eischte reden aanduidt; en op eene soortgelyke wyze handelt hy ook over de al of niet passende bycieraaden, met redengeeving van 't geen men daaromtrent in agt heeft te neemen. Hiermede gekomen zynde tot het opgeeven der bepaalingen en maaten van ieder deel, mitsgaders om te toonen, hoe men, om het een en ander, 't zy op het papier of in het werk zelve daar te stellen, te handelen hebbe, schikt hy zyn Geschrift, overeenkomstig met zyne opgave, in deeze orde. ‘Wij beginnen, zegt hy, met het voetstuk, Pedestal, en den voet der kolom, of het Basement, te leeren maaken: Waarop wij over het Hoofd met de geheele boven lijst, en vervolgens over het Lijf der eerste of Torkaansche Order zullen handelen; En hiermede tot de
vijfde of Korinthische voortgaan; Dan zullen wij de afstanden der kolommen aantoonen, zoo verre als dezelve in ieder Order van de anderen konnen en moeten geplaatst worden, en wat men tusschen ieder wijdte, 't zij van poorten, deuren, vensters of nissen maaken kan; Daarna gaan wij over tot het maaken van Poorten, zoo wel met, als zonder Pedestallen; Vervolgens tot Gaandereiën, of wat van dien aart zij, rustende op Kolommen; Eindelyk zullen we van Geevels, zoo met ronde Kolommen als platte Pilasters, spreeken.’ Ieder deezer opgemelde byzonderheden worden, in 't verder beloop van dit Werk, duidelyk verklaard, met behulp van twintig nevensgaande Plaaten, naar eene juiste afmeeting getekend, en alleszins naauwkeurig uitgevoerd. Ten laatste besluit hy zyn Werk nog met deeze waarschuwende les.
‘Indien men zyn werk wil doen behaagen, behoeft men juist den Beeldhouwer niet altijd bij de hand te hebben; men kan buiten dien wel goed en schoon werk maaken; maar dan moet men ook niet onbedagt te werk gaan. Eene op een stapeling en gebruik van stukken, die niemand weet te noemen, of kan besessen waar toe zij in het werk dienen, is voor kundigen niet fraai; maar als alles tot zijn einde, waartoe het geschikt is, bekwaam is; niets wat noodig was achtergelaten, en ook niets overtollig gebruikt is; zulk werk, al is het eenvouwig, zal altijd voldoen. - Men zie dan eerst als men iets ordouneert of het nodig en tot zijn einde bekwaam zij; en dit zo zijnde kan men het zelve gerust gebruiken. - Vooral overlaade men zijn werk nimmer met bloemen-en lofwerken, als of dat het werk zoude veraangenaamen, daar zulks het tegendeel veeltijds