zoon in te wikkelen, en brengt het, na verloop van eenigen tyd, zo verre, dat hy gansch gemeenzaam met zynen Zoon en deszelfs Huisgezin worde. Zulks heeft voorts ten gevolge, dat hy, hoewel steeds onbekend, de opvoeding van zynen Kleinzoon grootlyks op zig neeme. Van dien tyd af komt hy voor als een Gouverneur, die een Persoon van aanzien onder zyn opzigt heeft; die hem als Vriend en Raadgeever op de Academie vergezelt, en hem als zodanig een byblyft, tot dat hy hem, naar wensch, tot een gelukkig huwelyk brengt. Het gansche gedrag van den Graaf de Valmont, omtrent zynen aankweekeling, verleent eene reeks van nutte lessen, die met vrugt in de opvoeding der Jeugd in agt genomen kunnen worden; het welk dit Geschrift des te leerzaamer maakt. De verschillende omstandigheden in welken deeze Jongeling zig bevindt, en 's Graaven verstandige leiding in ieder van dezelven, geeven eene verscheidenheid van voorbeelden, die en der Jeugd, en den zodanigen aan welken derzelver opvoeding is aanbevolen, te stade kunnen komen. |
|